Antwoorden op kamervragen van Joldersma en Jan de Vries over drugsgebruik en
handel in en rondom scholen
Kamerstuk, 24-1-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2652324
24 januari 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst, mede namens de ministers van OCW
en Justitie, op de vragen van de Kamerleden Joldersma en Jan de Vries
(beiden CDA) over drugsgebruik en -handel in en rondom scholen
(2050605590).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de verontrustende berichten dat op en rond
scholen veelvuldig drugs gebruikt en gedeald wordt?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Beschikt u over gegevens op hoeveel scholen drugs gebruikt en gedeald
wordt en is bekend om welke drugs het gaat?
Antwoord 2
Er zijn op dit moment nog geen betrouwbare gegevens beschikbaar over
drugsgebruik en dealen op scholen. In het kader van het door de
minister van OCW opgestelde `Plan van aanpak veiligheid in het
onderwijs en de opvang van risicoleerlingen' wordt momenteel echter
een veiligheidsmonitor in het voortgezet onderwijs uitgevoerd. In deze
monitor wordt onder meer informatie verzameld over het gebruik en de
handel in drugs op school. De resultaten van deze monitor komen dit
voorjaar beschikbaar. Zoals bij de begrotingsbehandeling van het
ministerie van OCW is toegezegd, zal uw Kamer daarover rond de zomer
geïnformeerd worden.
Volgens het door Spunk - een magazine dat is samengesteld door
jongeren - uitgevoerde onderzoek wordt op 89% van de scholen drugs
gedeald door leerlingen. Deze gegevens zijn niet verkregen door middel
van representatief en wetenschappelijk verantwoord onderzoek. Op basis
van de door Spunk genoemde cijfers, kunnen derhalve geen uitspraken
gedaan worden over drugsgebruik en dealen op scholen.
Algemene gebruikscijfers zijn er wel. In dit verband kan ik melden dat
het gebruik van drugs onder scholieren op middelbare scholen tussen
1996 en 2003 stabiliseerde of licht daalde (Jaarbericht 2004,
Nationale Drug Monitor).
Vraag 3
Is bekend hoe vaak scholen aangifte hebben gedaan van ongeoorloofd
drugsbezit en drugshandel in en rondom de school?
Antwoord 3
Nee, uit de beschikbare registratiesystemen (bedrijfsprocessensysteem)
van de politie zijn deze cijfers niet direct herleidbaar.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel scholen precies meedoen aan het project
`gezonde school en genotmiddelen' en hoeveel scholen een actief
drugsbeleid voeren waarin drugs en het aanpakken van drugs wordt
besproken met leerlingen, leraren en ouders?
Antwoord 4
Het door VWS gefinancierde project `De gezonde school en
genotmiddelen' is een preventieproject voor basisscholen en scholen
voor voortgezet onderwijs om (riskant) gebruik van tabak, alcohol en
drugs te voorkomen. De eigen verantwoordelijkheid staat centraal;
jongeren worden gestimuleerd om verantwoorde keuzes te maken over hun
eigen gedrag. Dit maakt deel uit van de bredere `Gezonde school'
aanpak.
Jaarlijks wordt het project op 22% van de basisscholen en 50% van de
scholen voor voortgezet onderwijs uitgevoerd en naar schatting door
400.000 tot 550.000 leerlingen gevolgd. Het project `De gezonde school
en genotmiddelen' biedt scholen een hulpmiddel dat niet alleen
aandacht besteedt aan drugsgebruik onder jongeren, maar waarbij ook
handreikingen worden geboden voor het ontwikkelen van een op de eigen
school toegesneden drugsbeleid.
Het project bestaat uit verschillende onderdelen, zoals voorlichting,
een schoolreglement, het betrekken van ouders en het verbeteren van de
zorgstructuur. Het merendeel van de betrokken scholen is actief op
diverse onderdelen van het project.
Vraag 5
Deelt u de mening dat meer scholen mee moeten doen aan het project
`gezonde school en genotmiddelen' en bent u bereid er in 2006 naar te
streven dat alle scholen aan dit project meedoen?
Antwoord 5
Ik deel uw mening tot op zekere hoogte. Ik vind het van groot belang
dat scholen op een effectieve manier werken aan het voorkomen van
riskant gedrag met betrekking tot drugs, alcohol en tabak. Scholen
kunnen daarbij onder meer gebruik maken van het project `De gezonde
school en genotmiddelen'. Vaak wordt hierover door de schoolleiding
met de medezeggenschapsraad van de school gesproken.
Het Trimbos Instituut is gevraagd om binnen de vervolgsubsidie voor
2006 en 2007 prioriteit te geven aan het verhogen (basisonderwijs) en
het behouden (voortgezet onderwijs) van de huidige implementatiegraad.
Scholen kunnen echter niet verplicht worden tot het deelnemen aan het
specifieke project `De gezonde school en genotmiddelen'. Het beleid
van het ministerie van OCW is gericht op het bieden van ruimte aan
scholen, zonder teveel dwingende wet- en regelgeving, zodat deze hun
eigen beleid kunnen ontwikkelen en zo tot maatwerk kunnen komen.
Daarbij is de bewustwording van de leerlingen wat betreft hun
leefgewoontes natuurlijk van belang. Het aandachtspunt `het bevorderen
van gezond gedrag' is daarom expliciet opgenomen in de kerndoelen die
gelden voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet
onderwijs. Zo worden leerlingen geïnformeerd hoe ze gezond kunnen
leven en zich bewust kunnen worden van een gezond leefpatroon.
Vraag 6
Ziet u mogelijkheden om analoog aan de leidraad kledingvoorschriften
voor scholen een leidraad drugs en alcohol te ontwikkelen voor scholen
in het voortgezet onderwijs?
Antwoord 6
Het is niet nodig een aparte leidraad drugs en alcohol te ontwikkelen.
In het kader van het project `De gezonde school en genotmiddelen` is
namelijk al een handleiding voor scholen ontwikkeld (het onderdeel
`reglementeren'). Deze handleiding geeft richtlijnen voor het
opstellen van een reglement over genotmiddelen. Er wordt informatie
gegeven over de Nederlandse wetgeving, het bevat een handreiking voor
een schoolreglement en er worden suggesties gedaan over hoe om te gaan
met overtreding van de regels.
Als aanvulling op dit onderdeel van het project is met financiering
van VWS het project `No Deal!' ontwikkeld door het Trimbos Instituut.
Scholen kunnen deze richtlijnen gebruiken wanneer zij geconfronteerd
worden met dealen, of wanneer ze aanvullend preventiebeleid willen
voeren. Op dit moment wordt het onderdeel `reglementeren' herzien; `No
Deal!' zal hier onderdeel van uit gaan maken.
Ik ben van mening dat deze handleiding en aanvullende richtlijnen
toereikend zijn en er geen aparte leidraad ontwikkeld hoeft te worden.
Overigens is de 'leidraad kleding op scholen' ontwikkeld om scholen te
informeren over de eisen die aan kleding mogen worden gesteld.
Criteria hierbij zijn dat er geen sprake mag zijn van discriminatie en
dat de vrijheid van godsdienst niet mag worden aangetast. Als het gaat
om het ontwikkelen van beleid betreffende het gebruik en de handel van
alcohol en drugs spelen dergelijke kwesties niet.
Vraag 7
Deelt u de mening dat er voor gemeente en politie een rol is weggelegd
om scholen te ondersteunen bij het uitbannen van drugsgebruik en
dealen in en rondom de school?
Antwoord 7
Gemeenten (GGD'en) zijn vaak al - als intermediair - betrokken bij het
ondersteunen van scholen vanwege het project `De gezonde school en
genotmiddelen'. De GGD en de instelling voor verslavingszorg maken
afspraken met scholen over het project. De scholen die met het project
`No Deal!' werken, hebben in dit kader reeds afspraken met gemeente en
politie.
Vraag 8
Op welke manier gaat u actief bevorderen dat gemeenten geen
coffeeshops in de buurt van scholen gedogen?
Antwoord 8
Gemeenten zullen - zoals is toegezegd door de minister van BZK tijdens
het Algemeen Overleg Drugs van 14 december 2005 - nader geïnformeerd
worden over het hanteren van een afstandscriterium van coffeeshops tot
scholen. Om tot lokaal maatwerk te komen op dit punt, kan een
afstands- of nabijheidscriterium ten opzichte van scholen in het
gemeentelijk coffeeshopbeleid worden opgenomen. Overigens is uit
onderzoek gebleken dat in 2003 reeds 80 van de 103 gemeenten met
coffeeshops (78%) een dergelijk afstandscriterium voor coffeeshops ten
opzichte van scholen hanteren (Coffeeshops in Nederland 2004).
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport