KPMG


Lage researchinvesteringen nekken Westerse industrie

31 januari 2006

Productiebedrijven in West Europa geven te weinig geld uit aan research & development om op een mondiale schaal te kunnen overleven. Met uitzondering van landen als Zweden, Denemarken en Duitsland investeren de Westerse landen te weinig in innovatie en nieuwe producten om te kunnen concurreren met landen als China en Japan en zich te kunnen beschermen tegen de toenemende prijzenslag.

Zorgelijk is de situatie voor Italië en Spanje die niet meer dan 1% van hun bruto nationaal product uitgeven aan r&d, waarmee de industrie in deze landen erg kwetsbaar is, geen onderscheidend vermogen meer kent en de concurrentie van de lage lonen-landen op haar nek krijgt. Dit blijkt uit internationaal onderzoek van KPMG en de Economist Intelligence Unit onder ruim tweehonderd managers van productiebedrijven. Van de onderzochte bedrijven is slechts 25% van plan te investeren in innovatie om de winstgevendheid flink op te voeren. West Europese bedrijven verwachten dat de verkoop van hun producten op de thuismarkt de komende tijd verder zal dalen van 64% naar 57%. Noord Amerikaanse bedrijven zien de verkoop van hun producten in eigen land teruglopen van 69 tot 63%.

De bedrijven zien de Aziatische landen volgens William Koot van KPMG Business Advisory Services overigens niet alleen als een bedreiging. Koot: De stagnerende groei in de Westerse thuismarkten noodzaakt de bedrijven de groei de komende jaren vooral te zoeken in de opkomende, Aziatische markten. Door de beperkte ervaring van de Westerse landen met deze markten is een gedegen analyse van de risicos echter een vereiste. De bedrijven die in deze markten willen investeren maken zich bijvoorbeeld grote zorgen over de macro-economische en valutarisicos die zij daar lopen. Risicomanagement krijgt in de industriële wereld echter nog te weinig aandacht. Een meerderheid van de bedrijven kent geen chief risk officer (CRO) of een hoofd risico management. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de financiële instellingen waar 60% van de bedrijven een CRO in dienst heeft, hebben van de onderzochte West Europese bedrijven slechts twee ondernemingen een dergelijke functie. Bij de overige ondernemingen doet de hoogste baas of de financieel directeur risk management erbij.

Hoewel de lage arbeidskosten voor bijna 70% van de bedrijven het belangrijkste criterium vormen bij de keuze van de productielocatie, moeten zij volgens Koot in de Aziatische landen rekening houden met een forse stijging van de loonkosten. Koot: De loonkosten in China bijvoorbeeld zullen op korte termijn fors toenemen. De nationale munt wordt enorm ondergewaardeerd ten opzichte van de dollar en de euro, de belangrijkste reden voor Chinas rivaliteit als productielocatie en haar geweldige handelsoverschot. Hoewel de Chinese autoriteiten nog altijd grote hoeveelheden Amerikaanse valuta opkopen om de koers van de eigen munt laag te houden, is een ingrijpende herijking van de koersen noodzakelijk om de volledig scheefgegroeide handelsbalans recht te trekken. Dit kan een omvangrijke revaluatie van de renminbi betekenen, waardoor China voor buitenlandse bedrijven in één keer een veel duurder land wordt om produceren."

Voor nadere informatie: Andy Bellm, telefoon (020) 656 7039

© 2006 KPMG Holding N.V., member of KPMG International, a Swiss cooperative. All rights reserved.