Rijksuniversiteit Groningen

Inhoud van de pagina:

`Geef werkgevers en sociale partners de ruimte in het bepalen van ontslagprocedures'

Wijnand Zondag, hoogleraar Arbeidsrecht:

Het Nederlandse ontslagstelsel staat ter discussie. Werkgeversorganisatie VNO-NCW vraagt om flexibilisering van de wetgeving. Minister De Geus van Sociale Zaken heeft een wetsvoorstel ter versoepeling van het ontslagrecht overwogen, maar zag daar onlangs toch van af. Onverstandig, vindt Wijnand Zondag, hoogleraar Arbeidsrecht aan de RUG, want de ontslagprocedure kan sneller en beter. `Het huidige ontslagstelsel is onhandig voor werkgevers en oneerlijk voor werknemers.'

Hoe verloopt een ontslag nu in Nederland ?

`Op dit moment kennen we het zogenaamde `tweesporenstelsel'. Wil een werkgever een werknemer eenzijdig ontslaan dan heeft hij twee mogelijkheden: de ontslagprocedure verloopt via de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen (CWI), of via de kantonrechter. Bij de CWI beoordeelt een commissie of het ontslag redelijk is op basis van bedrijfs-economische gronden en persoonlijk functioneren van de werknemer. De tweede ontslagprocedure verloopt via de kantonrechter, die een `ontbindingsverzoek' onderwerpt aan ruim geformuleerde redelijkheidscriteria.

Bij een reorganisatie verloopt de selectie van werknemers in de CWI-procedure volgens het principe last in first out: de laatst in dienst genomen werknemers worden het eerst ontslagen. Per 1 maart hanteert de CWI ook het afspiegelingsbeginsel: ontslagen moeten plaatsvinden op basis van evenredigheid. Als een derde van de werknemers ouder is dan vijftig, dan moet ook een derde van de ontslagen vallen in die leeftijdscategorie. In de ontbindingsprocedure is de kantonrechter niet gebonden aan deze criteria.'

Wat schort er aan het huidige ontslagstelsel?

`Het punt is dat een werkgever van de CWI wel toestemming kan krijgen voor ontslag, maar dat een werknemer zich in een substantieel aantal gevallen kan beroepen op een ontslagverbod. In een aantal situaties mogen werknemers niet worden ontslagen, ook niet nadat de CWI toestemming voor het ontslag heeft gegeven. Als de werknemer lid is van de ondernemingsraad bijvoorbeeld, niet langer dan twee jaar ziek is of zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet (de zogenaamde `tijdens'-verboden). Ook mag een werknemer niet worden ontslagen omdat hij gebruik maakt van bijvoorbeeld zijn recht op ouderschaps-verlof of aanpassing van de arbeidsduur (de `wegens'-verboden). Werknemers in deze situaties genieten een `dubbele' bescherming. Ze worden net als alle andere werknemers beschermd door de eis van een voorafgaande toetsing door de CWI, maar kunnen daarnaast een beroep doen op een ontslagverbod. Dat leidt voor werkgevers tot een tamelijk gecompliceerde situatie.

Stel, bedrijf X gaat reorganiseren. Er moeten vijftig mensen uit. De meeste mensen zullen via de CWI worden ontslagen volgens het afspiegelingsprincipe en het principe van last in first out. Maar voor werknemers die in de or zitting hebben, zwangerschapsverlof genieten of (nog geen twee jaar) ziek zijn, heeft het geen zin om de CWI-route te nemen. Voor het ontslag van deze werknemers moet de werkgever naar de kantonrechter, die moet beoordelen of het ontslag geen verband houdt met de ontslagverboden. Het kan gebeuren dat deze werknemers wel een flinke vergoeding van de kantonrechter meekrijgen, terwijl werknemers die via de CWI-route zijn ontslagen, bij het ontbreken van een degelijk sociaal plan weinig of niets hebben meegekregen. Dat heeft een zekere ongelijkheid in zich.'

Hoe kan de wetgever het ontslagstelsel verbeteren?

`De lijst van ontslagverboden wordt alsmaar langer. Het argument van de wetgever hiervoor is elke keer bij het creëren van nieuwe rechten: voor andere regelingen hebben we dat ook gedaan. Dat is een onzinargument. Ik kan me goed vinden in het voorstel van VNO-NCW om de lijst ontslagverboden kritisch te bekijken. Zijn die allemaal wel zo noodzakelijk?

Natuurlijk is het juist dat or-leden extra bescherming krijgen: zij moeten juist bij een reorganisatie kritisch op de werkgever blijven. Maar moet dat ook onverkort voor zieke werknemers gelden? Is twee jaar niet erg lang? De `wegens'-verboden kunnen wat mij betreft worden afgeschaft. Hiermee houdt de CWI of rechter heus wel rekening.'

Minister De Geus maakt een vergissing, zegt u. Waarom?

`In het voorstel van De Geus mogen werkgevers en vakbeweging eigen ontslagcriteria afspreken in cao's. Een werkgever kan bijvoorbeeld met vakbonden overeenkomen dat niet alleen wordt geselecteerd op grond van last in first out, maar ook op basis van kwaliteit. Als dat in een cao overeen is gekomen, dan heeft deze werkgever vervolgens een eigen ontslagroute gecreëerd. De toetsing van de ontslagen vindt plaats door een interne commissie in plaats van de CWI. Daarna kan de werknemer nog altijd een beroep doen op de rechter.

Minister De Geus is geschrokken van de kritische geluiden, onder andere van het Centraal Planbureau. Zo zouden met name oudere werknemers de dupe worden van de plannen. Dat risico kun je ook terugdringen door andere maatregelen, bijvoorbeeld door premiedifferentiatie in de WW: werk je als bedrijf een oudere werknemer eruit, dan hoort daar ook een hogere WW-premie bij. Het is ook de verantwoordelijkheid van de sociale partners om bij het opstellen van alternatieve selectiecriteria rekening te houden met dergelijke ongewenste neveneffecten.

Naar mijn mening zal eerst met het nieuwe model moeten worden geëxperimenteerd, zoals ABN Amro al volop doet (en deze ontslagen momenteel via de kantonrechtersroute doorvoert, omdat de CWI hieraan niet mag meewerken). Pas dan kun je definitieve conclusies trekken over de wenselijkheid van eigen initiatief in het ontslagrecht.

Blijft de minister bij zijn standpunt - hij wacht nu het oordeel van de SER af - dan vind ik dat de CWI meer ruimte moet krijgen om, behalve met het afspiegelingsbeginsel en het anciënniteitsbeginsel, ook rekening te houden met `kwaliteit' van de werknemer. Het moet voor een werkgever mogelijk worden om bij een reorganisatie zijn beste krachten te behouden.'

Curriculum Vitae

Wijnand Zondag (1973) studeerde rechten in Utrecht en promoveerde in 2001 in Rotterdam op een onderzoek naar tijdelijke werktijdverkorting. Sinds 2003 is hij hoogleraar Arbeidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Samen met C.J. Loonstra publiceerde hij in 2004 Arbeidsrechtelijke themata, een handboek arbeidsrecht, en in 2005 Sdu Commentaar Arbeidsrecht, een bundeling van commentaren op het arbeidsrecht. Zondag is plaatsvervangend raadsheer van het Gerechtshof Leeuwarden en adviseur van advocatenkantoor CMS Derks Star Busmann. /RC

Informatie

prof.mr.dr. W.A. Zondag, tel. (050) 363 57 72, e-mail w.a.zondag@rug.nl