Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
24 januari 2006 UB/K/06/8228
nr. 2050606910
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid De Wit 31 januari 2006
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid De Wit (SP) over het oordeel van
rechtbanken over de aanpassing van het systeem voor beoordeling van arbeidsongeschiktheid.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2
2050606910
Vragen van het lid de Wit (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het
oordeel van rechtbanken over de aanpassing van het systeem voor beoordeling van
arbeidsongeschiktheid. (Ingezonden 23 januari 2006)
1
Hebt u kennisgenomen van het oordeel van de Rechtbank Almelo dat de meest fundamentele
bedenkingen die de Centrale Raad van Beroep tegen het Claim beoordelings- en borgingssyteem
(CBBS) heeft geformuleerd ook gelden voor de aangepaste versie van het CBBS? 1)
2
Hebt u kennisgenomen van het oordeel van de Rechtbank Breda dat het gewijzigde CBBS niet
voldoet aan een toereikend niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van het
schattingsbesluit? 2)
3
Welke gevolgen verbindt u aan de conclusie van beide rechtbanken dat zij in beginsel de besluiten
van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), die met het CBBS zijn genomen,
zullen vernietigen?
Antwoord 1, 2 en 3
Ik heb kennis genomen van de betreffende rechtbankuitspraken. Voorts verwijs ik naar mijn
antwoord van 25 januari jl. op de eerdere vragen van het lid De Wit over dit onderwerp.
4
Is de verwachting gerechtvaardigd dat andere rechtbanken de recente uitspraken van
bovengenoemde rechtbanken en eerdere soortgelijke uitspraken van de Rechtbank Maastricht en
de Rechtbank Leeuwarden zullen volgen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Ik ga er vanuit dat het UWV het CBBS heeft aangepast conform de aspecten die de Centrale
Raad van Beroep (CRvB) heeft benoemd in de uitspraken van 9 november 2004. Het is de taak
van de rechterlijke macht om dat te toetsen en daarover een uitspraak te doen. Tot op heden zijn
slechts enkele Rechtbank-uitspraken bekend waarin de motivering door de arbeidsdeskundige in
relatie tot het gebruik van het CBBS als onvoldoende wordt aangemerkt. In deze Rechtbank-
uitspraken staat overigens niet zozeer de uitkomst van de herbeoordeling ter discussie alswel de
inzichtelijkheid van de beslissing.
Daarnaast is ook een uitspraak bekend waarin geoordeeld wordt dat de inzichtelijkheid voldoende
gewaarborgd is in geval de markering "M" wordt omgezet in de markering "G" zonder nadere
motivering door de arbeidsdeskundige.
Voorts mag worden aangenomen dat het CBBS als hulpmiddel impliciet is aanvaard in die zaken
waarin UWV met betrekking tot de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in beroep
in het gelijk is gesteld.
3
5
Is er nog sprake van rechtsgelijkheid nu degenen die hun bezwaar over de herbeoordeling van de
arbeidsongeschiktheid aan de rechter voorleggen onder verwijzing naar het CBBS in het gelijk
worden gesteld en degenen die dat niet doen of kunnen doen vaak de gehele of een deel van de
WAO-uitkering verliezen? Zo neen, waarom wel?
Antwoord 5
Ja. Eenieder heeft immers gelijke mogelijkheden, conform de bepalingen in de Algemene Wet
Bestuursrecht, om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen beslissingen van het UWV omtrent de
mate van arbeidsongeschiktheid.
6
Deelt u de conclusie dat de besluiten van het UWV inzake de herbeoordeling met behulp van het
CBBS de toets der kritiek niet kunnen doorstaan en derhalve de herbeoordelingsoperatie met
onmiddellijke ingang gestaakt moet worden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
Deze conclusie deel ik niet. UWV staat op het standpunt dat het CBBS is aangepast conform de
aspecten die de CRvB heeft benoemd in de uitspraken van 9 november 2004. UWV tekent
daarom hoger beroep aan in de beroepszaken die zich daarvoor lenen. Aangezien sprake is van
uiteenlopende standpunten van rechtbanken, is het hoger beroep mede van belang om duidelijkheid
te verkrijgen.
7
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het algemene overleg op 2 februari 2006 over de stand van
zaken van de herbeoordelingsoperatie?
Antwoord 7
Ja
1) LJN: AU9775 en AU9777 (uitspraken van 13 januari 2006)
2) LJN: AU9030 (uitspraak van 3 januari 2006)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid