ChristenUnie


Bijdrage debat Wijziging wet WW-stelsel dinsdag 31 januari 2006 - 09:39

Tineke Huizinga-Heringa:

Voorzitter. De WW en de WAO zullen aan het einde van deze kabinetsperiode behoorlijk zijn veranderd. De verbouwing van deze werknemersverzekeringen is een belangrijk onderdeel van de hervormingsagenda van dit kabinet en op zichzelf een prestatie van formaat, al zijn wij het niet met alles eens.

De wijzigingen van de WW hebben tot heel wat minder commotie geleid dan de wijzigingen van de WAO. Dat wil zeggen: er was wel veel commotie, maar die is grotendeels verdwenen nadat het kabinet heeft besloten, de kortdurende uitkering en de ontslaguitkering in stand te houden. De nu nog resterende voorstellen met betrekking tot de WW hebben minder vergaande gevolgen voor werknemers dan bijvoorbeeld de wijzigingen in de WAO.

Wij hebben het vandaag over twee wetsvoorstellen. Mijn fractie vindt het jammer dat de herziening van de WW zo verbrokkeld vorm krijgt. Op dat punt had er naar onze mening meer regie mogen zijn. Het oude wetsvoorstel betreffende de aanscherping van de wekeneis lijkt een beetje in de vergetelheid te zijn geraakt. Eigenlijk hebben wij daarover vandaag de tweede termijn, bijna een jaar na de eerste termijn. Ik wil er niet te veel woorden aan wijden. Voor mijn fractie had deze wijziging niet gehoeven. Ik denk dat de wijziging van het WW-stelsel meer kan bijdragen aan een andere cultuur rond werkloosheid. Deze aanscherping van de wekeneis lijkt mijn fractie toch vooral een bezuinigingsmaatregel. Wij gaan ervan uit dat de forse aanscherping niet zal leiden tot onoverkomelijke problemen in de agrarische en culturele sector en in de horeca. Wel vragen wij ons af of het gevolg niet een verdere terugloop zal zijn van het arbeidsaanbod in deze sectoren. Kan de minister de Kamer op dat punt geruststellen?

Dan het nieuwe wetsvoorstel, de wijziging van het WW-stelsel. Het is duidelijk dat daarvoor breed draagvlak bestaat, met dank aan de SER. Na de schriftelijke inbreng van de fracties in het verslag zijn ook nog eens de scherpe kanten ervan afgehaald. Ik denk dan aan het schrappen van de preventieprikkel en van het voorstel om bij CAO eigen ontslagcriteria overeen te komen. Mijn fractie heeft al in het algemeen overleg van september aangegeven, moeite te hebben met het vaststellen van ontslagcriteria bij CAO. Wij vinden het jammer dat de minister geen oren heeft naar de oplossing die wij samen met de VVD-fractie hebben voorgesteld om te komen tot een verruiming van het onmisbaarheidscriterium. Heeft de minister daar misschien nu andere gedachten over?

In het verslag bij dit wetsvoorstel heb ik mijn twijfel uitgesproken over de wenselijkheid van een preventieprikkel. Het had er alle schijn van dat met dit instrument alsnog de zeer omstreden werkgeversbijdrage voor de oudere werknemers via een achterdeur binnengehaald wordt, terwijl de Kamer zich daar behoorlijk tegen verzet heeft.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
U vindt het jammer dat het onmisbaarheidscriterium, dat u samen met de VVD-fractie hebt voorgesteld,

Tineke Huizinga-Heringa:
Hoe is het mogelijk, hè? Samen met de VVD-fractie!

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
In het middellangetermijnadvies van de SER gaat het over ontslagtoets en -vergoeding, alsook over de criteria die in de motie van mevrouw Verburg en mij zijn aangegeven. Als de Kamer daarop wacht, is het dan niet veel passender dat zij een integraal advies krijgt? Op die manier wordt niet alvast het wisselgeld tussen de onderhandelingspartijen weggehaald. Straks zijn alle pro's voor de werkgever binnen, maar waar blijven de werknemers dan? Wil je namelijk echt dat sociale partners tot goede afspraken komen -- ik wil dat graag en ik hoop dat dit ook voor u geldt -- dan moet je ze toch de ruimte geven om ook onderling bepalingen uit te wisselen? Dat was u aan het blokkeren. Daarom vonden wij het op dat moment geen juist voorstel. Nu zegt u het echter weer.

Tinekek Huizinga-Heringa:
Ik denk dat flexibiliteit bij ontslag op bepaalde punten wel nodig is. Nu wordt door het afspiegelingscriterium vrij rigide in het werknemersbestand ingegrepen. Het lijkt mij voor de werknemers goed, wanneer zij werken in een omgeving waarin de zaken goed geregeld kunnen worden, omdat daar capabele mensen werken. Ik zie niet in dat werknemers te kort wordt gedaan, als door het bedenken van een goede regeling werkgevers die mensen in dienst kunnen houden die echt nodig zijn voor de voortgang van het bedrijf. Dit geldt ook, wanneer er een goede rechtsbescherming is voor de werknemers. Het gaat erom dat de werkgever hier geen misbruik van maakt. Ik zie dus niet in dat een dergelijk goede regeling met het onmisbaarheidscriterium in het nadeel van de werknemer zal zijn.

Als u evenwel voorstelt om dit punt te bespreken bij het middellangetermijnadvies van de SER, vind ik dat goed, zo lang dit idee maar boven tafel blijft. Het lijkt mij namelijk een goede zaak.

Voorzitter. Gelukkig zijn beide omstreden elementen waar ik het zojuist over had, uit het voorstel gelicht. Dit maakt dat wij gemakkelijk kunnen instemmen met dit pakketje voorstellen. Toch plaatsen wij nog enkele kanttekeningen. Allereerst denk ik dan aan de positie van oudere werknemers, waar ik later op terugkom.

Mijn fractie steunt de doelstellingen van het nieuwe wetsvoorstel om een meer activerende WW en meer dynamiek op de arbeidsmarkt te bereiken. De WW is primair bedoeld als tussenstation, tussen twee banen in. Ook de uitwerking in het wetsvoorstel kunnen wij op hoofdlijnen onderschrijven. De WW die blijft bestaan, verdient wat ons betreft het predikaat sociaal. Wel hopen wij dat het een toekomstbestendige en duurzame WW blijkt te zijn, want tot nu toe wordt de wet bijna elk jaar verbouwd. Dat is niet goed.

Er wordt nog gestudeerd op de financiering van de WW. Hoe staat het daarmee? In de nota naar aanleiding van het verslag lees ik op pagina 19 dat in het SER-advies op het thema financiering sociale zekerheid kan worden ingegaan. Welke afspraken zijn er met de SER gemaakt?

Ik kom te spreken over de inhoud van het wetsvoorstel. Mijn fractie stemt ermee in dat de maximale uitkeringsduur wordt verkort van vijf jaar naar drie jaar en twee maanden, in combinatie met een verhoging van de uitkering tot 75% in de eerste twee maanden van de werkloosheid. De beperkingen in uitkeringsduur zullen vooral door oudere werknemers worden gevoeld. Het kabinet spreekt in de nota naar aanleiding van het verslag eufemistisch over een sterkere prikkel om werkloosheid te voorkomen. Het lijkt er trouwens op dat er al prikkels zijn, want in de nota naar aanleiding van het verslag meldt de minister dat de instroom van oudere werklozen in verhouding tot andere leeftijdscategorieën is gedaald. Gaat de minister daar nog beleidsmatige conclusies aan verbinden?

Los hiervan wil het kabinet zijn verantwoordelijkheid nemen voor oudere werknemers. Dat is goed, want de overheid moet zorg dragen voor een goede voorziening voor oudere werknemers die buiten hun schuld op straat komen te staan. Een deel van de pijn zal worden opgevangen door het nog in te dienen wetsvoorstel Inkomensvoorziening oudere werknemers (IOW). Ik vind het jammer dat het nog tot augustus moet duren voordat dit wetsvoorstel wordt ingediend. Ik heb begrepen dat het recht op een IOW-uitkering op z'n vroegst op 1 februari 2009 kan ingaan. Toch blijft de vormgeving van de nieuwe WW op deze wijze verbrokkeld.

De verzorging van kleine kinderen wordt gelukkig ook nog meegewogen bij het vaststellen van het arbeidsverleden, al vindt mijn fractie wel dat het verzorgingsforfait mager wordt ingevuld door het kabinet. Ik herinner eraan dat wij de beperking van het verzorgingsforfait in 2004 niet gesteund hebben. Wij staan nog steeds achter die beslissing.

De SER adviseert uitbreiding van het verzorgingsforfait met mantelzorg. Ook de Raad van State en het UWV zien mogelijkheden, iets in die richting te regelen. Die gedachte spreekt mijn fractie zeer aan. Dat zal u niet verbazen. Het kabinet neemt dit voorstel niet over. Mijn fractie realiseert zich best dat aan de uitwerking van dit idee verschillende haken en ogen zitten. Zo kunnen zich problemen met een adequate registratie voordoen. Toch kan mijn fractie zich niet helemaal aan de indruk onttrekken dat het kabinet op dit moment gewoon geen zin heeft, hiervoor toch iets te regelen. Dat vindt zij een gemiste kans. Er is onderzoek verricht door het kabinet, maar mijn fractie vraagt zich af of het probleem van de kosten voor instellingen echt zo groot is als het kabinet de Kamer wil doen geloven. Mijn fractie pleit ervoor, dat de minister zich meer moeite getroost om een vorm van mantelzorgforfait in het leven te roepen. Dat is redelijk. Daar zouden wij naar moeten streven.

Over de ontheffing van de sollicitatieplicht hebben wij al vaak gesproken. Wij zijn van mening dat het wenselijk is, toetsingscriteria in de wet vast te leggen. Het kabinet wil dat niet en laat het UWV per individu beoordelen op grond van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW en de Wet WIA. Daarin zijn de criteria opgenomen. Is het nu de bedoeling dat dit een soort sterfhuisconstructie wordt? De allereerste eis is dat betrokkene op 31 december 2003 57,5 jaar en ouder was. Als het inderdaad een sterfhuisconstructie is, vraag ik mij af wat de reden daarvan is. In de stukken staat dat een belangrijke aanvullende voorwaarde voor recht op vrijstelling is dat eerst een lopend reïntegratietraject is afgerond. Ik neem aan dat de nadruk op het woord "lopend" ligt en dat iemand niet eerst een dergelijk traject in moet.

In de stukken is vrij uitvoerig ingegaan op preventie en reïntegratie. Is het de bedoeling dat UWV-cliënten al vanaf de eerste werkloosheidsdag aanspraak kunnen maken op een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO)? Ik vind het antwoord op dit onderdeel niet erg duidelijk. Voor overheidswerknemers is het in mijn ogen nog onduidelijker. Zij hebben geen recht op een IRO ten laste van het UWV. Volgens het kabinet zal er voor deze categorie een IRO zijn "naar de mate waarin werkgevers en werknemers die samen invullen". Wat houdt dat concreet in?

Gemeenten zullen na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel naar verwachting meer kosten in het kader van de WWB moeten maken. Zij zullen worden gecompenseerd voor de verwachte meerkosten voor zover dit het i-deel WWB (inkomensdeel) betreft; niet voor wat betreft het W-deel. Is dit niet te gemakkelijk? Wil de minister deze keuze toelichten?

Ik las in de stukken dat in andere landen bij het vaststellen van de hoogte van de uitkering rekening wordt gehouden met het aantal kinderen ten laste van de werkloze. Hoewel mijn fractie geen grote versnippering van de kinderregelingen bepleiten, spreekt dat uitgangspunt haar natuurlijk buitengewoon aan, zoals de minister zich wellicht kan voorstellen. Heeft het kabinet overwogen om de aanwezigheid van kinderen te verdisconteren in de werkloosheidswetgeving? Ziet de minister hier mogelijkheden toe?

Ik rond af. Mijn fractie stemt in met de voorgestelde wijziging van het WW-stelsel. Zij bepleit invoering van een mantelzorgforfait. Zij is nog niet geheel overtuigd van de meerwaarde van de voorgestelde aanscherping van de wekeneis. Ik wacht het antwoord van de minister met belangstelling af.

---