ChristenUnie
Bijdrage spoeddebat Uitzetting slachtoffers Schipholbrand dinsdag 31
januari 2006 - 09:46
Tineke Huizinga-Heringa:
Voorzitter. Wij hebben al een aantal keren over de slachtoffers van de
Schipholbrand gediscussieerd. Op 10 en 23 november heeft de Kamer met
de minister gesproken over onder andere de uitzetting van de
overlevenden, waaronder getraumatiseerde slachtoffers. De Kamer drong
aan op het in acht nemen van een zeer zorgvuldige procedure op grond
van het feit dat wij tegenover de slachtoffers een
verantwoordelijkheid hebben. Zij zijn getraumatiseerd geraakt terwijl
zij onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid in detentie
verkeerden. Het ging er de Kamer met name om dat in het geval van
uitzetting de behandelende artsen van de overlevenden gehoord zouden
worden. De minister heeft een zorgvuldige procedure toegezegd waarbij
de informatie van alle deskundigen zou worden gewogen. Uit de
antwoorden op vragen van enkele collega's blijkt dat de minister in
dit geval artikel 64 heel formeel toepast. Er wordt door het BMA niet
gesproken met de arts die de slachtoffers op dit moment behandelt,
maar met de arts die de slachtoffers behandelde op het moment waarop
zij de toestemmingsverklaring ondertekenden. Dat kan wel maanden
geleden zijn gebeurd. Op 23 november heeft de minister gezegd: het BMA
zal de medische stukken bij de behandelaar opvragen. Is de behandelaar
de arts die de slachtoffers op dit moment onder zijn hoede heeft of is
de behandelaar de arts die maanden geleden met ze heeft gesproken en
ze voor behandeling heeft doorgestuurd? Op vragen nu antwoordt de
minister: wanneer de vreemdeling wil dat met de behandelend arts wordt
gesproken, moet hij maar een bezwaarprocedure beginnen. Voorzitter.
Dat was niet wat ons voor ogen stond toen wij vroegen om een
zorgvuldige procedure. Wij willen geen getraumatiseerd slachtoffer dat
in spanning zit en in onzekerheid verkeerd laten vechten voor zijn
recht om met zijn arts van dit moment te kunnen spreken. Is dit nu wat
de minister bedoelde toen zij zei: ik zorg ervoor dat er een zeer
zorgvuldige individuele toetsing zal plaatsvinden en dat de adviezen
en de oordelen van alle deskundigen worden meegewogen?
Tineke Huizinga-Heringa:
Voorzitter. Ik ben blij met de terechte toezegging van de minister. De
toezegging doet recht aan hetgeen in de Kamer over deze zaak is
gezegd. Ik vind het wel jammer dat dit debat ervoor nodig was. Het is
jammer dat het niet zo gelopen is vanaf 23 november, toen wij er ook
over gesproken hebben.
Wij zouden dit debat perfect kunnen afsluiten als de minister naast
deze toezegging nog een toezegging doet. Zij heeft gezegd dat het BMA
alleen maar bekijkt of mensen kunnen reizen en of dan geen acute
medische noodsituatie ontstaat. Zo is het ook volgens de regels van
artikel 64. In dit geval heeft de samenleving een extra
verantwoordelijkheid omdat de mensen getraumatiseerd zijn geraakt
terwijl zij onder verantwoordelijkheid van de overheid in detentie
waren. Zou het niet goed zijn om voor deze beperkte groep mensen een
uitzondering te maken en niet alleen te bekijken of zij kunnen reizen,
maar ook te bekijken of de medische verzorging die zij nodig hebben
voor hen bereikbaar is in het land van herkomst? Er moet dus niet
alleen bekeken worden of die verzorging beschikbaar is, maar ook of
die voor hen beschikbaar is. Dan kunnen wij er zeker van zijn dat de
mensen die worden uitgezet, in het land waarnaar zij worden uitgezet
door kunnen gaan met de behandeling die zij nodig hebben. Dat zou een
perfect slot zijn.
Kan de minister ons deze toezegging aan het slot van de tweede termijn
doen? Als dat niet het geval is, zal ik de desbetreffende moties van
de heer Van der Staaij ondersteunen.
.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ten aanzien van degenen die als gevolg van de brand in
het detentiecentrum op medische zorg aangewezen zijn, een bijzondere
verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid in het geding is;
overwegende dat in die gevallen alleen uitzetting zou behoren plaats
te vinden indien ervan kan worden uitgegaan dat de medische
behandeling kan worden voortgezet;
verzoekt de regering te bewerkstelligen dat niet alleen getoetst wordt
of de behandeling in medisch-technische zin beschikbaar is in het land
waarnaar wordt uitgezet, maar ook de individuele toegankelijkheid tot
die behandeling wordt beoordeeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Lambrechts,
Huizinga-Heringa, De Wit, Vos en Straub.
Zij krijgt nr. 162 (24587).
---