Ingezonden persbericht


PERSBERICHT 31-01 2006

COMITE RECHTSHERSTEL stuurt samen met PHAROS, Kenniscentrum vluchtelingen en gezondheidszorg,

JOHANNES WIER STICHTING voor mensenrechten en gezondheidszorg en

VERENIGING VAN JURISTEN VOOR VREDE

een brandbrief aan minister Verdonk over de stopzetting van de uitzettingen van de schipholsslachtoffers in afwachting van een gedegen medisch onderzoek.

deze brief is ook gestuurd aan de vaste kamercommissie van justitie

contact hierover of verdere informatie met
Dominique van Huijstee 0630127374
Meindert Stelling Comite rechtsherstel 0172473687


---

De stichting LOS heeft een boekje gemaakt met de gegevens van ongeveer 100 noodopvangorganisaties voor uitgeprocedeerde vluchtelingen. Te bestellen door 7,50 over te maken op giro 9552448 tnv: Sticht landel ongedocument steunpunt te Utrecht

Betreft brandbrief over uitzetting slachtoffers Schipholbrand,

Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk

Postbus 20301

2500 EH DEN HAAG

Utrecht, 31 januari 2006

Geachte Minister Verdonk,

Wij sturen u deze brandbrief, omdat u van plan bent om zeer binnenkort de overlevende slachtoffers van de Schipholbrand uit te gaan zetten. Een aantal van hen heeft daarover al een brief ontvangen. Wij vragen u namens onderstaande organisaties deze uitzettingen direct stop te zetten op grond van de volgende argumenten.

Conform de door U geaccepteerde motie Lambrechts hebt u toegezegd dat de overlevende slachtoffers van de Schipholbrand niet zouden worden uitgezet, alvorens er een grondig onafhankelijk medisch onderzoek zou hebben plaatsgehad naar hun medische situatie en behandeling. Dit onderzoek is nog niet naar buiten gebracht of in gang gezet. Het BMA heeft slechts in het kader van de artikel 64-procedure informatie ingewonnen bij een enkele bron namelijk de medici die op de detentieboot een enkel gesprek met deze mensen hebben gevoerd. Andere artsen noch het huidige behandelteam zijn geraadpleegd.Wij kunnen deze gang van zaken niet als zorgvuldig kenschetsen.

Ook Amnesty International heeft U al eerder te kennen gegeven dat de voorgenomen uitzettingen prematuur zijn en de aangekondigde medische screening die aan de voorgenomen uitzettingen vooraf gaat onvoldoende waarborgen biedt voor een adequate evaluatie van de gezondheidstoestand van de overlevenden.

Van enige zorgvuldige medische begeleiding van de slachtoffers is op de detentieboot te Rotterdam ook al geen sprake geweest. Iedere suggestie van het tegendeel, wordt op stellige wijze weersproken door de slachtoffers.

De Rijksoverheid zelf heeft officieel vastgesteld dat de slachtoffers in detentie geen goede behandeling konden krijgen en hen daarom over laten brengen naar AZC Ulrum en andere plaatsen, zodat zij in alle rust en door een deskundig team geholpen konden worden. In eerste instantie is aan de psycholoog Verster verzocht om een intake te doen en vast te stellen hoe deze mensen behandeld dienden te worden. Hij is hiermee begonnen en heeft ook een aantal rapportages gemaakt. Hij heeft duidelijk vastgesteld dat de slachtoffers tot hun aankomst in Ulrum geen serieuze intake of behandeling hadden gehad. Een citaat uit de brief van Verster aan Prime van 13 januari 2006:

"In mijn eerdere schrijven liet ik U reeds weten verbaasd te zijn dat de hulp zo laat op gang gekomen is. Zonder in herhaling te vallen blijft het uiteraard verbazend dat het vanaf 27 oktober (de datum van de brand) tot half december heeft moeten duren voor er een mogelijkheid tot adequate hulp is gecreëerd. Bij andere rampen is hulpverlening direct en veel vlotter voorhanden. Kennelijk heeft men gemeend dat deze groep, vanwege de specifieke aard, anders moest worden benaderd. Voor de ontwikkeling van de klachten is dat een slechte zaak. Juist het in de eerste fase (eerste 48 à 72 uur) verzorgen van adequate randvoorwaarden kan het natuurlijke herstelproces aanzienlijk bevorderen. In de fase daarna kan in sommige gevallen een acute stressstoornis optreden, zoals ook bij enkele van de slachtoffers het geval geweest is. Daarbij hoort adequate hulp, juist ter voorkoming van het ontwikkelen van verdere klachten. Na ongeveer vier weken kan men formeel van een PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis) spreken. Slachtoffers waarbij men het ontwikkelen van de stoornis ziet aankomen, kunnen voordien reeds worden behandeld. Maar ook komt het voor dat mensen geen of weinig klachten hebben en, soms na langere tijd, ernstige PTSS klachten ontwikkelen. Dat maakt dat een goede inventarisatie van de risicofactoren op een mogelijke ontwikkeling van een PTSS altijd aangewezen is. Ook voor de mogelijkheden die men bij terugkeer naar het land van herkomst heeft, is een adequate behandeling van groot belang. Immers, wanneer men getraumatiseerd is, is het aanzienlijk veel moeilijker het dagelijkse leven te hervatten. Waar juist deze groep het moeilijk zal hebben en geen last van een PTSS kan velen. Rest mij nog een laatste toevoeging te maken die mij op het hart ligt. Het heeft mij getroffen dat, na een eerdere tekst gepubliceerd in de Volkskrant en het Algemeen Dagblad (22/12/05), ik vrijwel uitsluitend benaderd ben door mensen die zich aangesproken voelden en graag wilden verklaren dat hun aandeel niet verwijtbaar onjuist was (COA, MOA, GGZ). Alleen de zorgverzekeraar heeft laten doorschemeren dat een snellere en adequatere zorg wenselijker geweest zou zijn. Niemand sprak over het feit dat het geheel aan inspanningen voor de slachtoffers zeer nadelig is geweest. Alle goede bedoelingen ten spijt is dat toch uiteindelijk waar het om draait?" (.)
"Samenvattend kan gesteld worden dat de randvoorwaarden voor een adequate hulpverlening verbazend lang op zich hebben laten wachten. Het lijkt mij van belang dat er een onafhankelijke, inhoudelijke toetsing plaats moet vinden of de hulp geboden is die noodzakelijk is. En of er daadwerkelijk sprake is van een verminderd klachtenpatroon, rekening houdend met allerlei achterliggende belangen."

De rapportages en brieven van Verster zoals opgemaakt te Ulrum zijn klaarblijkelijk door het BMA niet opgevraagd noch meegenomen. Noch is aan de heer Verster in persoon gevraagd om zijn medische opinie. Vanwege de tegenwerking van MOA en COA besloot hij om de behandeling over te dragen aan het hierin gespecialiseerde traumateam van GGZ Winschoten/Groningen Zuid.

Zoals U hebt kunnen begrijpen uit de woorden van de heer Taticoglu, hoofd GGZ Winschoten, in het tv-programma Netwerk, is ook dit zeer deskundige behandelteam absoluut niet geraadpleegd door het BMA. Sterker nog, de medewerkers voelden zich compleet overvallen door de brieven die hun cliënten plotseling ontvingen over hun aanstaande uitzetting. Zij waren daar ook zeer verontwaardigd over, omdat deze gang van zaken het door hen ingezette behandeltraject zwaar verstoorde en in feite onmogelijk maakte. Noodgedwongen en tegen hun wil hebben zij inmiddels de door hen noodzakelijk geachte behandeling aan twee slachtoffers al gestaakt. De door u toegezegde adequate en goede behandeling van deze slachtoffers van de Schipholbrand die zij zeer nodig hebben, is nu danig verstoord en op deze manier zelfs onmogelijk gemaakt.

Mede naar aanleiding van de uitlatingen van de heer Verster er onafhankelijk psychiaters ingeschakeld, de heren J.P. van der Ven en Rob Zimmerman. Hun rapportages zijn natuurlijk onontbeerlijk voor een goede beoordeling over deze mensen. Daarnaast is de IGZ in opdracht van de Commissie Van Vollenhoven bezig met het onderzoeken van de medische situatie en opvang van de slachtoffers. Natuurlijk zal ook deze informatie meegenomen moeten worden in een degelijk en serieus medisch onderzoek.

Voorts wijzen wij er op dat de benaderingswijze die U als minister van Vreemdelingenzaken en Integratie thans kiest ten aanzien van de behandeling van PTSS, lijkt af te wijken van die welke tot uitdrukking kwam in uw beantwoording van vragen van het kamerlid Vos op 23 september 2005 (Handelingen II 2005/06, Aanhangsel 19). In antwoord op vraag 5 werd toen door de minister erkend dat voorwaarde voor een effectieve behandeling is, dat er sprake dient te zijn van veiligheid en vertrouwen, dat een voortdurende dreiging tijdens de behandeling een verstorende invloed heeft op de therapie, alsook dat het van essentieel belang is dat een aangevangen behandeling volgens de regelen van de kunst kan worden overgedragen of worden afgerond. Thans acht U het kennelijk niet bezwaarlijk dat de slachtoffers van de Schipholramp leven in voortdurende onzekerheid en onder voortdurende dreiging van uitzetting uit Nederland, terwijl niet is gewaarborgd dat aangevangen behandelingen kunnen worden afgerond, laat staan dat bij uitzetting zou zijn verzekerd dat volgens de regelen van de kunst overdracht van de behandeling zou kunnen plaatsvinden.

Het voorgaande geeft nogmaals aan dat de door U toegezegde adequate en goede behandeling van deze Schipholslachtoffers, voor zover daarmee na lang dralen uiteindelijk een begin was gemaakt, thans danig is verstoord en zelfs onmogelijk gemaakt door de dreigende uitzettingen.

Wij vragen U om per direct de uitzetting van deze mensen stop te zetten, totdat een onafhankelijk en degelijk medisch onderzoek is gedaan en afgerond. Daarbij dienen eveneens alle beschikbare medische informatie en rapportages en de noodzakelijke geïndiceerde behandeling van en door het huidige behandelteam te zijn meegenomen. Tevens vragen wij Udringend om het huidige behandelteam de gelegenheid te geven deze mensen in alle rust de behandeling te bieden die door U is toegezegd en die zij zo nodig hebben.

namens
Comite rechtsherstel *

Dominique van Huijstee

En de organisaties
Pharos, Kenniscentrum vluchtelingen en gezondheidszorg Johannes Wier Stichting voor mensenrechten en gezondheidszorg Vereniging van Juristen voor Vrede


* waarvan deel uitmaken: Stichting PRIME, Stichting LOS, X-Y Advocaat Meindert Stelling en asieladvocate Alie Westerhuis. Correspondentieadres: stichting LOS, Kanaalstraat 243, 3531CJ Utrecht


---- --