Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk DCE-2006/10436

Onderwerp Datum Kabinetsstandpunt samenvattende 7 februari 2006 tussenrapportage 2005 Visitatiecommissie
Emancipatie (VCE)

In overeenstemming met het besluit van de Ministerraad over de wijze waarop de visitatie gendermainstreaming plaats zal vinden (TK 27 061, nr. 18) heb ik op 1 juli 2004 de Visitatiecommissie Emancipatie (VCE) geïnstalleerd. Het instellingsbesluit van de VCE heb ik u met brief d.d. 1 juli 2004 (kenmerk SZW 04/498) doen toekomen.

De VCE heeft als opdracht a) te toetsen in hoeverre de verankering van het man/vrouw- perspectief in het beleidsontwerp en -uitvoering van alle departementen is gerealiseerd, b) inzicht te geven aan de verantwoordelijke bewindspersonen in verbeteringsmogelijkheden en beleidsdomeinen aan te wijzen die bij voorrang aandacht behoeven, c) goede voorbeelden in kaart te brengen en deze ter beschikking te stellen aan de bewindspersonen en d) inzicht te geven in de algehele voortgang van de uitvoering van de implementatie gendermainstreaming en het zonodig doen van voorstellen tot bijstelling daarvan aan de coördinerende bewindspersoon voor emancipatie.

De werkzaamheden worden door de commissie in twee visitatieronden uitgevoerd. De planning voorziet in een tussenrapportage eind 2005 en de eindrapportage ultimo 2006.

Op 9 december 2005 heeft de VCE aan alle ministers de afzonderlijke tussenrapportages gestuurd waarin de commissie een voorlopig beeld geeft van de stand van zaken op de 12 departementen1. Zoals in bovengenoemd kabinetsbesluit is aangekondigd, zullen mijn collega's zelf deze rapportages en hun reactie daarop aan de Kamer sturen.
Daarnaast heeft de commissie op 14 december 2005 een samenvattende tussenrapportage aan mij, als coördinerend bewindspersoon, verzonden. Deze bied ik u hierbij aan (kenmerk VCE-05- 40) samen met de kabinetsreactie hierop.


1 Met uitzondering van het Ministerie van Algemene Zaken


2

De tussenrapportages betreft een eerste beschouwing op basis waarvan de departementen in het komende jaar waar nodig verbeteringen kunnen aanbrengen in aandacht voor gendermainstreaming in de beleidsvorming en ­uitvoering. De Visitatiecommissie Emancipatie zal eind 2006 een integrale eindrapportage opstellen met aanbevelingen over de voortgang met betrekking tot de verankering van het emancipatieperspectief. Op basis hiervan zal het kabinet beoordelen hoe de aandacht voor emancipatie op de verschillende beleidsterreinen de beste borging en ondersteuning kan krijgen.

Doel van de visitatie door de VCE is een impuls te geven aan de verankering van het man/vrouw- perspectief in het beleidsproces van alle departementen. Uitgangspunt bij het kabinetsbeleid is dat een dergelijke verankering van de gendermainstreaming een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit en effectiviteit van het beleid van de rijksoverheid. Voor een optimaal resultaat is een basisvoorwaarde dat de politieke en ambtelijke verantwoordelijkheid voor de concrete invulling van gendermainstreaming bij de departementen zelf ligt. Door eigen verantwoordelijkheid kan aangesloten worden bij de actuele beleidspraktijk, de cultuur en netwerken van de departementen.

Voor vrijwel alle departementen heeft de commissie het complete programma van de eerste visitatieronde kunnen uitvoeren, inclusief de geplande inventarisatieworkshops. Ten aanzien van de bevindingen, conclusies en aanbevelingen per departement verwijs ik u naar de afzonderlijke departementale tussenrapportages met de reacties daarop van mijn collega's.

In de samenvattende tussenrapportage constateert de visitatiecommissie dat de aandacht voor gendermainstreaming op veel departementen is weggezakt. Het kabinet neemt deze kritiek ter harte. Het kabinet zal in de komende periode nader bezien op welke wijze de gendermainstreaming steviger verankerd kan worden, zodat de commissie in haar eindrapportage tot een positiever oordeel kan komen. Een succesvolle inbedding van het emancipatiebeleid in de beleidsvorming en ­uitvoering, kan overigens wel impliceren dat aparte hulpstructuren van vorm veranderen of overbodig worden.

De instelling van de visitatiecommissie en de daaruit voortgekomen contacten en workshops met de departementen hebben een belangrijke impuls gegeven om hier met hernieuwde aandacht aan te werken. Gelukkig constateert de commissie ook dat er goede voorbeelden van gendermainstreaming zijn. Als voorbeeld voor de andere departementen wordt de gendermainstreaming op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking genoemd. Andere goede voorbeelden die in de tussenrapportage genoemd worden zijn de aandacht voor diversiteit in de personeelsopbouw van overheid en openbaar bestuur', het integratiebeleid waar specifieke maatregelen worden genomen om de positie van vrouwen te verbeteren, bijvoorbeeld bij de inburgering van vrouwen zonder werk en uitkering, de aandacht voor participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen, de bestrijding van eergerelateerd geweld, de aandacht voor de verhoging van het aantal vrouwelijke hoogleraren en de deelname van vrouwen in de besturen van culturele instellingen, de aandacht voor gendermainstreaming in de Arboconvenanten. Kortom er gebeurt ook al veel. In de reacties van de ministeries op de tussenrapportages worden andere voorbeelden gegeven. En niet alles is zichtbaar of wordt zichtbaar gemaakt. Slechts in een enkel geval is een emancipatie-effectrapportage uitgevoerd zoals bij de Wet Maatschappelijk Ondersteuning en de Levensloopregeling. Voor de Toekomstagenda Milieu is een verkenning op genderaspecten uitgevoerd voor de thema's: normstelling, milieu-informatie en binnenmilieu.


3

De visitatiecommissie constateert verder dat de interdepartementale ondersteuning van gendermainstreaming is verminderd in de afgelopen jaren. Die conclusie is juist. In het kabinetsstandpunt over de implementatie van de strategie voor gendermainstreaming is indertijd doelbewust gekozen voor versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de departementen voor gendermainstreaming. In die strategie past een terughoudende opstelling van de coördinerende bewindspersoon en de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE). De visitatiecommissie plaatst hier kanttekeningen bij, stelt een behoefte vast aan meer interdepartementale afstemming en beveelt een sterkere ondersteunende, coördinerende rol vanuit SZW aan.
Het kabinet neemt deze constateringen van de visitatiecommissie serieus en zal met behoud van de verantwoordelijkheid van de departementen de kennisuitwisseling in de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid (ICE) in de komende periode intensiveren. Daarnaast krijgen de departementen meer mogelijkheden een beroep te doen op ondersteuning door E-Quality, het kenniscentrum voor emancipatie in de multiculturele samenleving. In 2006 heeft deze organisatie voor elk departement 30 adviesuren beschikbaar. Deze uren kunnen departementen ondermeer inzetten bij het uitvoeren van emancipatie-effectrapportages en voor deskundigheidsbevordering met betrekking tot gendermainstreaming.

De Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) werkt vooral in projectvorm op beleidinhoudelijke thema's samen met andere departementen. Zo wordt met het Ministerie van Justitie het Plan van aanpak voor Emancipatie en Integratie van Vrouwen uit Etnische Minderheden uitgevoerd, wordt er nauw samengewerkt met het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij de werkzaamheden van de Taskforce Vrouwen Veiligheid en Conflict, is samen met het Ministerie van Economische Zaken het Ambassadeursnetwerk Glazen Plafond en met het Ministerie van Binnenlandse Zaken het Ambassadeursnetwerk Besturen ingesteld, en wordt samen met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gewerkt aan de implementatie van sluitende dagarrangementen voor kinderen van 0-12 jaar op lokaal niveau. Deze inhoudelijke samenwerking met de departementen zal in deze kabinetsperiode actief worden voortgezet. Het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie 2006-2010 (TK 30420, nr. 1 en 2) waarin de prioriteiten in het emancipatiebeleid voor de komende jaren zijn opgenomen, vormt hierbij een belangrijk uitgangspunt.

De `teloorgang' die de visitatiecommissie constateert met betrekking tot de interdepartementale trajecten dagindeling en levensloop deel ik niet. Er wordt via verschillende wegen gewerkt aan deze thema's. Zo is per 1 januari 2006 de Levensloopregeling van kracht geworden. Voorts wordt er, in nauwe samenwerking met het ministerie van OCW, gewerkt aan de uitvoering van de Motie Van Aartsen/Bos (TK 30300, nr. 14) dat gericht is op het realiseren van opvang van kinderen door scholen buiten de lestijden om en wordt er gewerkt aan een subsidieregeling voor de implementatie van dagarrangementen en combinatiefuncties op lokaal niveau.


4

Onder regie van het ministerie van LNV, wordt gewerkt aan de uitwerking van de Sociale Pijler van de Agenda Vitaal Platteland. Ook hierin is er aandacht voor dagindelingsvraagstukken. In de afgelopen jaren zijn er bovendien meer dan 250 experimenten op het terrein van dagindeling, gefinancierd vanuit het Europees Sociaal Fonds, door de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) in uitvoering genomen.
Voor de overige trajecten verwijs ik naar het kabinetsstandpunt Dagindeling dat ik in september 2004 naar de Kamer heb gestuurd (TK 29769, nr. 1).

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)