Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA 's-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk
AV/IR/2005/102402

Onderwerp Datum
Tussenrapportage 2005 Visitatiecommissie 7 februari 2006 Emancipatie inzake SZW

./. Hierbij bied ik u aan de Tussenrapportage 2005 van de Visitatiecommissie Emancipatie over het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Met deze tussenrapportage geeft de Visitatiecommissie Emancipatie haar voorlopige beeld van de stand van zaken ten aanzien van het emancipatiebeleid en gender mainstreaming (het duurzaam verankeren van emancipatie in het beleid) bij het ministerie van SZW.

De Visitatiecommissie Emancipatie (VCE) is op verzoek van het kabinet op 1 juli 2004 door mij als coördinerend minister voor het emancipatiebeleid ingesteld om in de periode tot 2007 de voortgang van gender mainstreaming bij de Rijksoverheid te volgen, te beoordelen en te stimuleren. De VCE heeft het eerste deel van het visitatieproces afgerond met een tussenrapportage voor ieder ministerie afzonderlijk en een overkoepelende tussenrapportage. Eind 2006 zal de VCE voor ieder ministerie een eindrapportage uitbrengen alsmede een overkoepelende eindrapportage aan mij als coördinerend minister voor het emancipatiebeleid.
In deze brief geef ik mijn reactie op de tussenrapportage die specifiek het ministerie van SZW betreft en de overkoepelende eindrapportage voorzover die op het ministerie van SZW betrekking heeft. De kabinetsreactie op de overkoepelende tussenrapportage stuur ik u separaat.

Het rapport van de VCE
De VCE komt tot de conclusie dat SZW in 2002 goed van start is gegaan met het integreren van gender en emancipatie in de beleidsontwikkeling, maar dat het proces nu stagneert. De instrumenten die SZW daarbij ten dienste staan zoals de SZW-toets en de Emancipatie Effect Rapportage, worden naar de mening van de VCE onvoldoende benut. Op de beleidsterreinen arbeidsmarktbeleid en reïntegratie, inkomensbeleid, arbeid en zorg (inclusief kinderopvang en levensloop) en sociale zekerheid en bijstand constateert de VCE dat gepoogd is gender mainstreaming als strategie bij de beleidsontwikkeling toe te passen, maar dat bij de beleidskeuzen veelal de politieke prioriteit elders wordt gelegd. Daarnaast maakt de VCE enkele specifieke opmerkingen over de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, de Individuele ReïntegratieOvereenkomst en de Wet Werk en Bijstand.

2

Reactie
Allereerst wil ik mijn dank en waardering uitspreken voor het werk dat de VCE tot nu toe heeft verricht. Met de voorliggende tussenrapportage heeft de VCE in korte tijd een eerste voorlopige indruk geschetst van haar bevindingen. De aanpak van de VCE om onder andere door middel van workshops de beleidsprocessen van SZW te doorgronden, heeft veel waardering geoogst bij de deelnemende SZW medewerkers.

De belangrijkste conclusie van de VCE is dat in het algemene beleid van SZW niet structureel aandacht wordt geschonken aan emancipatie en gender mainstreaming en dat het proces van gender mainstreaming binnen SZW stagneert. Deze conclusie heeft mij verbaasd en ik deel haar dan ook niet.
Bij SZW worden emancipatie-effecten en gender mainstreaming van voorgenomen beleid nadrukkelijk in de beleidsvoorbereiding meegenomen. Dit past ook bij het karakter van het SZW-beleid. Bovendien ligt hier de voortdurende aandacht voor emancipatie binnen SZW in de afgelopen jaren aan ten grondslag. Daardoor is de aandacht voor emancipatie en gender mainstreaming misschien niet altijd expliciet zichtbaar, maar er wordt wèl altijd rekening mee gehouden. De VCE stelt dat de politieke prioriteit bij de beleidskeuzen veelal elders wordt gelegd. Dat beeld herken ik niet. Bij de beleidsvorming komen vele aspecten aan de orde waarmee rekening moet worden gehouden. Daarbij wordt steeds gepoogd om een goede balans te vinden tussen deze aspecten, waaronder emancipatie en gender mainstreaming.

De Commissie constateert dat de SZW-toets, wat betreft het genderonderdeel, nog niet optimaal wordt toegepast. Vandaar dat bij de actualisering van de toets die voorzien is voor 2006, bijzondere aandacht aan het meer expliciteren van dit onderdeel zal worden besteed.

Dat in het gerealiseerde SZW-beleid rekening wordt gehouden met effecten voor vrouwen blijkt bijvoorbeeld uit de toepassing van maatwerk op vele terreinen zoals de Wet Werk en Bijstand en de reïntegratie. Daarbij is er ruimte voor maatwerk naar gelang zowel de regionale en lokale situatie als de persoonlijke situatie. Andere voorbeelden zijn de levensloopregeling, de kinderopvang, het inkomensbeleid, de stimuleringsregeling voor ouderen en het pensioenbeleid. Daarnaast zijn er meer specifieke voorbeelden van emancipatieprojecten zoals de Commissie PAVEM en het project Different (Developing Instruments For Females Re-Entering the labour market).
Niettemin is de VCE van oordeel dat het proces van gender mainstreaming binnen SZW stagneert en instrumenten als de SZW-toets en de Emancipatie Effect Rapportage onvoldoende worden toegepast. Ik heb de VCE gevraagd dit in de eindrapportage toe te lichten met concrete voorbeelden.

Overige punten
De VCE adviseert om bij de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) nog meer maatwerk te leveren (p. 9 van de tussenrapportage). Ik wil er op wijzen dat de WIA het financiële risico van arbeidsongeschiktheid verzekert ongeacht de omvang van de verzekerde arbeid. De criteria voor het bepalen van de arbeidsongeschiktheid zijn neutraal en maken direct noch indirect onderscheid naar geslacht.

3

Daarbij wordt in ieder individueel geval bezien wat de beperkingen zijn ten gevolge van ziekte, en welk loon nog kan worden verdiend met de resterende mogelijkheden. Bij de toepassing van de WIA wordt dus bij uitstek maatwerk geleverd.

De VCE vindt dat er ook meer maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van de IRO (Individuele ReïntegratieOvereenkomst, p. 9 van de tussenrapportage). Het is zo dat de IRO geen instrument is dat gericht is op de combinatie van arbeid en zorg en daar ook niet voor is bedoeld. De IRO biedt wèl de mogelijkheid om de reïntegratie geheel of gedeeltelijk individueel vorm te geven. Daarbij kan het traject naar duurzame werkhervatting aansluiten op eventuele zorgtaken. Vergoeding van kinderopvang gedurende het volgen van het reïntegratietraject behoort daarbij ook tot de mogelijkheden.

De VCE doet in de tussenrapportage het voorstel om bij inkomensafhankelijke regelingen bij voorkeur uit te gaan van individuele inkomens (p. 9 van de tussenrapportage). Dit voorstel zal ik niet volgen. Het kabinetsbeleid gaat uit van het huishoudinkomen. Een instrument als de (aanvullende) combinatiekorting draagt eraan bij dat het voor de tweede partner (veelal vrouwen) aantrekkelijk is om tot de arbeidsmarkt toe te treden.

Tot slot
Mijn conclusie is dat bij SZW emancipatie en gender mainstreaming structureel onderdeel uitmaken van beleidsprocessen. Deze gang van zaken is behalve onmiskenbaar ook onomkeerbaar: de sterk toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen en de noodzaak tot verdere toename daarvan laten geen andere keuze. Ook in de toekomst zal SZW zich daarvoor blijven inspannen. Waar zinvol zal ik de verschillende afwegingen die een rol hebben gespeeld bij beleidskeuzes nog explicieter toelichten. Bij de actualisering van de SZW-toets zal zoals ik al aangaf, aandacht worden besteed aan het expliciteren van het genderonderdeel.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)