Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Noord Afrika en
Midden-Oosten
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Datum |8 februari 2006 |Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel aan de Minister van Buitenlandse Zaken over uitlatingen van de Iraanse president over de Holocaust en de Iraans-Nederlandse betrekkingen. Deze vragen werden ingezonden op 12 januari 2006 met kenmerk 2050606280.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Van Bommel (SP) over uitlatingen van de Iraanse president over de holocaust en de Iraans-Nederlandse betrekkingen.
Vraag 1
Heeft de Nederlandse ambassadeur in Iran, op 20 december 2005 een onderhoud gehad met de voorzitter van de Iraanse Expediency Council, de heer Akbar Hashemi Rafsanjani?1
Vraag 2
In welk licht heeft dit gesprek plaatsgehad zo kort na de uitlatingen van de Iraanse president Ahmadinejad over de holocaust? Zo ja, wat heeft de heer Rafsanjani daarover aan de ambassadeur gemeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 3
Over welke terreinen van technologische samenwerking heeft de ambassadeur gesproken? Zijn daarbij beloften gedaan of contracten in het vooruitzicht gesteld? Zo ja, welke?
Vraag 4
Heeft de ambassadeur nauwe samenwerking in het vooruitzicht gesteld na het verhoopte einde van het geschil over de Iraanse atoompolitiek? Zo ja, welke samenwerking met Iran heeft de Nederlandse regering daarbij op het oog?
Antwoord
Zoals is aangegeven in antwoord op vragen van het lid Van Baalen van 2 januari jl. met kenmerk 2050605780 en het lid van der Laan van 6 januari jl., met kenmerk 2050606010, heeft de ambassadeur tijdens zijn ontmoeting met oud-president Rafsanjani gesproken over de voordelen op het terrein van technologie, wetenschap, handel en investeringen die er voor Iran te halen zijn bij samenwerking met de EU. De ontmoeting is te plaatsen in het kader van inspanningen inzake nucleaire proliferatie teneinde de problemen met Iran langs de weg van onderhandelingen op te lossen. Over bilaterale samenwerking op het gebied van handel en technologie heeft de ambassadeur geen uitspraken gedaan.
Vraag 5
Is het waar dat eind december 2005 in Teheran vakbondsleiders zijn gearresteerd? Deelt u de visie van de Internationale Confederatie van Vrije Vakbonden dat Iran een gevaarlijk land voor de vakbonden is?2
Vraag 6
Heeft de ambassadeur in zijn gesprek met de heer Rafsanjani ook aandacht gevraagd voor de mensenrechten in Iran? Zo ja, op welke wijze?
Vraag 7
Bent u bereid te informeren naar het lot van de vakbondsactivisten en, indien zij nog vastzitten, voor hun vrijlating te ijveren?
Antwoord
De arrestaties van eind december 2005 betroffen leiders van een werknemersverband dat vakbondsrechten opeist. Op 28 januari 2006 werden dezelfde kopstukken opnieuw opgepakt bij een demonstratie. Naar kon worden nagegaan verblijven thans nog zeven personen in hechtenis. Burgerlijke vrijheden, waaronder vakbondsrechten, zijn in Iran beperkt. Over de zorgen van de regering terzake kunnen bij de autoriteiten in Teheran, mede dankzij de inspanningen van de ambassadeur, geen misverstanden bestaan. De regering zal zowel bilateraal als in EU-verband en in VN-kader er voor blijven ijveren dat Iran zich houdt aan het VN-verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten, waarin de vrijheid van vereniging en vergadering zijn vastgelegd.
1) Bericht persbureau Irna, 20 december 2005.
2) "Trade union activists arrested in Teheran" uit Brief aan de fractievoorzitters van Tweede Kamer, d.d. 23 december 2005. Genoemd worden Mansoor Asanloo, Meesers Nasser Gholami, Abbas Kudaki, Ebrahim Madadi, Ali Zadhossein.
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Baalen (VVD), ingezonden 2 januari 2006, (vraagnummer 2050605780), en het lid Van der Laan (D66), ingezonden 6 januari 2006, (vraagnummer 2050606010).
---- --