Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake OVSE-aangelegenheden

Aan de Voorzitter van de Nederlandse delegatie
naar de Parlementaire Assemblee van de OVSE,
Mevr. mr. N. Albayrak 
p/a Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag

Directie Veiligheidsbeleid
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum 17 februari 2006 Auteur Drs. A.M. van der Togt 
Kenmerk DVB/VD-060/06 Telefoon 070-348 5048 
Blad 1/3 Fax 070-348 4352 
Bijlage(n) am-vander.togt@minbuza.nl 
Betreft OVSE-aangelegenheden www.minbuza.nl 
C.c. 
In antwoord op uw brief d.d. 31 januari jl. inzake de OVSE en mogelijkheden voor nadere betrokkenheid van de OVSE Parlementaire Assemblee bij een aantal onderwerpen kan ik u als volgt informeren.

Enkele van de door u genoemde punten inzake het begrotingsproces in de OVSE zijn momenteel onderwerp van overleg in het kader van de hervormingsdiscussie binnen de OVSE, die met name op basis van het rapport van het Panel of Eminent Persons wordt gevoerd. Het betreft ondermeer de mogelijkheid van een langere begrotingscyclus (twee jaar in plaats van één). Ook wordt onderhandeld over verbetering van de interne financiële regelgeving, mede vanuit het oogpunt van een vergroting van transparantie.

De vertegenwoordiging van de Parlementaire Assemblee in Wenen ontvangt in dit verband momenteel reeds alle relevante begrotingsstukken, de financiële verklaringen en accountantsrapporten. Ook woont een vertegenwoordiger van de Parlementaire Assemblee de wekelijkse bijeenkomsten bij van de Adviescommissie inzake Management en Financiën. In de onderhandelingen over de nieuwe procedureregels steunt Nederland het voorstel om deze situatie te formaliseren. Hierover bestaat echter nog geen overeenstemming.

Consensus over meer directe inspraak bij de begrotingsbehandeling vanuit de Parlementaire Assemblee is niet waarschijnlijk, gezien de weerstand die hiertegen bij sommigen bestaat. In de hervormingsdiscussie is voorts gebleken dat voor een controle door externe accountants in plaats van door accountants van nationale overheden evenmin consensus zal worden bereikt, met name vanuit kostenoverwegingen. In deze discussie zet Nederland in op het bereiken van een dusdanige transparantie, dat de organisatie in staat wordt gesteld daadwerkelijk verantwoording af te leggen over de gedane uitgaven, ook tegenover de Parlementaire Assemblee.

Op welke manier de Parlementaire Assemblee het best bij bovenstaande discussies kan worden betrokken, is een aangelegenheid die vanuit de Assemblee nader met het huidige Belgische OVSE-Voorzitterschap zou kunnen worden opgenomen.

Hetzelfde geldt voor de suggestie om de resoluties van de Parlementaire Assemblee een vast punt van discussie te maken bij de jaarlijkse Ministeriële Raad. De tot nu toe geldende praktijk is dat uitsluitend in de nationale voorbereiding van delegaties rekening wordt gehouden met bij de Parlementaire Assemblee levende wensen en aanbevelingen. De mogelijkheden hiervoor zijn overigens beperkt, gezien het moeizame voorbereidingsproces van ministeriële besluiten waarover telkens consensus tussen 55 deelnemende staten moet worden bereikt.

Bovengenoemde punten zijn overigens geen van beide bij de afgelopen Ministeriële Raad in Ljubljana door de Voorzitter van de Parlementaire Assemblee expliciet opgebracht. Hij beperkte zich in dit verband tot enkele kritische opmerkingen inzake de beperkte mate waarin in de hervormingsdiscussie rekening was gehouden met de aanbevelingen en conclusies die vanuit de Assemblee zelf waren geformuleerd.

Tenslotte kan ik u met betrekking tot uw vraag naar de betrokkenheid van de OVSE bij maatschappelijke integratie van "nieuwe minderheden" verwijzen naar de recente uitlatingen van de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden Ekeus in de Permanente Raad in Wenen op 9 februari jl.. Hij kondigde hierin aan nader te willen bezien in hoeverre standaarden en methoden bij de integratie van nationale minderheden ook bruikbaar zijn bij integratie van nieuwe minderheden, zulks vanuit een concept van "integratie met respect voor diversiteit".

Meer in het bijzonder gaf de HCNM aan dat hij thans opvolging geeft aan de eerdere aanbevelingen vanuit de Parlementaire Assemblee en een studie hierover zal entameren waarvan hij de resultaten wil voorleggen bij de a.s. zomerzitting van de Parlementaire Assemblee.

Een soortgelijke discussie speelde het afgelopen jaar binnen de OVSE tijdens het Sloveense Voorzitterschap dat vraagstukken van migratie en integratie prominent op de agenda had geplaatst. In de aanloop naar de Ministeriële Raad bleek het echter niet mogelijk over concrete besluiten consensus te bereiken.

De HCNM heeft in deze discussie steeds een positieve en constructieve rol gespeeld. Hij heeft hierbij overigens steeds aangegeven dat hij in dit kader momenteel niet een aanpassing van zijn eigen mandaat nastreeft. Het gaat hem nu primair om een mogelijk bredere toepasbaarheid van eerder bij integratie van nationale minderheden ontwikkelde standaarden. Hij werkt daarbij nauw samen met de drie Persoonlijke Vertegenwoordigers van het Voorzitterschap inzake tolerantie en non-discriminatie.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd met het oog op uw deelname aan de komende wintersessie van de Parlementaire Assemblee op 23-24 februari a.s. in Wenen.

Met de meeste hoogachting,

Dr. B.R. Bot