Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Van der Vlies over palliatieve zorg voor kinderen in Nederland

Kamerstuk, 3-3-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2655009

3 maart 2006

Antwoorden van staatssecretaris Ross op de vragen van het Kamerlid Van der Vlies (SGP) over palliatieve zorg voor kinderen in Nederland (2050606770).

Vraag 1
Hebt u kennis genomen van het bericht over een onderzoek van de Universiteit Maastricht dat de palliatieve zorg te weinig is gericht op de specifieke omstandigheden van kinderen?

Antwoord 1
Ja. Ik heb kennis genomen van het artikel uit het Nederlands Dagblad, dat ingaat op het onderzoeksrapport `Palliatieve zorg voor kinderen: maatwerk vereist' gedateerd juli 2005.

Vraag 2
Is er op dit moment in uw beleid sprake van maatregelen, specifiek gericht op de beschikbaarheid en de verbetering van palliatieve zorg voor kinderen?

Antwoord 2
Palliatieve zorg is een onderdeel van de reguliere gezondheidszorg. Het betreft generalistische zorg, die op elke zorg plek (thuis, ziekenhuis, verpleeghuis, hospice of bijna thuis-huis) gegeven kan worden. Dit betekent dat (huis)artsen en verpleegkundigen in staat moeten zijn een goede palliatieve basiszorg te verlenen. De in 2002 genomen maatregelen zijn dan ook gebaseerd op die uitgangspunten. Binnen deze maatregelen - die op 1 januari 2004 in werking zijn getreden - heb ik de Vereniging van Integrale Kanker Centra (VIKC) specifiek gevraagd de doelgroep van oncologie patiënten te verbreden naar doelgroepen, waaronder mensen met een handicap, kinderen en andere ziekten dan kanker, die een palliatieve fase kennen.

Vraag 3
Bent u bereid te stimuleren dat ouders gemakkelijker en sneller dat tot nu toe voorzieningen en hulpmiddelen kunnen krijgen die nodig zijn voor de begeleiding van hun kind dat palliatieve zorg nodig heeft? Op welke manier zou hier verbetering in kunnen worden aangebracht?

Antwoord 3
Eén van de taken van de VIKC en de netwerken is het begeleiden van alle patiënten die zich in de palliatieve fase van hun ziekte bevinden en hun naasten. Deze begeleiding houdt onder meer in het zorgdragen dat op het juiste moment de juiste zorg voorhanden is en dat de benodigde hulpmiddelen tijdig beschikbaar zijn.

Vraag 4
Deelt u de mening dat er op dit moment in de scholing van zorgverleners en in de richtlijnen voor de behandelingen voldoende aandacht is voor de behandeling en begeleiding van kinderen? Bent u bereid, mede aan de hand van de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport `Palliatieve zorg voor kinderen', hierin verbetering aan te brengen?

Antwoord 4
Het ontwikkelen van richtlijnen en de deskundigheidsbevordering is een verantwoordelijkheid van de professionals. De negen Integrale Kankercentra in Nederland, die zijn verenigd in de VIKC, werken met en voor organisaties en hulpverleners in palliatieve zorg. Per 1 januari 2004 is hiertoe bij elke IKC een afdeling Palliatieve Zorg gestart. Zij richten zich op onder andere kwaliteitsverbetering van zowel de organisatie als de inhoud van de palliatieve zorg en de deskundigheidsbevordering van zorgverleners in de palliatieve zorg. Recentelijk is door de VIKC het boek `Palliatieve Zorg, richtlijnen voor de praktijk' uitgegeven. Naast de herziening van bestaande richtlijnen, zijn in dit boek drie nieuwe richtlijnen opgenomen die betrekking hebben op psychosociale problematiek en zijn de ziektebeelden beschreven van ALS en hartfalen. Deze richtlijnen hebben als doel het verbeteren van de kwaliteit van de palliatieve zorg op het niveau van de individuele patiëntenzorg. Daarnaast kunnen ze ook gebruikt worden voor deskundigheidsbevordering en vergroten van kennis van de palliatieve zorg. De consultatieteams palliatieve zorg kunnen deze richtlijnen als hulpmiddel gebruiken. Onder verwijzing naar mijn antwoorden op vragen 2 en 3 zie ik het als taak van de VIKC om de verbreding naar onder andere de