Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ross: gezinscentrum in de buurt moet ouders beter helpen

Persbericht, 3-3-2006

De nieuwe gemeentelijke colleges, die na de gemeenteraadsverkiezingen geformeerd worden, moeten meer oog hebben voor het preventief jeugdbeleid. Deze uitspraak doet staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen. `Het is essentieel dat gemeenten meer kiezen voor jeugd en gezin. Een probleem bij een kind en zijn gezin staat vaak niet op zichzelf. Door snel al de problemen van probleemgezinnen aan te pakken kun je voorkomen dat grote groepen jongeren in de problemen komen en uiteindelijk in de jeugdzorg terecht komen.'

Ross wil het de gemeenten de komende tijd makkelijker maken door de verschillende financiële regelingen vanuit het rijk te bundelen. `Er gaat nu geld naar gemeenten voor de jeugdgezondheidszorg, kinderopvang, sociaal medische indicatie, peuterspeelzalen, bijstand, schoolmaatschappelijk werk en noem maar op. Ik wil in ieder geval zoveel mogelijk de algemene geldstromen die van VWS afkomen bundelen, zodat de gemeenten er meer gericht mee aan de slag kunnen.' Op dit moment wordt het geld dat gemeenten ontvangen voor jeugd verdeeld op basis van het aantal kinderen in de gemeente. Ross zou het beter vinden deze middelen toe te kennen op basis van het risicoprofiel van een kind.

Ze wil dat er per wijk of gemeente een centraal punt komt voor alle vragen van gezinnen over opvoeden en opgroeien. De enige plek ook waar vastgesteld wordt welke hulp een jongere of gezin nodig heeft. De jeugdgezondheidszorg zou hierin de spil moeten zijn. Niet alleen heeft de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) al veelvuldig contact met de ouders en het (pasgeboren) kind. In de eerste vier jaar blijft die relatie door regelmatige contactmomenten bestaan. Het bereik van het consultatiebureau is zeer hoog, ook onder die groepen in de bevolking die verder weinig contacten hebben met bijvoorbeeld welzijnsinstellingen. De jeugdgezondheidszorg is een herkenbare plek voor gezinnen, en heeft goede verbindingen met aanpalende sectoren als het algemeen maatschappelijk werk, de onderwijssector (netwerken in en rond de school) en de reguliere zorg (verloskundigen, kraamzorg en huisarts).

Waar het om gaat is dat er een instantie is die jongeren en gezinnen ziet en hen kan bijstaan als er problemen ontstaan. Gezinnen bij wie er problemen zijn kunnen concreet geholpen worden door medewerkers van zo'n loket. Die helpen bij schuldsanering, kinderopvang of opvoedondersteuning.

Deze manier van werken sluit volgens Ross naadloos aan op de WMO, die volgend jaar wordt ingevoerd, en in het kader waarvan waar gemeenten ook taken op het gebied van preventief jeugdbeleid moeten uitvoeren.