GroenLinks

GroenLinks presenteert Werkwet

4 maart 2006

GroenLinks wil tienduizenden mensen aan het werk helpen. GroenLinks presenteert daarom vandaag een werkwet in Den Bosch. De wet beloont mensen die vanuit de bijstand gaan werken. Deeltijdwerk wordt lonend. En gemeenten krijgen meer vrijheid om mensen aan het werk te helpen.

Veel te veel mensen staan in Nederland langs de kant. Zij leven vaak in armoede en hebben weinig toekomstperspectief. We moeten deze mensen veel meer kansen bieden om mee te doen, werk te vinden en zich te scholen en ontwikkelen. Daarom presenteert GroenLinks vandaag in Den Bosch een Werkwet. Femke Halsema en Ineke van Gent zijn daar op campagne met GroenLinks-wethouder Bart Eigeman. Hij heeft de afgelopen vier jaar 4.500 mensen vanuit de bijstand aan een baan geholpen. Zijn aanpak verdient landelijke navolging. De Werkwet van GroenLinks kan wethouders helpen om tienduizenden nieuwe banen te scheppen.

De Werkwet regelt allereerst dat werk meer loont. Mensen die vanuit een uitkering aan het werk gaan, moeten er netto op vooruit gaan. Het kabinet doet het tegenovergestelde: bijverdienen naast de uitkering is zo goed als verboden. De Werkwet regelt dat mensen die een bijbaantje vinden, de helft van de verdiensten mogen houden, tot een maximum van 344 euro per maand. Daarnaast vervalt de regel dat de langdurigheidstoeslag moet worden ingeleverd wanneer iemand in de afgelopen vijf jaar ook maar één dag heeft gewerkt. Iedereen die niet meer inkomen heeft gehad dan bijstandsniveau, krijgt gewoon een toeslag.

Verder maakt de Werkwet van GroenLinks deeltijdwerk lonend. De huidige Wet werk en bijstand kent maar twee smaken: óf een uitkering, óf een voltijdbaan. Deeltijdwerk moet ook lonen. Vooral mensen die vanwege de zorg voor kinderen of gezondheidsproblemen niet volledig beschikbaar zijn, krijgen zo meer mogelijkheden om mee te doen. Alleenstaande ouders kunnen een leer-werk contract afsluiten. Negentigduizend moeders in de bijstand krijgen zo een nieuw toekomstperspectief. Zij kunnen minimaal tegen het minimumloon parttime werken en eventueel een opleiding volgen.

De Werkwet geeft tenslotte veel meer ruimte aan gemeenten. In de Wet werk en bijstand heerst de politiek van de angst: het kabinet houdt gemeenten en bijstandsgerechtigden veel te kort. Daardoor is het onnodig moeilijk om mensen vanuit een uitkering aan lonend werk te helpen. De Werkwet verandert dat. Gemeenten krijgen veel meer mogelijkheden om bijstandsgerechtigden aan het werk te helpen en te houden. De aparte budgetten voor uitkeringen en reïntegratie worden samengevoegd tot één budget voor werk en inkomen. Met dit geld kunnen gemeenten alles doen wat leidt tot meer werkgelegenheid. Gemeenten mogen het geld dat zij besparen op de uitkeringen inzetten als loonkostensubsidies. Ook wordt het mogelijk om microkredieten te verstrekken voor de start van een eigen bedrijf.

De werkwet is te vinden op:
http://www.groenlinks.nl/2ekamer/notities/Notitie.2006-03-04.1034 (zie onderaan)

Femke Halsema
Ineke van Gent

De Werkwet
Voorontwerp van wet van de leden Halsema en Van Gent VOORSTEL VAN WET
Artikel 1
De Wet werk en bijstand wordt gewijzigd als volgt: I
Aan Artikel 7. Opdracht college wordt een lid toegevoegd, luidende: 6. De ondersteuning als bedoeld in eerste lid, onderdeel a, omvat in ieder geval het verstrekken van subsidie aan een werkgever, het verstrekken van een subsidie en/of een voorziening in het bedrijfskapitaal aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, voor zover dit naar het oordeel van het college kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling. II
Artikel 31. Middelen, lid 2, onderdeel j, komt te luiden: j. een premie van ten hoogste ¤ 2.054,00 per kalenderjaar, welke zowel periodiek als eenmalig kan worden uitgekeerd, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. III
Artikel 31. Middelen, lid 2, onderdeel o, komt te luiden: o. inkomsten uit arbeid tot 50% van deze inkomsten, met een maximum van ¤344,00 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt en dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. IV
In artikel 36. Langdurigheidstoeslag vervallen in lid 1 de onderdelen b en c. V
In artikel 69. Verdeling uitkeringen komt het eerste lid, onderdeel a, te luiden:
1 a. een uitkering voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en zesde lid, niet zijnde uitvoeringskosten. In artikel 69. Verdeling uitkeringen, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Het college kan de beide uitkeringen bedoeld in artikel 1 vrij besteden aan voorzieningen die naar het oordeel van het college bijdragen aan arbeidsinschakeling. Artikel 2 Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip. Artikel 3 Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als de Werkwet.
Femke Halsema
Ineke van Gent
De Werkwet
Voorontwerp van wet van de leden Halsema en Van Gent MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Doelstelling van de Werkwet
Iedereen moet de kans krijgen om mee te doen op de arbeidsmarkt. Een betaalde baan zorgt voor een inkomen, sociale contacten en zelfontplooiing. Maar werk moet wel lonen. De stap van een uitkering naar een betaalde baan moet eenvoudiger worden. Subsidies moeten zo min mogelijk terecht komen bij dure reïntegratie­bureau's, en zoveel mogelijk bij de mensen die aan het werk willen. En werkgevers moeten extra geprikkeld worden om werklozen in dienst te nemen. Het schrikbeeld van minister De Geus, een onderklasse van twee miljoen kansarme werklozen, moet worden gekeerd. En dat is mogelijk. Door de arbeidsmarkt niet alleen als topsport, maar ook als breedtesport te zien. Door mensen met zorgtaken in deeltijd te laten werken. Door voor mensen met gezondheidsklachten een aangepaste werkplek te organiseren. De huidige Wet werk en bijstand (WWB) werkt belemmerend voor gemeenten, werkgevers en werkzoekenden. De doelstelling van de wet om zoveel mogelijk mensen vanuit de bijstand richting de arbeidsmarkt te begeleiden, wordt gefrusteerd door allerlei bureaucratische eisen die de rijksoverheid stelt: in de WWB is deeltijdwerk erg onaantrekkelijk, de gesubsidieerde arbeid afgeschaft en is het niet mogelijk om werkgevers in de marktsector met financiële prikkels te verleiden om mensen in dienst te nemen. De indieners van dit wetsvoorstel willen de belangrijkste bureaucratische belemmeringen in de Wet werk en bijstand wegnemen. Zodat gemeenten de budgetten voor uitkeringen en reïntegratie flexibel kunnen inzetten. Zodat ook deeltijdwerk loont. En zodat er ook voor mensen die niet honderd procent inzetbaar zijn, een plek is op de arbeidsmarkt. Vertrouwen in gemeenten is hierbij het sleutelwoord: zij kennen hun bijstandscliënten en de lokale arbeidsmarkt het best. Daarom moeten de centralistische regeltjes uit de WWB worden geschrapt.
2. Knelpunten in huidige Wet werk en bijstand
De Wet werk en bijstand is erop gericht om zoveel mogelijk mensen vanuit een uitkering aan een betaalde baan te helpen. Gemeenten krijgen hiervoor geld vanuit het rijk: zo'n 4,3 miljard euro voor uitkeringen en zo'n 1,6 miljard voor reïntegratie. De uitkeringsbedragen:
Huishoudenssamenstelling Maximale uitkering/maand (incl. vakantietoeslag) Langdurigheidstoeslag (Echt)paar ¤ 1.201,20 ¤ 473,-
Alleenstaande met kinderen ¤ 1.061,08 ¤ 425,-
Alleenstaande ¤ 840,84 ¤ 331,-
Het probleem van de WWB is dat de wet in principe maar twee smaken kent: mensen hebben óf een uitkering, óf een full-time baan op de reguliere arbeidsmarkt. Alles wat daar tussenin zit, is vrijwel volledig onmogelijk: vrijwilligerswerk met een fatsoenlijke vergoeding, deeltijdwerk, gesubsidieerd werk of een bijbaantje. Voor veel mensen is de stap van uitkering naar werk ineens te groot, waardoor men langer volledig afhankelijk blijft van een uitkering. De indieners willen deze leemte vullen. De belangrijkste belemmeringen van de WWB op een rij: Weinig keuze bij reïntegratie
Mensen die vanuit hun uitkering aan het werk willen, hebben vaak maar weinig opties als het gaat om ondersteuning: veel gemeenten bieden alleen reïntegratie- en sollicitatiecursussen aan, die men vervolgens aan een commercieel bedrijf uitbesteed. Bijstandsontvangers die zelf het heft in handen willen nemen, bijvoorbeeld door een eigen bedrijfje te beginnen, hebben onvoldoende mogelijkheden. Alleen eenmalige bonus
De Wet werk en bijstand geeft gemeenten de mogelijkheid om mensen een eenmalige "uitstroompremie" van maximaal ¤2.054,- te geven op het moment dat zij een betaalde baan vinden. Het verstrekken van deze bonus in maandelijkse termijnen, als aanvulling bijvoorbeeld op een deeltijdsalaris, is niet toegestaan. Terwijl zo'n loonaanvulling juist het verschil kan maken tussen een besteedbaar inkomen dat hoger is dan de uitkering, in plaats van lager. Te karige bijverdienregeling
Mensen die naast hun uitkering een deeltijdbaan hebben, kunnen hiervoor niet worden beloond. De Wet werk en bijstand is streng: alleen de eerste zes maanden dat iemand werkt, mag men een kwart van de verdiensten zelf houden, tot een maximum van ¤172,- per maand. De rest van de verdiensten wordt verrekend met de bijstandsuitkering. Door deze strenge regels is een klein baantje niet lonend: mensen komen nog steeds niet in de buurt van het wettelijk minimumloon, en bovendien valt men na een half jaar weer terug naar bijstandsniveau. Voor bijvoorbeeld alleenstaande ouders in de bijstand is dit een groot probleem: vanwege zorgtaken kunnen zij vaak niet voltijds aan het werk. Voor diegenen die graag in deeltijd aan het werk zouden willen, is het frustrerend dat het vrijwel onmogelijk is om boven het niveau van de bijstandsuitkering uit te komen. Te strikte regels voor langdurigheidstoeslag
De Wet werk en bijstand kent een langdurigheidstoeslag: mensen die vijf jaar of langer van een bijstandsuitkering moeten rondkomen, niet hebben gewerkt en geen perspectief hebben op werk, krijgen dan een eenmalig extraatje van ongeveer vierhonderd euro. Op zich is dat een goede regeling; de wetgever erkent hiermee dat het niveau van de bijstand te laag is om van rond te komen. Het venijn zit 'm echter in de regel: je mag niet hebben gewerkt. Mensen die in een periode van vijf jaar ook maar een halve dag hebben gewerkt, komen volgens de WWB niet meer in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag. Behalve dat het niet rechtvaardig is - hierboven zagen we al dat het ook met een bijbaan vaak niet lukt om uit de uitkering te komen - werkt deze regel bijzonder demotiverend voor mensen die willen proberen de stap van uitkering naar werk te maken. Het intrekken van de langdurigheidstoeslag wordt immers ervaren als een boete voor de poging om aan het werk te komen. Absolute scheiding tussen uitkerings- en reïntegratiegeld Gemeenten wordt beperkt in hun mogelijkheden om mensen vanuit de bijstand aan het werk te helpen. De wetgever redeneert: óf een uitkering, óf een baan. Een tussenoplossing, waarbij een bijstandsuitkering wordt 'opgeplust' met een werkbonus, wordt door de wet niet erkend. Zelfs niet als hiermee, bijvoorbeeld dankzij een werkgeversbijdrage, bespaard kan worden op de uitkeringlasten. Als gemeenten toch op zoek gaan naar dit soort creatieve oplossingen, worden zij hiervoor gestraft door een korting op de uitkerings- en reïntegratiebudgetten. Dit ontmoedigingsbeleid leidt ertoe dat veel mensen die best deels kunnen en willen werken, afhankelijk blijven van een uitkering.
3. Voorgestelde wijzigingen
Dit wetsvoorstel lost de hierboven genoemde knelpunten in de Wet werk en bijstand op. Hieronder volgt een opsomming van de voorgestelde wijzigingen: I Meer mogelijkheden voor reïntegratie (wijziging artikel 7) Artikel 7 draagt gemeenten op te zorgen voor uitkeringen (I-deel) en reïntegratie (W-deel). Voor de reïntegratie-activiteiten ontvangen gemeenten jaarlijks 1,6 miljard euro, dat is per bijstandsgerechtigde gemiddeld ¤3.900,-. Het grootste deel van dit budget besteden zij aan gesubsidieerde banen en aan reïntegratietrajecten bij commerciële bedrijven. De indieners stellen voor om de 'gereedschapskist' van gemeenten uit te breiden, zodat mensen voortaan vanuit een bijstandsuitkering kunnen doorstromen naar de arbeidsmarkt met behulp van de volgende drie instrumenten: · loonkostensubsidies voor de werkgever;
· persoonsgebonden reïntegratiebudgetten;
· micro-kredieten voor de start van een eigen bedrijf. Gemeenten maken hierbij, net als bij de reeds bestaande reïntegratie-inspanningen, uiteraard een inschatting of de kansen op de arbeidsmarkt met de inzet van deze nieuwe instrumenten worden vergroot. II Flexibeler werkaanvaardingspremie (wijziging artikel 31, lid 2, onderdeel j) Gemeenten mogen van de huidige WWB een werkaanvaardingspremie van maximaal ¤2.054,- per jaar uitkeren. Deze premie is bedoeld als beloning voor iemand die vanuit de bijstand aan het werk gaat. De indieners willen de inzet van dit instrument flexibeler maken door het schrappen van de verplichting om de werkaanvaardingspremie in één keer uit te keren. Gemeenten kunnen er dan voor kiezen om maandelijks een bedrag van ¤171,- uit te keren bovenop de bijstandsuitkering en (eventueel) het inkomen uit arbeid. Deze wijziging zal er met name toe leiden dat het vanuit de uitkering aanvaarden van deeltijdwerk aantrekkelijker wordt. III Betere bijverdienregeling (wijziging artikel 31, lid 2, onderdeel o)

Net als de hierboven beschreven wijziging van de werkaanvaardingspremie, is deze wijziging gericht op het aantrekkelijker maken van de stap van uitkering naar betaald (deeltijd)werk. Nu nog moet een bijstandsgerechtigde in principe vier dagen per week gaan werken tegen het wettelijk minimumloon, voordat men "uit de uitkering" kan komen. Gemeenten geven aan dat deze stap te groot is, met name voor bijvoorbeeld alleenstaande ouders in de bijstand die (deels) zijn vrijgesteld van de verplichte aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid. Een extra complicatie daarbij is dat de huidige bijverdienregeling slechts zes maanden geldt. Daarna valt men weer terug in de bijstand. De indieners stellen voor om, met name voor mensen die vanwege zorgtaken of gezondheidsproblemen niet voltijds aan het werk kunnen, de zes-maandentermijn te schrappen. Daarnaast vinden de indieners dat het accepteren van deeltijdwerk meer moet lonen; de huidige vrijstellingsbedragen veroordelen mensen tot marginale baantjes en een inkomen dat structureel lager is dan het wettelijk minimumloon. In plaats van het behoud van 25% van het verdiende salaris tot een maximum van ¤172,-, stellen de indieners voor om mensen die vanuit de bijstand aan het werk gaan, 50% van hun salaris te laten houden, tot een maximum van ¤344,-. Op deze manier is het mogelijk om, ook met een deeltijdbaan van twee tot drie dagen per week, boven het niveau van het wettelijk minimumloon te komen. Zo zal werk echt gaan lonen. IV Een rechtvaardige langdurigheidstoeslag (wijziging artikel 36) Op verzoek van de cliëntenorganisaties, de VNG en talloze individuele gemeenten, wordt de regeling voor de langdurigheidstoeslag versimpeld. Nu nog mag iemand, om in aanmerking te komen voor de langdurigheidstoeslag, vijf jaar lang geen dag hebben gewerkt. Deze systematiek kan voor zowel gemeenten als bijstandsgerechtigden ontmoedigend werken voor de acceptatie van een betaalde (deeltijd)baan, ook als deze niet direct leidt tot een hoger netto inkomen. De indieners schrappen daarom de regeling dat niet mag worden gewerkt. Gemeenten toetsen dan alleen nog aan het inkomen in de afgelopen vijf jaar: is dit inkomen al die tijd niet hoger geweest dan het bijstandsniveau, dan dient de langdurigheidstoeslag gewoon te worden uitgekeerd. V Samenvoeging budgetten (wijziging artikel 69)
Gemeenten worden belemmerd in hun arbeidsmarktbeleid door de strikte scheiding van het werkdeel en het inkomensdeel zoals dat wordt uitgekeerd door het rijk. Geld dat is bedoeld voor bijstandsuitkeringen, mag ook alleen maar worden besteed aan uitkeringen. Terwijl het vaak veel efficiënter is om datzelfde bedrag in te zetten als loonkostensubsidie of mikro-krediet. Door voorgestelde wijziging van artikel 69 maken de indieners het mogelijk om de arbeidsparticipatie aan de onderkant zo flexibel mogelijk vorm te geven: gemeenten mogen - zolang er sprake is van de stap van uitkering naar (deeltijd)werk - het W-deel en het I-deel vrij besteden. Dit maakt het eenvoudiger om vernieuwende arrangementen te organiseren tussen gemeenten, publieke instellingen en bedrijfsleven.
4. Effecten van de wetswijziging
Iedereen wordt beter van de hier voorgestelde aanpassingen in de Wet werk en bijstand: werkzoekenden, werkgevers en de overheid. Het flexibiliseren van de Wet werk en bijstand is in de eerste plaats in het voordeel van de mensen die nu in de bijstand zitten. Door hen meer instrumenten te bieden om de stap van uitkering naar werk te maken, en hen hierbij zelf het initiatief te geven, is de kans op succes groter, zo blijkt ook uit experimenten bij het UWV. Zeker in combinatie met een beroepsopleiding leidt deze aanpak tot duurzame werkgelegenheid voor mensen die volledig afhankelijk zijn van de bijstand. Daarnaast wordt, door de voorgestelde afschaffing van het 'verbod' op deeltijdwerk, gestimuleerd dat mensen actief worden én blijven op de arbeidsmarkt. Ook als, vanwege zorgtaken of gezondheidsproblemen, een voltijdsbaan er even niet in zit, is het belangrijk dat mensen actief blijven in een (betaalde) baan. Ook werkgevers en gemeenten zullen veel voordeel hebben bij de voorstellen. Met name de flexibilisering van budgetten maakt het mogelijk om veel werk dat nu blijft liggen, met behulp van uitkeringsgeld te laten verrichten. In de publieke sector kunnen we denken aan onderwijsassistenten, toezichthouders in de speeltuin, conducteurs in de bus en op de tram. Maar ook voor werkgevers in de marktsector bieden deze wetswijzigingen volop kansen: deze kunnen een participatiebaan creëren waarmee zij, voor een vergoeding van bijvoorbeeld vijfhonderd euro per maand, een bijstandsgerechtigde aan het werk helpen. De gemeente kan vervolgens de helft van deze vijfhonderd euro inhouden op de uitkering, en de andere helft uitkeren aan de persoon in kwestie. Zo wordt iedereen er beter van. Om valse concurrentie tussen werknemers te voorkómen, dient de gemeente wel eisen te stellen aan zo'n participatiebaan. De indieners denken dan aan een baangarantie en aan een maximale periode van twee jaar. De flexibilisering van de budgetten maakt nog talloze andere arrangementen tussen gemeente, bijstandsgerechtigde en werkgevers mogelijk: te denken valt aan een leren-en-werken-contract voor bijstandsmoeders, waarmee zij bijvoorbeeld drie dagen gaan werken en een dag naar school. Zelfs als de gemeente de opleiding betaalt en het loon van drie dagen aanvult tot het wettelijk minimumloon, levert zo'n constructie nog besparingen op. Ook een werkbonus behoort tot de mogelijkheden: gemeenten krijgen namelijk de mogelijkheid een deel van de besparing op de uitkeringslasten in te zetten als loonkostensubsidie of als een startsubsidie voor een eigen bedrijf. Gemeenten kunnen dan de eerste zes maanden 'winst' van pakweg drieduizend euro aanbieden aan werkgevers voor een eenmalige 'bijstandsbonus'. Hiermee kunnen zij over de streep worden getrokken om mensen vanuit de bijstand een baan aan te bieden. Femke Halsema
Ineke van Gent