Radboud Universiteit Nijmegen


Over lijken. Ontoelaatbaar taalgebruik in de Tweede Kamer

Geschiedenis schrapbepaling is geschiedenis van parlementaire cultuur

Tot 2001 beschikte de voorzitter van de Tweede Kamer over de mogelijkheid om passages uit de Handelingen van de Tweede Kamer te laten verwijderen. Bijna zeventig jaar is de schrapbepaling onderdeel geweest van het Reglement van Orde van het Nederlandse parlement. Wat uit de officiële stukken verwijderd werd, is echter niet verloren gegaan. Peter Bootsma en Carla Hoetink, onderzoekers bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen, haalden de zogenaamde `lijken' uit de kast. Hun boek Over lijken wordt op woensdag 8 maart uitgereikt aan de laatste vijf Kamervoorzitters.

In 1934 werd de zogenaamde schrapbepaling opgenomen in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Deze bepaling gaf Kamervoorzitters jarenlang de mogelijkheid om passages uit de officiële Handelingen van het parlement te laten verwijderen. Vijf jaar geleden pas, in 2001, werd de bepaling zelf geschrapt, onder andere vanwege de snelheid van de media: eventueel te wraken passages zijn al publiek voordat ze geschrapt kunnen worden.

Tijden en zeden
Peter Bootsma en Carla Hoetink, onderzoekers bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen, hebben voor hun boek Over lijken alle bewaard gebleven stenogrammen met ontoelaatbare, geschrapte uitlatingen geanalyseerd. Daarnaast hebben ze Kamervoorzitters gesproken en andere bronnen geraadpleegd om meer helderheid te krijgen over de vraag waaróm bepaalde passages geschrapt werden. Door die grondige aanpak is Over lijken geen aaneenschakeling van willekeurige anekdotes geworden, maar veeleer een parlementaire cultuurgeschiedenis. De analyse van wat afwijkt, geeft een beeld van wat de norm is, en hoe die verschuift. Om te kunnen verklaren wat ontoelaatbaar wordt geacht, moeten de `lijken' in hun context worden geplaatst. Wat niet kon, hing sterk af van de omstandigheden. Dat tijden veranderen, is duidelijk: in 1934 haalde geen parlementariër het in zijn hoofd om te zeggen dat een collega `uit zijn nek kletst'. Maar waarom kan onder één en dezelfde Kamervoorzitter (Dick Dolman) het woord `chantage' in 1983 niet door de beugel als Ina Brouwer (CPN) het gebruikt, en in 1984, uit de mond van Jaap van der Doef (PvdA), wel? En waarom werd Jan Marijnissen in 1997 op zijn vingers getikt voor de woorden `even dimmen, Voorzitter', terwijl Ad Melkert een paar maanden daarvoor nog zonder commentaar had kunnen zeggen dat Marijnissen een beetje moest dimmen?

Wie levert de lijken?
Het gaat er maar om hoe een passage bedoeld wordt - en bij het interpreteren van die bedoeling hangt veel af van de toon en de strekking van het betoog, aldus de geraadpleegde Kamervoorzitters. Maar ook de achtergrond en reputatie van het Kamerlid en zijn partij spelen een rol. Bootsma en Hoetink keken in hun onderzoek onder meer welke sprekers c.q. welke fracties het vaakst op hun vingers werden getikt. Hun conclusie: `Als er uit de geschiedenis van de schrapbepaling één lijn te ontwaren valt, dan is het dat de maatregel vooral werd toegepast op non-conformistische parlementariërs, die zich ook nadrukkelijk als zodanig profileerden.'
Onder die omschrijving vallen zeer uiteenlopende politici en partijen: de revolutionair-socialist Henk Sneevliet is in het interbellum met 61 schrappingen `topscorer'; de nationaal-socialist Rost van Tonningen staat, na de communist De Visser (39 schrappingen) derde, met 34 bijdragen aan het lijkendossier. Gecorrigeerd naar het aantal jaren in de Kamer veroorzaakten vertegenwoordigers van de Communistische Partij (52 jaar in de Kamerbankjes) de meeste schrappingen, maar droegen ook de Boerenpartij in 17 jaar en de Centrumpartij/ Centrumdemocraten in 13 jaar relatief veel lijken aan het dossier bij.

Waardigheid
De invoering van de schrapbepaling in 1934 had alles te maken met de waardigheid van het parlement. In een tijd dat het politieke bestel zich in een identiteitscrisis bevond en links en rechts werd bedreigd door antidemocratische groeperingen, moest ook op het Binnenhof zelf de (orde)maatregelen worden aangescherpt om de parlementaire waardigheid te beschermen.
Waardigheid en aanzien van het parlement zijn ook voor de huidige Kamervoorzitter, Frans Weisglas, belangrijk. Dat hij niet meer de bevoegdheid heeft om woorden of zinsneden te laten schrappen, spijt hem, zo geeft hij toe in Over lijken: `Ik voer als voorzitter natuurlijk gewoon het Reglement van Orde uit, maar ik vind het eigenlijk wel jammer dat de bevoegdheid tot het schrappen uit de Handelingen aan de voorzitter van de Tweede Kamer is ontnomen.' Herinvoering van de schrapbepaling, vinden ook Bootsma en Hoetink, is echter niet van deze tijd. Boeiende geschiedenis levert ze wél op.

Over de auteurs
Peter Bootsma (1969) publiceerde eerder onder meer over het kabinet Den Uyl en over de Molukse treinkapingen. Hij werkt momenteel aan de biografie van Dries van Agt.

Carla Hoetink (1980) wijdde haar afstudeerscriptie al aan het lijkendossier van de Tweede Kamer. Momenteel is zij als promovendus Politieke Geschiedenis bezig met een dissertatieonderzoek naar `De werking van het parlement. De invloed van geschreven en ongeschreven regels op de Nederlandse parlementaire praktijk 1945-1998'.

Het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) is verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het onderzoek van het CPG maakt deel uit van het Institute for Literary, Historical and Cultural Studies.