Ministerie van Algemene Zaken

|Aan de voorzitter van de Tweede Kamer | |

|Postadres      |               |     |der Staten Generaal                  |
|Postbus 20001                   |     |Plein 2                              |
|2500 EA  Den Haag               |     |2511 CR  DEN HAAG                    |
|Bezoekadres    |               |     |                                     |
|Binnenhof 19, Den Haag          |     |                                     |
|Contactpersoon |               |     |         |                           |
|                                |     |         |                           |
|E-mail         |               |     |         |                           |
|                                |     |         |                           |
|Telefoon       |               |     |         |                           |
|070 356 4100   |               |     |         |                           |
|Fax            |Datum          |Kenmerk        |Onderwerp                  |
|070 356 46 83  |14 maart 2006  |06M482531      |Kamervragen 2050609450     |
|                                                                             |
Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Economische Zaken, toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Irrgang (SP) d.d. 13 maart 2006, nr.2050609450

DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,

Mr.dr. J.P. Balkenende
Vragen van lid Irrgang (SP) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken en aan de minister van Economische Zaken, over de beloning van de raad van Bestuur van Essent.


1. Hebt u kennisgenomen van het jaarverslag van Essent en herinnert u zich uw uitspraken over de zelfverrijking aan de top van de energiebedrijven?

Antwoord
Ja.


2 Acht u een bezoldiging van bijna negen euroton voor de voorzitter van de Raad van bestuur van Essent, respectievelijk 660.000 en 530.000 voor de twee andere leden van de RvB te rijmen met uw uitspraken van vorig jaar april?


3. Zo neen, hoe staat het met de realisatie van uw belofte om het niet bij "naming en shaming" te laten. Maar ook door middel van maatregelen
-bijvoorbeeld in de fiscale sfeer- de zelfverrijking aan te zullen pakken

Antwoord
Vorig jaar was er de nodige ophef toen uit de jaarverslagen van een aantal grote ondernemingen viel op te maken dat de beloningen van de top van het bedrijfsleven substantieel waren gestegen. Toen was de algemene indruk overigens wel dat de vaste component redelijk binnen de perken was gebleven, maar dat er enkele forse uitschieters in de sfeer van de bonussen waren. Met name werd geconstateerd dat bonussen niet altijd waren gekoppeld aan heldere transparante prestatiecriteria.

De discussie van vorig jaar heeft toen onder meer geleid tot een brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 2005 waarin een overzicht wordt gegeven van de verschillende maatregelen die het kabinet de afgelopen jaren met betrekking tot topinkomens heeft getroffen. Hierbij kan ondermeer gewezen worden op de versterking van de positie van de Raad van Commissarissen en de aandeelhoudersvergadering, het stimuleren van de totstandkoming en implementatie van de code-Tabaksblat, het wetsvoorstel medezeggenschap werknemers dat werknemers in staat zal stellen met het bestuur te praten over de beloningsverhoudingen in het bedrijf en de wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens die
1 maart 2006 in werking is getreden.

Over de brief van de minister van SZW heeft op 29 september een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer plaatsgevonden. In dit algemeen overleg is onder meer toegelicht waarom geen fiscale maatregelen worden getroffen. Mede naar aanleiding van de tijdens dit AO ingediende motie Bakker vindt thans een onderzoek plaats naar de mogelijkheden om te komen tot normering van de beloningen in de semi-publieke sector. Het kabinet wil dat in iedere semi-publieke sector binnen een jaar een beloningscode wordt opgesteld. In die code wordt een norm geformuleerd waar salarissen in beginsel niet boven mogen komen.
Overigens wijs ik u er op Essent niet behoort tot de semi-publieke sector.

Recentelijk heeft u van de minister van Financiën een kabinetsreactie ontvangen op het advies van de commissie Frijns

Voor de goede orde wijs ik u erop dat het kabinet niet degene is die besluiten neemt over de genoemde beloningen. De besluiten worden genomen door de Raad van Commissarissen en goedgekeurd door de aandeelhouders. De aandeelhouders hebben terzake een eigen rol en verantwoordelijkheid.

Het oordeel of de genoemde beloningen te ruim zijn komt derhalve toe aan de commissarissen en de aandeelhouders. Uit de gisteren ontvangen brief van de voorzitter van de raad van commissarissen van Essent komt naar voren dat men acht geslagen heeft op de maatschappelijke kritiek van vorig jaar en ook met het oog op veranderende omstandigheden een nieuw beloningsbeleid voor staat voor de nieuwe leden van de raad van bestuur. Dit laat onverlet dat men de beloningen aan de hoge kant kan vinden.

Daar waar het Rijk zelf aandeelhouder is, uitgeoefend door het ministerie van Financiën, zijn in het afgelopen jaar concrete resultaten geboekt met het voeren van een intensief en actief bezoldigingsbeleid. De ervaring die het ministerie van Financiën in deze rol heeft opgedaan zijn aan de andere overheden ten behoeve van hun rol als aandeelhouder ter beschikking gesteld. Er zijn een aantal bijeenkomsten georganiseerd door het ministerie van Financiën met deze aandeelhouders waarbij met name ervaring uitgewisseld werd over de relatie tussen beloningscriteria en beloningen en de transparantie van de beloningscriteria.