Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording kamervragen over mogelijke executies Indonesische mannen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Azië en Oceanië
Afdeling Zuidoost-Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |13 maart 2006                       |Behand|Maurice Pourchez     |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DAO-191/06                          |Telefo|+31 70 348 6055      |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/1                                 |Fax   |+31 70 348 5323      |
|Bijlag|1                                   |maurice.pourchez@minbuza.nl  |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van de leden   |                             |
|t     |Van der Staaij, Nawijn, Van Velzen, |                             |
|      |Bakker, Haverkamp en Karimi over    |                             |
|      |mogelijke executies van drie        |                             |
|      |Indonesische mannen                 |                             |
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij, Nawijn, Van Velzen, Bakker, Haverkamp en Karimi over mogelijke executies van drie Indonesische mannen. Deze vragen werden ingezonden op 10 maart 2006 met kenmerk 2050609420.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Nawijn (Groep Nawijn), Van Velzen (SP), Bakker (D66), Haverkamp (CDA), Karimi (GroenLinks), over de terdoodveroordeling van drie mannen uit Centraal Sulawesi.

Vraag 1
Bent u op de hoogte van de terdoodveroordeling van drie mannen uit Centraal Sulawesi, de heren Fabianus Tibo, Dominggus da Silva en Marinus Riwu? Over welk feitenrelaas beschikt u?

Antwoord

Ja, internationale mensenrechtenorganisaties hebben mijn aandacht gevraagd voor het lot van drie mannen uit Centraal Sulawesi, de heren Fabianus Tibo, Dominggus da Silva en Marinus Riwu. Deze personen zijn in 2001 door de districtsrechtbank in Palu, Sulawesi, ter dood veroordeeld voor moord met voorbedachte rade en het aanwakkeren van etnische en religieuze conflicten in Poso, Centraal Sulawesi. Dit vonnis is door het hooggerechtshof van Centraal Sulawesi gehandhaafd. Het verzoek om clementie van Amnesty International in november 2005 is door de president van Indonesië niet gehonoreerd.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u, onder meer gelet op het feit dat er 13 getuigenissen gegeven zijn die de onschuld van de mannen bepleitten maar door de rechter terzijde geschoven zijn, de rechtsgang van deze mannen? Zijn de internationaal-rechtelijke normen voor een eerlijke procesgang in acht genomen?

Vraag 3

Bent u, gelet op het feit dat de executies elk moment voltrokken kunnen worden, bereid om onmiddellijk uw afkeuring over deze executies aan de Indonesische autoriteiten kenbaar te maken, te vragen of het vonnis heroverwogen kan worden en - voor zover er sprake is van onregelmatigheden - of deze drie mannen alsnog een eerlijke rechtsgang kunnen krijgen?

Antwoord
De Nederlandse regering is principieel tegenstander van de doodstraf en deelt dus uw zorg ook in deze specifieke casus.

In november 2005 heeft de EU de Indonesische autoriteiten om clementie verzocht. Voorts heeft het EU-voorzitterschap in januari jongstleden zowel de Indonesische minister van Justitie en Mensenrechten als de Indonesische procureur-generaal verzocht de doodstraf opgelegd aan Fabianus Tibo, Dominggus da Silva en Marinus Riwu, niet ten uitvoer te leggen. Aan de Indonesische minister van Justitie en Mensenrechten zijn tevens de zorgen overgebracht die de EU heeft over de aard van de procesgang in het licht van internationale normen.

De regering blijft bilateraal en in EU-verband afschaffing van de doodstraf bepleiten bij de Indonesische autoriteiten. Deze week zal tijdens het hoogambtelijk overleg met Indonesië (zie mijn antwoorden en die van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de heer Koenders over Sulawesi, TK 970) ook deze kwestie worden opgebracht.

Vraag 4

Kunt u deze vragen, vanwege het urgente karakter van de zaak, vóór dinsdag 14 maart beantwoorden?

Antwoord

Ja.


---- --