Universiteit van Tilburg 14 maart 2006

Ontwerp van universele dienstverlening voor banken vraagt om kostenbaten-analyse

Het thema van 'Universele Dienstverlening' voor bankieren komt steeds vaker ter sprake in beleidsdiscussies. De verplichtingen tot zo'n dienst, die in grote lijnen neerkomen op het beschikbaar stellen en toegankelijk maken van een basisaanbod van voldoende kwaliteit tegen betaalbare prijzen, beperken zich momenteel tot sectoren als post, telecommunicatie en energie. TILEC heeft onderzocht hoe het concept toegepast kan worden op diensten in het betalingsverkeer. Een belangrijke conclusie is dat dit een kostenbaten-analyse vraagt die de specifieke kenmerken van de sector en het land in ogenschouw neemt, opdat duidelijk wordt wat vanuit een welvaartsperspectief optimaal is.

In het rapport Universal service in banking geeft TILEC een raamwerk voor het ontwerpen en implementeren van een verplichting tot universele dienstverplichting (UDV). Een UDV houdt in dat een basisaanbod van zekere minimale kwaliteit tegen betaalbare prijzen moet worden aangeboden aan alle klanten die daar binnen redelijke grenzen om vragen. Het raamwerk wordt geïllustreerd aan de hand van recente ontwikkelingen in de bancaire sector. De onderzoekers van TILEC stellen bij het uitwerken van een UDV voor een kosten-batenanalyse uit te voeren met betrekking tot alle mogelijke opties inclusief de optie van niet interveniëren door de overheid. Vervolgens kan een keuze worden gemaakt voor het meest geschikte instrument of mechanisme dat de overheid kan inzetten. Interventie in de markt is alleen nodig (en gewenst) als er een probleem is dat het beste in de sector zelf kan worden aangepakt, en als deze interventie leidt tot een welvaartsverhoging. Een kosten-batenanalyse van welvaartseffecten is nodig omdat er geen algemeen recept bestaat voor de welvaartsoptimale aanpak, en omdat ingrijpen in de markt welvaartskosten met zich meebrengt. De uitkomst van een dergelijke analyse zal ongetwijfeld uitwijzen dat zowel de karakteristieken van een land (demografie, geografie) als die van een bedrijfstak (kosten, vraag, innovatie) in belangrijke mate bepalen of een UDV wenselijk is. Daarbij kan worden gelet op de bevolkingssamenstelling (en de inkomensverschillen) en de mate waarin mensen wonen in afgelegen gebieden. Hieruit vloeit voort wat de optimale vorm van de UDV is en hoe deze kan worden gefinancierd. Het financieren van een UDV aan de aanbodzijde (dus door de bank zelf, via kruissubsidies, prijsopslagen of een compensatiefonds) kan de allocatieve efficiëntie in de bancaire sector verstoren. Bovendien houdt deze wijze van financieren geen rekening met het feit dat betaaldiensten positieve externe effecten genereren voor de maatschappij als geheel. Verder blijkt dat het aanwijzen van alle banken om de 'productdimensie' van een UDV te verzorgen (bijv. bestaande uit een basisbetaalrekening) mogelijk de meest effectieve manier is voor implementatie. Dat geldt mogelijkerwijs niet voor de 'geografische dimensie'. Het aanwijzen van alle aanbieders leidt immers tot kostenduplicatie en daarmee tot inefficiëntie. Dat kan betekenen dat, vanuit een welvaartsperspectief, niet iedere bank alle basisdiensten overal zou moeten aanbieden. Andere opties, waarbij de sector zelf zorgdraagt voor voldoende beschikbaarheid en bereikbaarheid (zelfregulering), of waarbij de overheid een mechanisme implementeert om dat te laten verzorgen door de meest efficiënte aanbieder (bijv. via een veiling) zijn daarom de moeite waard om in ogenschouw te nemen.

Tot slot zijn technologische ontwikkelingen in een sector (zoals de mogelijkheden die internet biedt) zeer relevant om in overweging te nemen bij het vaststellen van de behoefte aan en wenselijkheid van UDV-verplichtingen. Het rapport licht bovenstaande thematiek toe aan de hand van het recente initiatiefwetsvoorstel toegankelijkheid en bereikbaarheid basisbetaaldiensten, waarin een UDV voor Nederlandse banken wordt voorgesteld. De onderzoekers concluderen dat een dergelijk voorstel onderbouwd dient te worden met een welvaartsanalyse van kosten en baten van de mogelijke opties. De studie Universal service in banking werd verricht op verzoek van de NVB (Nederlandse Vereniging van Banken). Het is geschreven door Paul de Bijl, Eric van Damme, Sally Janssen en Pierre Larouche, allen verbonden aan TILEC. Het rapport is beschikbaar op
http://www.tilburguniversity.nl/tilec/publications/report/usobanking.p df TILEC (Tilburg Law and Economic Center) is een expertisecentrum, ondergebracht bij de economische en juridische faculteit van de Universiteit van Tilburg. Het onderzoek van TILEC beweegt zich op het grensgebied tussen economie en recht. Zie:
www.tilburguniversity.nl/tilec/

Noot voor de pers