Provincie Overijssel

"Restwarmte is brandstof voor de toekomst"

Nederland is bereid veel geld en subsidies te steken in de opwekking van duurzame energie, maar de middelen voor energiebesparing zijn ontoereikend. Het instrumentarium dat we hebben, is zelfs uitgedund door de afschaffing van de EPR (Energie Prestatie Regeling). Kennelijk is het praten over organisatiemodellen en installaties `sexyer` dan gewoon het besparen van energie. De kansen voor energiebesparing in het algemeen en benutting van restwarmte in het bijzonder zijn echter groot. Industriële restwarmte - die nu nog wegvloeit via de schoorsteen of het koelwatersysteem - ligt voor het oprapen. Discussies over de aantasting van luchtkwaliteit en klimaatverandering en almaar oplopende prijzen voor fossiele brandstoffen, maken hergebruik van warmte economisch en maatschappelijk daarom meer dan gewenst.

"De media staan bol over het onderwerp energie: de splitsing van de energiebedrijven, wel of niet kernenergie, de voorzieningszekerheid van energie. Ik hoor staatssecretaris Van Geel bij het kernenergiedossier terecht zeggen dat alle mogelijke maatregelen nodig zijn. Het gaat dus om én, én, én. Echter, benutting van restwarmte is daarbij (voor zover ik weet) niet of nauwelijks genoemd. Deze vorm van energiebesparing komt moeizaam van de grond. De rijksoverheid steekt miljarden in het opwekken van duurzame energie, maar heeft blijkbaar geen geld over voor energiebesparing.

Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. De mogelijkheden voor restwarmtebenutting in Twente zijn enorm: zoân 4,5 Peta Joules per jaar. Dit komt neer op het gemiddelde gasverbruik van 65.000 woningen. Dit is vergelijkbaar met 113 windturbines van 2 megawatt. Via de MEP-subsidie (milieukwaliteit elektriciteitsproductie) en de Energie investeringsaftrek zou dit de rijksoverheid ⬠323 miljoen in tien jaar kosten. Er is echter aanzienlijk minder geld nodig om restwarmte in Twente effectief te stimuleren en hetzelfde milieueffect te bereiken.

Met restwarmte projecten wordt fors bijgedragen aan de Nederlandse CO2 reductie doelstelling en de verbetering van de lokale luchtkwaliteit. De economische voordelen zijn evident: voorzieningszekerheid en de onafhankelijkheid van de gasprijzen. De kosten van restwarmte zijn namelijk niet of nauwelijks afhankelijk van de wereldprijzen voor energie.

Ervaring leert dat je een trekker moet hebben, die het onderwerp op de agenda plaatst en bewaakt en die boven partijen staat. In Rijnmond is bijvoorbeeld na jarenlang (15 jaar) overleg eindelijk een restwarmteproject van de grond gekomen. Jammer dat het zo lang duurt. Kansen worden zo gemist. Provincies kunnen deze (boven) regionale trekkersrol prima op zich nemen en financieel bijdragen aan de voorbereiding en uitvoering van restwarmte projecten. In Overijssel heeft de provincie daarom ook bijgedragen aan een restwarmteproject in Twente. Maar de rijksoverheid zal ook substantieel moeten zorgen voor subsidiemogelijkheden en randvoorwaarden om projecten te realiseren. Daarmee kan de koudwatervrees voor restwarmte worden weggenomen.

Uiteraard gaat het om meer dan geld. Zo zou in de aanstaande warmtewet meer balans moeten komen tussen de belangen van de aanbieders van warmte en de belangen van de afnemers, de consumenten. De nieuwe warmtewet lijkt nu vooral het belang van de afnemers centraal te stellen door vele eisen te stellen aan de aanbieders. Hierdoor lopen de aanbieders niet warm om te participeren in restwarmteprojecten.

Ook kan de minister van EZ, bijvoorbeeld via de witcertificaten, er aan bijdragen dat de randvoorwaarden voor energiebesparing bij consumenten beter worden. Nu de energieprijzen stijgen, wordt benutting van restwarmte des te aantrekkelijker. De minister kan, bijvoorbeeld in de warmtewet, regelen dat de afnemers mee delen in dit voordeel. Kortom, gouden kansen, die nog wel verzilverd moeten worden!"

Piet Jansen,

gedeputeerde landelijk gebied, water en energie in de provincie Overijssel.