De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief -
Ons kenmerk UB/A/2006/20439
Datum 16 maart 2006
Onderwerp Evaluatie SUWI-experimenten
Op 15 februari jl. heeft een algemeen overleg plaatsgevonden met de vaste commissie voor
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tijdens dit overleg heb ik toegezegd de evaluatie inzake
A/B-routering binnen een maand aan u toe te zenden. Met deze brief doe ik mijn toezegging
gestand.
Op basis van het Besluit experimenten SUWI hebben de ketenpartners in 2004 en 2005 zes
aanvragen ingediend voor experimenten SUWI, die alle zijn goedgekeurd. Vier van de zes
experimenten zijn nu geëvalueerd (Alphen aan den Rijn, Amsterdam Nieuwwest, Apeldoorn
en West-Friesland). Twee experimenten worden later geëvalueerd - één experiment is nog in
voorbereiding (Maasland) en het andere loopt nog te kort (Parkstad Limburg). In de
experimenten is onder meer de A/B-routering beproefd als alternatief voor fasering.
De ketenpartners hebben geconstateerd dat het huidige faseringsstelsel belemmerend werkt nu
zij steeds meer kiezen voor een gezamenlijke dienstverlening waarin de klant centraal staat. Er
is behoefte aan een verdeelmodel dat beter aansluit bij de verdergaande samenwerking in de
keten en de toegenomen aandacht voor de klant. De experimenten die de afgelopen periode
zijn uitgevoerd, boden de mogelijkheid hiermee ervaring op te doen.
Uitgangspunt van de experimenten is dat iedereen werk kan zoeken (route A) tenzij er zware
persoonlijke belemmeringen zijn die dat verhinderen (route B). Aan het begin van het proces
wordt op basis van een beslisboom (vragenlijst) bepaald of een werkzoekende in route A of in
route B wordt ingedeeld. Voor werkzoekenden in route A wordt de dienstverlening van CWI,
UWV en gemeenten waar nodig gecombineerd aangeboden en regelmatig heroverwogen.
Dienstverlening, i.c. bemiddeling en (lichte) reïntegratie, van CWI, UWV en de gemeente kan
dus naast elkaar worden ingezet.
Welke dienstverlening een werkzoekende nodig heeft wordt bepaald door het cliëntprofiel.
Hierbij kan het Ankermodel een rol spelen. Met behulp van het Ankermodel, dat is ontwikkeld
door UWV, kan op basis van een analyse van individuele kansen en risico's worden
vastgesteld welke dienstverlening een cliënt op welk moment nodig heeft. Vanuit het oogpunt
Ons kenmerk UB/A/2006/20439
van effciency acht ik het van belang dat het instrument van het Ankermodel en het instrument
van de A/B-routering elkaar aanvullen en ik zal CWI en UWV verzoeken dit te realiseren.
Als na verloop van tijd blijkt dat een werkzoekende toch niet in route A past, wordt hij/zij
alsnog overgedragen aan UWV of gemeente (route B). Dit wordt iedere drie maanden
geëvalueerd. Het is van belang dat deze overdracht tijdig plaatsvindt zodat werkzoekenden niet
onnodig lang verstoken blijven van passende dienstverlening in route B. De overdracht zal
echter vloeiender verlopen omdat CWI, UWV en gemeenten vanaf de start van het proces al
nauw samenwerken.
In de evaluatie wordt geconcludeerd dat de experimenten uitwijzen dat ketendienstverlening
aan werkzoekenden op basis van geïntegreerde dienstverlening en A/B-routering effectiever,
klantgerichter en efficiënter is dan dienstverlening op basis van faseren.
Illustratief voor de toegenomen effectiviteit zijn de scores op de preventiequote. CWI geeft aan
dat deze meer dan gemiddeld zijn toegenomen. De ontwikkeling van de uitstroomquotes laat
een wisselend beeld zien en blijft achter bij de landelijke ontwikkelingen. Een mogelijke
verklaring hiervoor is de hogere preventiequote. Succesvolle preventie leidt tot een kleiner en
gemiddeld moeilijker bestand van werkzoekenden, waardoor verhoging van de uitstroomquote
lastiger te realiseren is.
Vergroting van de klanttevredenheid kan op dit moment niet aangetoond worden door
klantonderzoek. Wel geeft een onderzoek in Alphen aan den Rijn een voorzichtige indicatie in
die richting. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat cliënten in de experimenteergroep zich
meer gestimuleerd voelen door CWI en meer zelf het initiatief nemen om een baan te vinden.
Ook kan de cliënt zijn gegevens vaker eenmalig aanleveren. Eerder klantonderzoek heeft
duidelijk gemaakt welke factoren van belang zijn voor de klanttevredenheid. Het gaat
bijvoorbeeld om één aanspreekpunt, eenduidige informatie, deskundigheid van de
medewerkers. Een aantal veranderingen in de werkprocessen die in de experimenten zijn
doorgevoerd sluiten goed bij deze factoren aan, waardoor de klanttevredenheid mogelijk
verbetert.
In de evaluatie wordt tot slot gesteld dat de efficiëncy is verbeterd. Deze conclusie kan
vooralsnog niet worden onderbouwd met cijfers. Wel wordt in de evaluatie aangegeven dat de
werkwijzen in de experimenten leiden tot minder dubbele gegevensuitvraag, minder
overdracht door één aanspreekpunt voor de cliënt, minder dubbelingen in de dienstverlening
en ontschotting van de organisaties. Dit kan een indicatie zijn voor een grotere efficiency in de
werkprocessen.
De evaluatie van de experimenten is uitgevoerd en opgesteld door CWI. De ketenpartners
UWV, VNG en Divosa ondersteunen de conclusies van de evaluatie. Zij hebben dit kenbaar
gemaakt door in te stemmen met de rapportage `Goed bekeken'. In deze rapportage worden de
resultaten gepresenteerd van regionale samenwerkingspraktijken in 2005. Hierin komen ook
de geëvalueerde experimenten aan de orde.
---
Ons kenmerk UB/A/2006/20439
Ook cliëntenorganisaties zijn bij de evaluatie betrokken. De evaluatie is in concept besproken
met de centrale cliëntenraad. Deze onderschrijft de uitgangspunten van de nieuwe werkwijze
en verwacht dat daarmee de dienstverlening aan de cliënt kan verbeteren. De cliëntenraad heeft
geconstateerd dat de bekendheid met de nieuwe werkwijze bij cliënten gering is en dringt
daarom aan op een goede informatievoorziening. Ik vind dit een punt van wezenlijk belang en
ik zal dit bij CWI onder de aandacht brengen.
CWI heeft aangegeven voornemens te zijn om de A/B-routering vanaf het tweede kwartaal
2006 algemeen in te voeren. Ik heb CWI verzocht een voorstel bij mij in te dienen waarin het
beoogde model in samenspraak met de ketenpartners nader inhoudelijk is uitgewerkt.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Bijlage(n): Evaluatie SUWI-experimenten
c.c.: Voorzitter Raad van Bestuur CWI
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid