D66
Door Fatma Koser Kaya bij de behandelinge van de nieuwe
Geneesmiddelenwet
Voorzitter,
Het voorstel om artikel 19, het zogenaamde
"één-apotheker-per-apotheek-artikel" af te schaffen, heeft veel stof
doen opwaaien. Enerzijds pleiten partijen voor het behoud van artikel
19 zodat de noodzakelijke kennis altijd in de apotheek aanwezig is en
anderzijds zijn er voorstanders van het schrappen van artikel 19 omdat
zij afwillen van het huidige apothekersmonopolie. Voor D66 is er maar
één vraag doorslaggevend: wat schiet de patiënt ermee op? Een
apotheker staat namelijk niet voor zichzelf een zaak te runnen. De
apotheker staat er voor de patiënt. De patiënt moet van een apotheker
de zorg ontvangen die nodig is. Het maakt mij niet uit of een
apotheker één of twee filialen runt, zolang hij er is als de patiënt
hem nodig heeft, de kwaliteit van de door hem geleverde diensten
gewaarborgd is en de betaalbaarheid niet in het geding komt. Als het
opheffen van het verbod in artikel 19 betekent dat een splitsing
mogelijk wordt tussen de handel en de zorgtaak van een apotheker,
zodat de handel aan ander gekwalificeerd personeel kan worden
overgelaten en de apotheker zich volledig kan toeleggen op de zorgkant
van het verhaal, dan kan D66 dat alleen maar toejuichen. Als het
schrappen van artikel 19 echter inhoudt dat een apotheker een
ongelimiteerd aantal vestigingen kan openen en elk contact met de
werkvloer verliest, dan is de patiënt en de zorgvuldige
informatieverstrekking, dus ook de kwaliteit, daar niet bij gebaat. Ik
krijg van de minister dan ook graag de garantie dat zowel de kwaliteit
als de betaalbaarheid van de apothekerszorg niet zal leiden onder het
opheffen van "één vent per tent" of "één vrouw per gebouw", zoals
mevrouw Schippers aangaf.
Er is reeds opgemerkt dat jaarlijks veel mensen sterven als gevolg van
onjuiste medicatieverstrekking. De aanwezigheid van een apotheker zou
het aantal sterfgevallen verminderen. Een groot deel wordt echter niet
voorkomen.
Ik vraag mij af of dit op basis van artikel 19 kan worden voorkomen of
dat er een andere oorzaak aan ten grondslag ligt. Volgens mij is
hierbij informatieverstrekking en samenwerking tussen zorgverleners
van groot belang en kan het medicatiedossier hierbij een grote rol
spelen.
Op dit moment richten apotheekhoudende huisartsen op verschillende
plaatsen in het land bv's op die apotheken gaan runnen. Hierdoor zijn
voorschrijvers dus aandeelhouders van afleverende apotheken. Ik
voorzie hierbij een probleem omdat de winstmarges van de apotheken van
invloed zullen zijn op het voorschrijfgedrag van deze huisartsen. De
kans bestaat ook dat zij patiënten verwijzen naar apotheken waarin zij
aandelen hebben. Dat is onwenselijk. De nieuwe Geneesmiddelenwet
voorziet niet in voorzorgsmaatregelen op dit terrein.
Een andere heikele vraag is of de verkoop van zelfzorggeneesmiddelen
voorbehouden moet blijven aan drogisten of juist niet. Voor de vrije
verkoop van zelfzorggeneesmiddelen geldt hetzelfde als voor artikel
19, namelijk de vraag wat de patiënt ermee opschiet. Wat betekent het
voor de kwaliteit en de betrouwbaarheid van geneesmiddelen als zij
niet alleen bij apotheken en drogisten, maar bijvoorbeeld ook in
supermarkten verkrijgbaar zijn? Hoe denkt de minister de kwaliteit en
de betrouwbaarheid te kunnen waarborgen? Het CBG heeft hier uiteraard
een taak in. Zijn de toetsingscriteria, dus de kwaliteitscriteria,
voldoende? Onpartijdigheid en onafhankelijkheid spelen hierbij een
rol.
Verschillende woordvoerders hebben gesproken verpleegkundigen. Hun rol
bij het voorschrijven en ter hand stellen van geneesmiddelen is heel
belangrijk. In de praktijk komt het voor dat verzorgende medicijnen
ter hand stellen en verpleegkundigen medicijnen voorschrijven. In die
gevallen stelt de arts de diagnose en schrijft voor en schrijft
vervolgens de verpleegkundige voor. Dit vraagt om een wettelijke
regeling. Ik heb begrepen dat hier nog een overleg over zal worden
gevoerd. De positie van de verpleegkundige moet worden gemarkeerd. Er
moet voor worden gezorgd dat deze groep gevraagd en ongevraagd op de
hoogte wordt gebracht van de laatste ontwikkelingen rondom
UA-geneesmiddelen. Zij moeten de informatie en voorlichting krijgen
die onontbeerlijk is voor een goede uitoefening van het vak. Dit komt
de kwaliteit van het handelen van verzorgenden en verpleegkundigen
alleen maar ten goede. Ik hoor graag wat de minister hiervan vindt.
Ik wil nog iets zeggen over enkele amendementen. Het eerste amendement
betreft indicatie in het EMD. De fractie van D66 ziet het belang van
een goede samenwerking tussen arts en apotheker. Ik heb daar net al
iets over gezegd. Het EMD speelt een grote rol in het verbeteren van
de informatie-uitwisseling tussen zorgverleners. Het amendement van
mevrouw Schippers inzake vermelding van de indicatie van het EMD zodat
de apotheker deze kan inzien, steun ik van harte. Ongeveer 50% van de
geneesmiddelen worden buiten de registratietekst voorgeschreven en
gebruikt. Het amendement van mevrouw Schippers dat hier betrekking op
heeft, steun ik en heb ik medeondertekend. Het amendement over de
scheiding van registratie en de bewaking van bijwerkingen van de heer
Buijs heb ik ook medeondertekend. Ik sluit mij aan bij de zaken die
hij hierover heeft gezegd.
Tweede termijn
Voorzitter,
Op dit moment is er in Nederland gemiddeld één apotheker
verantwoordelijk voor ongeveer 5000 patiënten. Een gemiddelde apotheek
heeft, zo begrijp ik, een bestand van 9000 à 10.000 patiënten. Als ik
de cijfers niet correct weergeef, verneem ik dat graag van de
minister. Er werkt zo'n 1.7 fte-apotheker in een gemiddelde apotheek.
Als de apotheker niet meer verplicht is, in de apotheek aanwezig te
zijn om zo zorg te verlenen aan de ongeveer 5000 patiënten, zal deze
situatie uiteindelijk leiden tot meer patiënten per apotheker. Een
apotheker kan dan verantwoordelijk worden voor een oneindig aantal
apotheken met al hun patiënten. Naar de mening van mijn fractie
bevordert dat niet de farmaceutische kwaliteit van de zorg.
De apotheker draagt in de apotheek de volledige verantwoordelijkheid
voor de werkzaamheden, de producten en de zorg die geleverd worden. De
minister heeft dat in zijn brief nogmaals uiteengezet.
Door de ICT is er een heel goede geneesmiddelenbewaking mogelijk. Als
de computer echter een signaal geeft van een bestaande wisselwerking,
moet die wel door de apotheker geïnterpreteerd worden. Bij de
apotheker met wie wij contact hebben gehad, gaat dit om ongeveer 50
meldingen per dag. Ik ben een groot voorstander van ICT. Dat is
bekend. ICT zorgt ervoor dat alles gecontroleerd wordt, maar
uiteindelijk heeft het niet meer dan een signaalfunctie.
De vertaling gebeurt door de apotheker. De minister heeft verwezen
naar de NAN. De NAN is een norm die door de beroepsgroep is opgesteld.
Eigenlijk is het niet meer dan een vertaling van wat in de wet staat
voorgeschreven aan de beroepsbeoefenaren zodat zij weten wat zij
volgens de wet moeten doen. Op dit moment wordt in de NAN verwezen
naar de wet. Als artikel 19 verdwijnt uit de wet, is er geen
wettelijke waarborg meer. Er wordt geopperd dat het voorschrift dan in
de NAN moet worden gezet, maar dat kan niet zomaar. Het is een norm
die is opgesteld door de beroepsgroep. De overheid kan niet zeggen wat
daarin moet komen. Daarnaast is de NAN privaatrechtelijk. Als artikel
19 uit de wet wordt gehaald, dus publiekrechtelijk, kan men dit niet
privaatrechtelijk repareren. Daarnaast hoeft een apotheker zich niet
te houden aan de NAN. Pas als iets is fout gegaan, kunnen de Inspectie
voor de Gezondheidszorg of de rechter bezien of iemand zich aan de NAN
heeft gehouden. Het is dus altijd een controle achteraf.
In mijn eerste termijn heb ik gevraagd wat de patiënt ermee opschiet.
Houdt het schrappen van artikel 19 in dat een apotheker een
ongelimiteerd aantal filialen kan openen? Daarop heb ik van de
minister geen antwoord gekregen. Als dat zo is en als het schrappen
van het artikel dat beoogt, is de D66-fractie daar niet voor. Een
apotheker kan slechts verantwoorde zorg leveren voor een beperkt
aantal patiënten. Daarmee geef ik niet aan dat een apotheker nooit
meerdere filialen zou mogen bemannen. Daaraan moet echter wel een
maximum zitten. Ik vraag hierop een reactie van de minister.
Ik kom op de zelfzorgmiddelen. In de eerste termijn heeft de
D66-fractie de minister gevraagd naar het vrijgeven van de verkoop van
zelfzorggeneesmiddelen. In de brief die hij voorafgaande aan de tweede
termijn aan de Kamer heeft gestuurd, heeft hij geschreven dat het CBG
goed in staat is een lijst te maken met middelen die geschikt zijn
voor de vrije verkoop. Het uitgangspunt van de D66-fractie in dezen is
in de eerste plaats dat patiënten, consumenten, verstandige en
weldenkende mensen zijn die als zij goed zijn geïnformeerd of
voorgelicht en een goede bijsluiter hebben, uitstekend in staat zijn
zelf te oordelen over het innemen van verantwoorde hoeveelheden
Paracetamol en hoestdrank. Hieraan hoeft wat ons betreft geen
apotheker of drogist te pas te komen.
Echter, velen in de Kamer hechten eraan een aparte categorie
zelfzorgmiddelen in het leven te roepen: de UAD-middelen. Daaronder
vallen onder andere zeer sterke pijnstillers en hooikoortsmiddelen. De
minister heeft een tussenvoorstel gedaan. Ik ben heel simpel bij dit
soort zaken: ik houd niet van al die tussenoplossingen en ik geloof
niet dat die veel effectiever of duidelijker zullen zijn. Ik heb
liever dat het CBG goede kwaliteitscriteria heeft op basis waarvan het
kan beoordelen of een zelfzorgmiddel al dan niet kan worden
vrijgegeven. Wij kunnen er beter op toezien dat het CBG die goede
kwaliteitsnormen heeft. Ik vraag daarop een reactie.
Ik vraag bij de minister aandacht voor de huisartsen die direct of
indirect financieel belang hebben in apotheken. De minister heeft in
zijn brief voorgesteld om regels en normen hieromtrent over te laten
aan de beroepsgroep. Dit lijkt de D66-fractie zeer onverstandig. De
fractie wil dit bij wet regelen en daarom heb ik een amendement
ingediend dat dit vastlegt. Een financieel belang van een arts bij
hetgeen hij voorschrijft, gaat recht in tegen de ook door de minister
zo gewenste beroepenscheiding en het tegengaan van de mogelijke
beïnvloeding van het voorschrijfgedrag van een arts. Dat laatste, de
absolute scheiding van voorschrijven en afleveren, moet wat de fractie
van D66 betreft te allen tijde gewaarborgd blijven.
In antwoord op mevrouw Arib lijkt het mij prima als het amendement
wordt bezien. Ik geloof echter niet dat het in elkaar schuiven het
duidelijker maakt. Laten wij de amendementen dus niet in elkaar
schuiven, maar wel even naar de tekst kijken.
16-3-2006 09:40