Ingezonden persbericht


Persbericht, 16 maart 2006

eindelijk verklaring voor haperende start herintroductie:

Biesbosch was geen beverparadijs door klimaatsverandering en stress

NIEUWERSLUIS (Utr.) - Waarom kregen de in 1988 geherintroduceerde bevers eerst zo weinig jongen? De wilgenrijke Biesbosch leek toch welhaast het beverparadijs. Nu bijna 20 jaar later is de verklaring boven water! "Een combinatie van klimaatsverandering en stress zorgde hier jarenlang voor te weinig jonge bevers," stelt Bart Nolet van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in het tijdschrift Zoogdier van 20 maart. Hiermee is de theorie over vervuiling (met zware metalen) als de boosdoener ontkracht. En er is ook een belangrijke les geleerd voor andere herintroducties van zoogdieren.

Klimaatsverandering blijkt de slang in het beverparadijs te zijn, samen met de stress na verplaatsing van de bevers vanuit de Elbe naar de nog onbekende Biesbosch. Hierdoor kwamen jarenlang maar weinig jonge bevers ter wereld op de plek waar deze knaagdieren voor het eerst sinds hun uitsterven in Nederland in 1826 weer voet aan land zetten. Bioloog Bart Nolet van het NIOO over de eerste aanwijzing: "Wat opviel in de Biesbosch was dat - na een aarzelend begin door verhuisstress, het zoeken naar goede voedselplekken enzovoorts - de koudste lentes steeds het hoogste voortplantingssucces gaven." De eerder aangetoonde vervuilingen met zware metalen vielen als gedoodverfde verklaring voor het uitblijven van bevergeboortes af. In het Elbegebied waar de bevers vandaan komen krijgen ze ook gewoon veel jongen ondanks dezelfde vervuilingen.

Aanstaande bevermoeders zijn niet op zoek naar zure bommen maar naar bladeren en kruiden met allerlei voedingsstoffen. Kruiden zijn er niet zoveel in de Biesbosch, maar wilgenbomen wel. Jonge wilgenbladeren bevatten onder andere veel fosfor, en dat hebben zwangere bevers nodig om gezonde jongen ter wereld te brengen. Maar hoe ouder de bladeren, hoe minder de voedselkwaliteit. De bevers verhuisden van een Oostduits land- naar ons gematigder zeeklimaat en daarbij begon klimaatsverandering juist voor vervroegde lentes te zorgen bij ons. Het gevolg: wilgenbladeren die tot een maand vroeger uitlopen dan de bevers gewend waren. Hierdoor kampten de bevermoeders in de laatste fase van hun zwangerschap met fosforgebrek. Nolet van het NIOO: "Bij planteneters zoals de bever speelt die piek in de voedselkwaliteit een heel belangrijke rol, en dus niet puur de hoeveelheid bladeren." Hij beschrijft dit samen met onderzoekers uit Wageningen (Ignas Heitkönig) en Tsjechië in het tijdschrift Zoogdier van Zoogdiervereniging VZZ. Op de website Opgewarmd Nederland, de website over de effecten van klimaatsverandering op de natuur in Nederland, is een filmpje over dit onderwerp te zien.

Maar bevers lijken goed te kunnen leren! Inmiddels hebben deze langlevende dieren zich na hun slechte ervaringen aangepast aan de huidige situatie. De laatste jaren krijgen de bevers in de Biesbosch normale hoeveelheden jongen, vergelijkbaar met hun soortgenoten in Midden-Europa (1,25 jong per paar per jaar). De populatie breidt zich nu uit. Behalve in de Biesbosch zitten de knagers - voor een deel door extra uitgezette dieren - ook in de Flevopolder, de Gelderse Poort en Limburg. In totaal zwemmen er nu tegen de 300 dieren rond.

"De belangrijkste les van de beverherintroductie is dat je geduld moet hebben," vindt Nolet. "Herintroducties van zoogdieren vallen dus niet al na een jaar of vijf te evalueren!" Dit speelt nu bijvoorbeeld bij de Nederlandse otter.

Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het land. Op het NIOO-Centrum voor Limnologie in Nieuwersluis richten de onderzoekers zich op het leven in en rond het zoete water, met bijzondere aandacht voor wetlands.