Reactie Nederlandse Officieren Vereniging op Arbeidsvoorwaarden

Nov

Persbericht van de Nederlandse Officieren Vereniging inzake Concept-Arbeidsvoorwaarden-akkoord 2004-2006 Sector Defensie

's-Gravenhage, 16 maart 2006 - Werkgever Defensie en de centrales hebben op 6 maart een concept overeenkomst voor het arbeidsvoorwaardenbeleid 2004-2006 voorgelegd. De Nederlandse Officieren Vereniging streeft naar een goed functionerende defensieorganisatie die voor haar taken is berekend en past in de samenleving van nu en morgen.

Daarom verwacht de NOV arbeidsvoorwaarden die een redelijke verdeling van lasten en lusten over het krijgsmachtpersoneel laat zien; een verdeling die past bij de bijzondere positie van de militair en de daaruit voortvloeiende zorgplicht van defensie. Het voorgelegde concept vertoont nog gebreken die moeten worden hersteld.

De verhoging van de ontslagleeftijd is een van de knelpunten. De NOV mist een objectieve en redelijke rechtvaardiging om niet alle militairen van de marine, landmacht, luchtmacht en marechaussee gelijk te behandelen. De NOV is het wel eens met differentiatie van leeftijdsontslag per categorie.

De NOV meent dat het leeftijdsontslag voor de categorie soldaten, korporaals, sergeanten, sergeanten-majoor en adjudanten onderofficieren van de landmacht, luchtmacht en marechaussee vanaf 2018 net als voor schepelingen van de marine op 55 jaar moet liggen. De NOV vindt ook dat er maar één leeftijdsontslagregeling voor subalterne officieren moet zijn: de subalterne landmacht-, luchtmacht- en marechaussee-officier moet net als de subalterne marineofficier op 57 jaar met leeftijdsontslag. Dit doet meer recht aan de gewenste verjonging en vereenvoudigt de planning van de vulling van de organisatie. En het maakt duidelijk dat werkgever en werknemers gelijke voorwaarden gaan scheppen voor te onderscheiden categorieën militairen zoals de saamhorigheid vereist.

De NOV vindt het onjuist dat de werkgever in de toekomst uitsluitend met academisch gevormde officieren afspraken wil maken over een individueel ontslagmoment tussen 60 en 65 jaar. De NOV vindt dat de werkgever kan en mag spreken met elke hoofd- of opper/vlag-officier over eventueel uitstel van leeftijdsontslag. Op de voorwaarde dat geen wildgroei ontstaat: de organisatie en formatie moeten voorzien in functies die de oudere militair goed kan vervullen (een zogenaamd ouderenbeleid dat ook criteria voor uitzendbaarheid dient te bevatten ontbreekt nog). Defensie moet aantonen dat langer dienen inderdaad doeltreffend en doelmatig is voor het goed functioneren van de krijgsmacht.

De korting op de ontslagleeftijd met een kwart van de uitzendduur voor vredesmissies en humanitaire missies met een maximum van twee jaren wil het voorlopig akkoord laten tellen vanaf 1 januari 2002. En alleen voor militairen die met 60 jaar met leeftijdsontslag gaan. De NOV noemt dit voornemen arbitrair. Het doet onvoldoende recht aan de militairen die al in de jaren negentig zijn uitgezonden voor zulke missies. De NOV meent dat de aftrek moet gaan tellen voor alle uitzendingen vanaf 1 januari 1991.

De NOV meent dat er geen objectieve en redelijke grond is om de lasten van de nieuwe ziektekostenverzekering en het afschaffen van de ZVD het sterkst af te wentelen op de gepensioneerden. En de NOV meent ook dat de militairen die langer dan een jaar ziek zijn
- dat is minder dan 1 procent van het totaal - niet sneller beter worden indien zij slechts 70% van hun salaris krijgen. Hier wordt algemene regelgeving bedoeld voor andere categorieën in de samenleving domweg toegepast op militairen. De NOV roept werkgever en centrales op de zorgplicht en de bijzondere positie van de militair meer recht te doen.