GroenLinks

GroenLinks wil geen landelijke vossenjacht

16 maart 2006

GroenLinks wil dat minister Veerman zijn voornemen om de jacht op vossen vrij te geven weer intrekt. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat vossen niet de grote boosdoeners zijn bij de achteruitgang van de weidevogelstand. Dat was wel het argument van Veerman om de jacht op vossen vanaf april vrij te geven. Volgens Veerman en de jagerslobby maakt de vos veel slachtoffers onder weidevogels. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat de vos maar een heel kleine rol speelt bij de achteruitgang van de weidevogels. GroenLinks wil van Minister Veerman een reactie op het wetenschappelijk onderzoek en vraagt om een gebiedsgerichte aanpak om weidevogels te beschermen, in plaats van een landelijke vossenjacht.

Vragen van Marijke Vos aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.


1. Kent u het onderzoeksrapport Predatie bij weidevogels. Op zoek naar de mogelijke effecten van predatie op de weidevogelstand*, dat de eindresultaten geeft van een onderzoek waarvan u de Kamer op 8 juni 2005 al de vergelijkbare tussenresultaten stuurde?


2. Bent u ervan op de hoogte dat de onderzoekers concluderen dat de vos in vergelijking tot buizerd, blauwe reiger en hermelijn maar een zeer kleine rol speelt - in de orde van enkele procenten - bij het roven van eieren en kuikens van gruttos en kieviten, in grootte vergelijkbaar met de rol van de kat, ooievaar of torenvalk?


3. Bent u ervan op de hoogte dat de onderzoekers concluderen dat: a) alleen bij de roof van eieren vossen in sommige gebieden een overheersende rol spelen, maar dat de belangrijkste verliesoorzaak voor weidevogels de predatie van de kuikens is en vossen daarin geen grote rol spelen en b) zwarte kraaien zowel bij eieren als kuikens niet tot de belangrijkste predatoren behoren?


4. Waarom hecht u meer belang aan de mening van wat u op 22 juni 2005 plattelandwetenschappers noemde, dan aan die van échte wetenschappers, van wie de wetenschappelijke tussenresultaten er al ruim vóór 22 juni 2005 op wezen dat de vos geen belangrijke rol speelt in de predatie van weidevogels en heeft u desondanks in juni 2005 besloten om de vos op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen?


5. Wat is uw reactie op elk van de volgende kritiekpunten van de onderzoekers:a. dat u het resultaat van het onderzoek niet heeft afgewacht alvorens het besluit te nemen om de vos op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen,b. dat dit besluit niet door het onderzoek wordt ondersteund,c. dat u ten onrechte bent bezweken onder de druk van een meerderheid van de Tweede Kamer,d. dat een gerichte aanpak per gebied veel beter is dan het landelijk vrijgeven van de jacht op vos, die op veel plaatsen geen problemen geeft voor weidevogels?


6. Bent u bereid het besluit om de vos op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?


7. Idem als vraag 4, maar dan wat betreft de zwarte kraai.


8. Welke andere, effectievere, maatregelen dan het vrijgeven van de jacht op vos en zwarte kraai gaat u nemen op basis van dit onderzoek?


9. Wanneer gaat u het besluit aanpassen aan de rechterlijke uitspraak van 25 januari jl. (in de zaak van de Faunabescherming tegen de Staat over plaatsing van kauw en zwarte kraai op de landelijke vrijstellingslijst), dat er een beperking in de tijd moet worden gesteld aan het gebruik van kastvallen en aan uw toezegging van 20 april 2005 (gedaan gedurende de rechterlijke procedure), dat bejaging van kauw en zwarte kraai in het broedseizoen zal worden verboden, zoals de Vogelrichtlijn vereist?


* Sovon Vogelonderzoek Nederland, Alterra en Landschapsbeheer Nederland, 2005 (gepresenteerd op 11 maart 2006).