geweld en agressie tegen homoseksuelen

Politie en wetenschap

Gezamenlijk persbericht Programma Politie en Wetenschap en gemeente Amsterdam

Ongeveer de helft van de homoseksuelen denkt dat geweld en agressie jegens homoseksuelen zijn toegenomen. Rond de 40% van hen is het laatste jaar wel eens slachtoffer geweest van anti-homo geweld of agressie. Het gaat hierbij vooral om verbaal geweld. Niettemin voelt een meerderheid zich niet onveilig vanwege zijn homoseksualiteit. Wel geven velen aan zich terughoudender te (zijn gaan) gedragen om vervelende incidenten te voorkomen.

Dat zijn enkele van de belangrijkste bevindingen uit een tweetal verkennende onderzoeken naar geweld en agressie tegen homoseksuelen, dat vandaag wordt gepubliceerd.

Uitvoering
In opdracht van Politie en Wetenschap heeft Risbo Contractresearch van de Erasmus Universiteit Rotterdam een internetenquête uitgevoerd onder ruim 700 homoseksuelen, verspreid over het hele land. Daarin is onder meer gevraagd naar aard, ernst, ontwikkeling en toedracht en achtergronden van geweldsincidenten en agressie waarvan men het slachtoffer is geworden.
In opdracht van de gemeente Amsterdam heeft Twynstra Gudde Adviseurs uit Amersfoort een quickscan uitgevoerd die meer specifiek gericht was op ervaringen met vormen van geweld en agressie van homoseksuelen in Amsterdam, met name in het publieke en uitgaansdomein. Door het verschil in opzet en uitvoering kunnen beide verkenningen als complementair beschouwd worden ten opzichte van elkaar. Dat maakt het interessant om te bezien in hoeverre de uitkomsten gelijkluidend zijn en elkaar in dat opzicht versterken.

Aanleiding en doel
Aanleiding voor beide verkenningen waren onder meer recente geweldsincidenten in Amsterdam waarvan homoseksuelen het slachtoffer waren. Dat riep de vraag op deze incidenten op zichzelf staan en een zoveelste voorbeeld zijn van 'zinloos geweld', of dat ze wellicht een uiting zijn van toenemend anti-homo geweld en agressie. Totnogtoe ontbreken evenwel cijfers voor een betrouwbaar, landelijk overzicht.
Doel van beide verkenningen was om een eerste indicatie te krijgen van aard, omvang en achtergronden van geweld en agressie jegens homoseksuelen. Onderzocht is wie, onder welke omstandigheden, slachtoffer is (geworden) van wat voor incidenten, en of zicht bestaat op de daders of dadergroepen en hun motieven.
In beide onderzoeken is ook nagegaan in hoeverre de aangiftecijfers van de politie een betrouwbaar beeld vormen.

Uitkomsten
Ondanks het feit dat het om verkenningen gaat, waarvan de uitkomsten een overwegend indicatief karakter hebben en vooral een opmaat zijn voor diepgaander onderzoek, kan op basis van beide onderzoeken toch een aantal interessante, voorlopige conclusies getrokken worden. Wat daarbij opvalt is dat ze in grote lijnen overeenkomen en de beide verkenningen elkaar in dat opzicht dus versterken.

De belangrijkste conclusies zijn:


- Rond de 40% van de ondervraagden geeft aan het laatste jaar slachtoffer te zijn geworden van een of meer incidenten; wat dit betreft kan onderscheid worden gemaakt in pesten en treiteren, vooral in de werksituatie; uitschelden en uitlachen, vooral in het publieke domein; en bedreiging en mishandeling, vooral in de late uren in en rond uitgaanscentra.
- Bij incidenten in het publieke domein en rond uitgaanscentra zijn relatief vaak (groepen) allochtone jongeren betrokken, met name Marokkanen.
- Ongeveer 40% van de ondervraagden denkt dat geweld en agressie jegens homoseksuelen is toegenomen; zij baseren dit deels op eigen of andermans ervaringen maar deels ook op berichtgeving in de media.

- Wat opvalt is dat de indruk van een aantal van de ondervraagden dat de tolerantie jegens openlijke uitingen van homoseksualiteit in het publieke domein met name in de grote steden is afgenomen; in tegenstelling tot voorheen zou de tolerantie nu groter zijn in kleinere gemeenten.

- De ondervraagden zijn er niet zeker van of de, al dan niet toename van, geweld en agressie jegens homoseksuelen uitingen zijn van specifiek anti-homo geweld is of een uiting van de algehele maatschappelijke verruwing

- De aangifte van slachtofferschap is laag, mede daarom bieden politiecijfers geen betrouwbaar overzicht; motieven om geen aangifte te doen zijn onder meer gevoelens van schuld of schaamte en twijfel of het veel uithaalt;

- Voor zover wel aangifte is gedaan, is men overwegend tevreden over de wijze waarop de aangifte door de politie wordt opgenomen.

Voor een meer gedetailleerde beschrijving van opzet en resultaten wordt verwezen naar de afzonderlijke persberichten

Nadere informatie daarover is te verkrijgen bij:
Gemeente Amsterdam

- Robert Wichink
Bestuursvoorlichting
Tel. 020-5523412

Politie en Wetenschap

- Frits Vlek
Programmadirecteur
Tel. 055-5397215 of 06-22778644

Reactie Amsterdamse College van B&W op de Quickscan Geweld tegen homoseksuelen.

Uit het onderzoek van Twynstra Gudde valt niet af te leiden dat er sprake is van een feitelijke toename van geweldsincidenten tegen homoseksuelen in de stad. Een meerderheid van de respondenten vindt dat het verbale geweld is toegenomen. Van de mannen die aangeeft dat het fysiek geweld is toegenomen baseert een aanzienlijk deel zich op berichtgeving in de media en een kleinere groep gaat af op de ervaringen van anderen. Uiteraard is dit geen reden voor het College van B&W niet alert te blijven. Uit het Amsterdamse onderzoek blijkt immers dat iets meer dan de helft van de Amsterdamse homoseksuelen denkt dat voor homoseksuelen in Amsterdam onveiliger is geworden. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat sommige respondenten hun gedrag aanpassen om geweld, verbaal of fysiek te vermijden. In een stad, waar iedereen zich prettig moet kunnen voelen, mag dat niet voorkomen.
Daarom zal de gemeente het al ingezette beleid krachtig voortzetten. Zo is vorig jaar een publiekscampagne gevoerd om mensen aan te sporen melding te maken van discriminatie. Feit is dat na deze campagne meer is gemeld, zowel bij het Meldpunt Discriminatie Amsterdam als bij de politie. Ook hierbij bleek overigens dat het merendeel van de meldingen verbale agressie betrof. Verder is de politie in 2005 gestart met een professionaliseringstraject, waarmee discriminatie, dus ook homodiscriminatie, beter onderkend moet worden. Ondertussen hebben al 2100 politiemensen dit traject doorlopen. Ook financiert de gemeente verschillende onderwijsprojecten om de homo-emancipatie te bevorderen.
Om goed te zien hoe de stad er wat betreft tolerantie jegens homo's voorstaat, is beter cijfermateriaal nodig. Via het Meldpunt Discriminatie Amsterdam en een verbeterde registratie bij de politie wil de gemeente hierin voorzien. Afgaande op de uitkomsten van de Amsterdamse quickscan zou het ook goed zijn wanneer homoseksuelen bij incidenten eerder melding maken of aangifte doen.
Tot slot zal Medio 2006 een werkconferentie worden belegd waarbij onder leiding van burgemeester Cohen verdere afspraken worden gemaakt tussen de gemeente en de Amsterdamse homogemeenschap.

Meer informatie: Robert Wichink, bestuursvoorlichting. Tel: 020-5523412

'Geweld tegen homoseksuelen', nieuwe uitgave in de reeks P&W Verkenningen van het Programma Politie en Wetenschap.

65)
Homoseksuelen hebben de indruk dat de acceptatie van homoseksualiteit afneemt. Wat zich mede zou uiten in een toename in van homovijandig gedrag op straat, op school of in het werk. Velen leggen zich om die reden beperkingen op bij het uiten van hun geaardheid in het openbaar. Dit blijkt uit een internetenquête onder 776 homoseksuelen. Daaruit blijkt evenwel ook dat een meerderheid van de respondenten zich zelden of nooit onveilig voelt vanwege zijn of haar geaardheid.

Dit zijn enkele van de belangrijkste uitkomsten van een verkennende studie naar geweld en agressie jegens homoseksuelen die in opdracht van het Programma Politie en Wetenschap is uitgevoerd door onderzoekers van RISBO Contractresearch van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De aanleiding was onder meer gelegen in een aantal recente geweldsincidenten waarvan homo's het slachtoffer waren. Doel was wat meer zicht te krijgen in de aard, omvang en ook ernst van de problematiek van anti-homo geweld en agressie en een eventuele toename daarvan in de laatste tijd. De vraag die uiteindelijk beantwoord moet worden is of de uitkomsten nader en meer diepgaand onderzoek rechtvaardigen. Goede, landelijk representatieve en meerjarige gegevens over - de ontwikkeling van -anti-homo geweld zijn niet beschikbaar. De aard van een verkenning brengt evenwel beperkingen met zich mee ten aanzien van de reikwijdte en diepgang van het onderzoek.

Belangrijkste onderdeel van de verkenning is een internet-enquête onder homoseksuelen, die via het COC zijn benaderd. Uiteindelijk hebben 776 respondenten meegewerkt. Verder zijn mondelinge interviews gehouden met een vijftiental homoseksuelen, mannen en vrouwen, en is gekeken in hoeverre de politieregistraties van aangiftes van anti-homo geweld een betrouwbaar beeld geven van de werkelijke aard en omvang.

Uit de internetenquête onder 776 Nederlandse homoseksuelen blijkt dat het grootste deel van de ondervraagden zich zelden of nooit onveilig voelt. Desondanks voelt zeventien procent zich soms en twee procent zich vaak onveilig als gevolg van hun homoseksuele geaardheid. Ongeveer veertig procent is zich de laatste jaren (enigszins) onveiliger gaan voelen vanwege zijn/haar homoseksualiteit.
Een groot deel (76 %) wijt de toegenomen onveiligheidsgevoelens (onder andere) aan hun gevoel dat bepaalde groepen hun homovijandigheid nadrukkelijker uiten. Daarnaast geeft 67 procent aan zich onveiliger te voelen (mede) door berichten in de media over vervelende incidenten die homoseksuelen zijn overkomen. Bijna eenderde is zich de laatste jaren onveiliger gaan voelen als gevolg van vervelende incidenten die hij/zij zelf (33%) of vrienden en bekenden (31%) hebben meegemaakt. Bijna eenderde is zich, om incidenten te voorkomen, anders gaan gedragen.

Van de ondervraagden is meer dan de helft wel eens uitgelachen of uitgescholden vanwege zijn of haar homoseksuele geaardheid, en is zeventien procent wel eens gepest of getreiterd. Meer dan een op de tien homoseksuelen is ooit bedreigd met lichamelijk geweld, en ruim drie procent is vanwege hun geaardheid (ooit) mishandeld. Bij het overgrote deel van de incidenten (op straat) is meer dan een dader betrokken. Het gaat bij ruim driekwart van de incidenten om (jonge) mannen die in groep opereren. Bijna de helft van de incidenten wordt gepleegd door daders met een autochtoon Nederlands uiterlijk. De andere helft wordt gepleegd door daders met een buitenlands uiterlijk (40%) of door een dadergroep waarin zowel daders met een Nederlands als met een buitenlands uiterlijk zijn vertegenwoordigd (14%). Als het incident wordt gepleegd door daders met een buitenlands uiterlijk, dan gaat het veelal om (naar inschatting van de respondent) Marokkaanse jongens en jongemannen (52%) of een gemengde groep van Marokkaanse en Turkse jongens en jongemannen.

Pesterijen en treiterijen vinden veelal plaats op het werk of op school, waarbij (leraren op) scholen een bijzondere kwetsbare positie innemen Bij pesterijen op het werk gaat het in nagenoeg alle gevallen om (autochtone) Nederlandse daders. Uitschelden en bedreigingen en mishandelingen zijn meer verbonden met het publieke domein. Incidenten die vallen onder de noemer uitlachen/uitschelden zijn niet gerelateerd aan een specifiek tijdstip. Dergelijke incidenten komen vaak voor in het centrum van de stad en de daders zijn relatief vaak van buitenlandse afkomst. Bedreigingen zijn vaak gerelateerd aan het uitgaansleven en vinden relatief vaak 's avonds plaats. Mishandelingen vinden relatief vaak 's nachts in het centrum van de stad plaats. Bij beide relatief zware incidenten hebben de daders relatief vaak een buitenlands uiterlijk. Wat dit betreft valt op dat naar de indruk van veel ondervraagden, het (uitgaans)klimaat voor homo's in de grote steden meer verslechterd lijkt, harder is geworden, vergeleken met kleinere gemeenten.

Hoewel geweld tegen homo's een wezenlijk probleem vormt in deze tijd wordt er door de slachtoffers slechts sporadisch aangifte gedaan. Redenen voor niet aangifte zijn onder meer gevoelens van schuld of schaamte en twijfel of de politie er veel aan kan doen. Alleen indien er sprake is van mishandeling doet een meerderheid van de respondenten (60%) aangifte. Voor zover aangifte wordt gedaan is men in het algemeen wel tevreden over de manier waarop deze door de politie wordt opgenomen; wel zou men graag beter geïnformeerd willen worden over de follow-up van de aangifte.

De auteurs pleiten voor nader onderzoek naar de houding en tolerantie van vooral jonge allochtonen jegens homoseksualiteit en daarnaast voor een betere, meer eenduidige registratie van - aangiftes en meldingen van - anti-homogeweld zodat de ontwikkeling ervan beter kan worden gevolgd en in kaart gebracht.

De verkenning is uitgegeven in de reeks P&W Verkenningen van het Programma Politie en Wetenschap. Dat is een onafhankelijk (onderzoeks)programma van de Politieacademie, dat is in gesteld om het wetenschappelijk onderzoek en de kennisontwikkeling op het gebied van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een impuls te geven aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma geschiedt onder leiding van programmadirecteur Frits G.C.K. Vlek.

Nadere informatie:

Van de zijde van de onderzoekers:

- mw. dr. Marion van San
tel. 010-408.21.47 of 06-29166680; vansan@risbo.eur.nl

Van de zijde van het Programma Politie en Wetenschap :
- G.C.K. Vlek
tel. 055 - 5397215 of 06 - 22778644; frits.vlek@politieacademie.nl

San, M. van en J. de Boom: Geweld tegen homoseksuelen. P&W Verkenningen, Politie & Wetenschap, Apeldoorn 2006.