European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|7049/06 (Presse 70)                                                        |
|(OR. en)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2720e zitting van de Raad                                                  |
|Landbouw en Visserij                                                       |
|Brussel, 20 maart 2006                                                     |
|Voorzitter Josef PRÖLL                                                     |
|Minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding van        |
|Oostenrijk                                                                 |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een verordening betreffende de bescherming van               |
|oorsprongsbenamingen (BOB's) en van geografische aanduidingen (BGA's)      |
|aangenomen, alsmede een verordening betreffende de gegarandeerde           |
|traditionele specialiteiten (GTS'en).                                      |
|Naast dit besluit heeft de Raad op basis van informatie van de Commissie   |
|een debat gehouden over de passende middelen, zowel financiële als andere, |
|die moeten worden ingezet om een einde te maken aan de huidige door de     |
|gevallen van aviaire influenza (AI) veroorzaakte crisis in de              |
|pluimveesector. De Commissie presenteerde de Raad haar maandelijkse        |
|overzicht van de ontwikkelingen inzake aviaire influenza.                  |
INHOUD1

DEELNEMERS 4

BESPROKEN PUNTEN

MARKTSITUATIE EN MAATREGELEN TER ONDERSTEUNING VAN DE PLUIMVEESECTOR 6

MEMORANDUM BETREFFENDE DE UITVOERING EN DE TOEKOMST VAN HET HERVORMDE

GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID (GLB) 8

KWALITEIT VAN LEVENSMIDDELEN 9

STRATEGIE INZAKE DUURZAME ONTWIKKELING VAN DE EU (EU-SDO) 11

DIVERSEN 13


- Onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) 13


- Aviaire influenza (H5N1) 13


- Internationale Olijfolieraad (IOR) 14


- Voorfinanciering van uitvoerrestituties 15

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

LANDBOUW

Gedroogde voedergewassen* 16

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
mevrouw Sabine LARUELLE minister van Middenstand en Landbouw

Tsjechië:
de heer Jan MLÁDEK minister van Landbouw

Denemarken:
de heer Hans Christian SCHMIDT minister van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij

Duitsland:
de heer Horst SEEHOFER minister van Consumentenbescherming, Voedselvoorziening en Landbouw de heer Gert LINDEMANN staatssecretaris, ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Consumentenbescherming

Estland:
de heer Tiit NABER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Griekenland:
de heer Evangelos BASIAKOS minister van Plattelandsontwikkeling en Voedselvoorziening

Spanje:
mevrouw Elena ESPINOSA MANGANA minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening

Frankrijk:
de heer Dominique BUSSEREAU minister van Landbouw en Visserij

Ierland:
mevrouw Mary COUGHLAN minister van Landbouw en Voedselvoorziening

Italië:
de heer Paolo SCARPA BONAZZA BUORA staatssecretaris van Land- en Bosbouw

Cyprus:
de heer Timmy EFTHYMIOU minister van Landbouw, Natuurlijke Rijkdommen en Milieu

Letland:
de heer M?rti?? ROZE minister van Landbouw

Litouwen:
mevrouw Kazimira Danut? PRUNSKIENE minister van Landbouw

Luxemburg:
mevrouw Octavie MODERT staatssecretaris van Parlementszaken, staatssecretaris van Land- en Wijnbouw en Plattelandsontwikkeling, staatssecretaris van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek

Hongarije:
de heer József GRÁF minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling

Malta:
de heer Francis AGIUS staatssecretaris voor Landbouw en Visserij, ministerie van Plattelandszaken en Milieubeheer

Nederland:
de heer Cornelis Pieter VEERMAN minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Oostenrijk:
De heer Josef PRÖLL minister van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding de heer Andrä RUPPRECHTER directeur-generaal, ministerie van Land- en Bosbouw, Milieubeheer en Waterhuishouding

Polen:
de heer Krzysztof JURGIEL minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling

Portugal:
de heer Luís VIEIRA toegevoegd staatssecretaris van Landbouw en Visserij

Slovenië:
mevrouw Marija LUKA?I? minister van Land- en Bosbouw en Voedselvoorziening

Slowakije:
de heer Juraj NOCIAR plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Finland:
de heer Juha KORKEAOJA minister van Land- en Bosbouw

Zweden:
mevrouw Ann-Christin NYKVIST minister van Landbouw

Verenigd Koninkrijk:
mevrouw Margaret BECKETT minister van Milieubeheer, Voedselvoorziening en Plattelandszaken

Commissie:
mevrouw Mariann FISCHER BOEL lid
de heer Markos KYPRIANOU lid

Secretariaat-generaal van de Raad:
De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije:
de heer Roussi IVANOV plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Roemenië:
de heer Mugur CRACIUN staatssecretaris van Land- en Bosbouw en Plattelandsontwikkeling

BESPROKEN PUNTEN

MARKTSITUATIE EN MAATREGELEN TER ONDERSTEUNING VAN DE PLUIMVEESECTOR

Commissielid Fischer-Boel heeft de Raad ingelicht over de marktsituatie en de delegaties herinnerd aan de maatregelen die tot dusver zijn genomen ter ondersteuning van de pluimveesector, met name de verhoging van de uitvoerrestituties ; dit is het enige beheersinstrument waarover de Commissie beschikt. Zij erkende echter dat de doeltreffendheid van dit instrument tot nu toe zeer beperkt is, met name vanwege bepaalde invoerbeperkingen van derde landen. Zij wees erop dat verschillende aspecten van de huidige crisis in de pluimveesector - daling van het verbruik en van de prijzen, aanzienlijke voorraden - niet kunnen worden aangepakt binnen het huidige wetgevingskader van de gemeenschappelijke marktordening in de sector slachtpluimvee . Zij benadrukte dat elk geval afzonderlijk moet worden bekeken, rekening houdend met de specifieke situatie in de betrokken lidstaat.

Om de crisis in de pluimveesector op te lossen, stelde zij een aanpak in twee stappen voor: een wijziging van de bestaande wetgeving in combinatie met het gebruik van nationale steunregelingen.

Zij kondigde aan dat de Commissie binnenkort een voorstel tot wijziging van de bestaande wetgeving zal indienen om de huidige bepalingen, die voorzien in marktsteun als gevolg van veterinaire beperkingen, uit te breiden tot crisissituaties in de markt vanwege het gebrek aan vertrouwen van de consument. Met dit voorstel zouden tevens de financiële lasten worden verdeeld tussen de lidstaten en de Commissie, en de maatregelen ter ondersteuning van de markt zouden alleen op verzoek van een lidstaat worden ingevoerd. Zij verklaarde dat het voorstel binnenkort, zodra het door de Commissie in het kader van de snelle procedure is aangenomen, bij het Europees Parlement en de Raad zal worden ingediend, zodat het kan worden voorgelegd aan de Raad Landbouw en Visserij tijdens zijn volgende zitting op 25 april 2006.

Wat betreft de door de lidstaten toegekende overheidssteun, wees zij erop dat de herstructureringssteun tot dusver snel en doeltreffend is geweest, en zij benadrukte dat elk verzoek voor het verlenen van overheidssteun zal worden behandeld met inachtneming van de noodzaak het vertrouwen van de consumenten te herstellen en concurrentieverstoringen te voorkomen.

Zij had tot slot bedenkingen bij een onmiddellijke promotiecampagne op communautair niveau en was eerder voorstander van een nationaal optreden om de consumenten snel en op passende wijze voor te lichten. Zij wees er echter wel op dat haar diensten op dit ogenblik nagaan of pluimveevlees in aanmerking kan komen voor financiering in het kader van promotieactiviteiten, maar was van oordeel dat een communautaire informatiecampagne op dit ogenblik niet dienstig is.

Verscheidene delegaties waren ingenomen met het door Commissielid Fischer- Boel voorgestelde initiatief. Er werden evenwel de volgende opmerkingen gemaakt:

Een groot aantal delegaties wees erop dat de prijzen en het verbruik van pluimveevlees in hun landen sinds vorig jaar dalen en dat de voorraden ervan zijn toegenomen;

Verscheidene delegaties drongen aan op een snel optreden om het vertrouwen van de consumenten te herstellen, de prijzen te verhogen en de consumptie te stimuleren;

Verscheidene delegaties waren van oordeel dat onmiddellijk van start moet worden gegaan met een communautaire campagne ter ondersteuning van de consumptie van pluimveevlees;

Verscheidene delegaties willen dat de door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen ter ondersteuning van de markt diverse vormen kunnen aannemen die afhangen van de specifieke situatie in de betrokken lidstaat, waarbij gedacht wordt aan steun voor particuliere opslag, steun voor vermindering van het aanbod, steun ten behoeve van pluimveekwekers en compensaties voor de vernietiging van broedeieren en fokdieren. De Franse en de Poolse delegatie dienden schriftelijke voorstellen in (7453/06, 7356/06) met betrekking tot mogelijke maatregelen die de Gemeenschap in antwoord op de crisis in de pluimveesector moet aannemen.

Sommige delegaties waren voorstander van een specifieke etikettering waarop de oorsprong van pluimveevlees en van producten op basis van pluimveevlees wordt vermeld.

MEMORANDUM BETREFFENDE DE UITVOERING EN DE TOEKOMST VAN HET HERVORMDE

GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID (GLB)

De Franse delegatie heeft samen met een meerderheid van de lidstaten aan de Raad een memorandum (7265/1/06) voorgelegd betreffende de uitvoering en de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het licht van de nieuwe uitdagingen op communautair en mondiaal niveau. Sommige lidstaten merkten voorts op dat het memorandum een interessante bijdrage en een goede basis vormt voor toekomstige besprekingen van het GLB.

Commissielid Fischer-Boel deelde het standpunt van vele lidstaten dat de in 2003 bereikte hervormingen van het GLB belangrijk zijn en dat de GLB- hervormingen permanent moeten worden uitgelegd binnen de Europese Unie en op internationaal niveau. Zij herinnerde de delegaties eraan dat zij een mededeling had voorgesteld over vereenvoudiging en betere regelgeving bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid (13494/05) en dat zij bereid was met het huidige en de toekomstige voorzitterschappen samen te werken om het juridisch kader te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verlichten. Zij wees erop dat een voorstel voor een hervorming van de gemeenschappelijke marktordening in de sector bananen, dat betrekking heeft op de huidige regeling van directe betalingen aan EU-bananenproducenten, in juni 2006 zal worden ingediend, alsmede dat de voorstellen voor de hervorming van de sectoren wijn en groenten en fruit aan het eind van dit jaar gereed zullen zijn. Zij benadrukte tot slot dat het in de mededeling opgenomen voorstel om één enkele GMO voor alle landbouwproducten in te voeren, een belangrijke stap in de richting van vereenvoudiging is.

Met het memorandum wordt beoogd voorstellen ter tafel te brengen om de herstructurering van het GLB te voltooien, zoals de vereenvoudiging van de huidige administratieve voorschriften voor cross compliance en van het bestaande kader voor staatssteun, de oprichting van een uitvoeriger communautaire gegevensbasis teneinde het communautaire beheer van de vrijwaringsclausules in de gemeenschappelijke marktordeningen (GMO's) te verbeteren, de instelling van een facultatieve regeling voor een landbouwverzekering, en de invoering van meer flexibiliteit en efficiëntie bij het organiseren van de controles.

KWALITEIT VAN LEVENSMIDDELEN

(5099/1/06, 5098/06, 6726/06, 6728/06)

De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid van stemmen twee verordeningen aangenomen, namelijk een verordening inzake de bescherming van geografische aanduidingen (GA's) en oorsprongsbenamingen (OB's) van landbouwproducten en levensmiddelen, ter vervanging van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad, en een verordening inzake de gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS'en) voor landbouwproducten en levensmiddelen, ter vervanging van Verordening (EG) nr. 2082/92 van de Raad. De Nederlandse delegatie stemde tegen. Zowel de Commissie als de Griekse delegatie legde verklaringen af.

Beide ontwerp-verordeningen zijn op 23 januari 2006 bij de Raad ingediend. Zij vallen onder de raadplegingsprocedure (artikel 37 van het Verdrag) en derhalve is het advies van het Europees Parlement niet juridisch bindend. Het Europees Parlement heeft op 16 maart 2006 zijn advies over beide voorstellen formeel aangenomen en kleine wijzigingen aangebracht die grotendeels overeenstemmen met de wijzigingen die op technisch niveau in de Raad zijn overeengekomen. Volgens de Commissievertegenwoordiger zijn sommige door het Parlement voorgestelde punten in de verordeningen opgenomen, terwijl andere punten aan bod zullen komen in het kader van de geplande toekomstige beleidsevaluatie. Deze voorstellen hebben geen financiële gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

Het oorspronkelijke communautaire wetgevingskader voor biologische productie, GA's, OB's en GTS'en is opgezet in het begin van de jaren negentig. Ingevolge wetswijzigingen, de uitbreiding en met name juridische claims van derde landen (Australië en de Verenigde Staten) bij de Wereldhandelsorganisatie, alsmede technische uitvoeringsproblemen, is gebleken dat er behoefte is aan een algemene wijziging van die verordeningen.

Sinds de indiening, in januari jongstleden, van deze voorstellen bij de Raad, is de Groep kwaliteit levensmiddelen meermaals bijeengekomen om de inhoud van de voorstellen grondig en intensief te bespreken. Na verscheidene besprekingen onder het Oostenrijkse voorzitterschap is er op 6 maart in het Speciaal Comité Landbouw een zeer ruime overeenstemming over beide voorstellen bereikt (bijna alle delegaties gingen akkoord).

Met de wijzigingen die in de Commissievoorstellen zijn aangebracht, wordt veelal teruggegrepen naar de oorspronkelijke formulering van Verordening (EEG) nr. 2081/92 met betrekking tot de definitie van GA's en de criteria ervoor (artikel 2, lid 1, punt b)) en het recht van bezwaar (artikel 7) op grond waarvan een lidstaat of een derde land (nieuwe bepaling) tot zes maanden (in plaats van vier maanden oorspronkelijk) na de bekendmaking in het Publicatieblad bezwaar kan aantekenen tegen de registratie, en wordt een termijn ingevoerd voor de uitvoering van de bepalingen door de lidstaten (uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van de verordening terwijl oorspronkelijk geen termijn was bepaald), en voor de periode waarin de Commissie de aanvraag voor de registratie van een product onderzoekt (12 maanden terwijl oorspronkelijk geen termijn was bepaald). De oorspronkelijke formulering inzake verplichte communautaire symbolen voor GA's of OB's op het etiket van een product is bovendien vervangen door de keuze tussen een communautair symbool of de aanduiding GA/OB, en de toepassing van deze bepaling is uitgesteld tot 2009 (in plaats van 2007). Een aanvullend lid (zie artikel 9, lid 4, en artikel 11, lid 3, van de respectieve verordeningen) bepaalt dat tijdelijk onder strikte voorwaarden kan worden afgeweken van de voorschriften ingevolge een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die door de overheid is opgelegd, zoals in het geval van aviaire influenza. Tot slot blijft het regelgevend comité dat thans is belast met het beheer van deze verordening het enige comité, terwijl de Commissie oorspronkelijk een beheerscomité en een regelgevend comité had voorgesteld.

De belangrijkste wijzigingen in de twee voorstellen inzake GA's, OB's en GTS'en ten opzichte van de Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 2082/92 en (EEG) nr. 2081/92 kunnen als volgt worden samengevat:

de invoering van één document (artikel 5, lid 3, onder c), doc. 5099/1/06) voor de aanvragen, met de benaming, een bondige beschrijving van het product, de specifieke verpakkings- en etiketteringsvoorschriften en een beschrijving van het geografische gebied waaruit het landbouwproduct of levensmiddel komt, alsmede het bewijs van het verband tussen het product en de geografische oorsprong; het ene document is bedoeld om ervoor te zorgen dat belangrijke informatie vóór registratie officieel wordt bekendgemaakt, zodat elke exploitant zijn bezwaarrecht kan doen gelden en de autoriteiten de bescherming van de in de lidstaten geregistreerde benamingen kunnen garanderen. Het zal ook zorgen voor meer homogeniteit en een gelijke behandeling van de aanvragen. In het geval van GTS'en moet alleen een beperkt productdossier (artikel 6, doc. 5098/06) aan de Commissie worden toegezonden;

de mogelijkheid voor exploitanten van derde landen om rechtstreeks via de Commissie een registratieaanvraag in te dienen (artikel 5, lid 9, doc. 5099/1/06 en artikel 7, lid 7, doc. 5098/06);

met het oog op harmonisatie van de Gemeenschapswetgeving worden alle bepalingen inzake gelijkwaardigheid en wederkerigheid voor producten uit derde landen geschrapt (de voormalige artikelen 12 tot en met 12 quinquies)), teneinde alle benamingen die overeenkomen met de naam van een geografisch gebied in een derde land toegang te geven tot de communautaire regelingen voor de bescherming van GA's; in dezelfde geest staat het ontwerp-voorstel derde landen en lidstaten alsmede exploitanten toe om zich rechtstreeks tegen een registratievoorstel van een producentengroepering te verzetten (artikel 7, doc. 5099/1/06).

STRATEGIE INZAKE DUURZAME ONTWIKKELING VAN DE EU (EU-SDO)

De Raad heeft aan de hand van een door het voorzitterschap opgestelde vragenlijst een oriënterend debat gehouden over de EU-SDO.

De vragen waarop alle Raadsformaties zich moeten beraden, zijn de volgende:


1) Vindt u de doelstellingen, streefcijfers en voornaamste maatregelen, alsmede de mix van beleidsinstrumenten die in het pakket maatregelen voor de herziening van de SDO worden voorgesteld, met name in bijlage 2, passend en voldoende om de uitdagingen van duurzame ontwikkeling aan te gaan en niet-duurzame tendensen op uw beleidsterrein aan te pakken? Moeten er striktere prioriteiten gesteld worden en/of zijn er meer inspanningen nodig om dit doel te bereiken?

Vele delegaties merkten de belangrijke hervormingen in het gemeenschappelijk visserijbeleid (2002) en in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2003-2004) aan als een belangrijke stap in de richting van duurzame ontwikkeling, met name door de invoering van cross compliance en modulatie, en benadrukten dat de Raad de SDO op constructieve wijze aanpakt, met name door de bespreking van een nieuw wetgevingskader voor biologische productie en het actieplan Biomassa, alsmede door de recente wijziging van de verordening betreffende beschermde oorsprongsbenamingen (BOB's) en beschermde geografische aanduidingen (BGA's), en van de verordening betreffende gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS'en). Sommige delegaties drongen aan op een verwijzing naar dierenwelzijn in het ontwerp van het voorzitterschap.


2) Hoe kan uw Raadsformatie het beste bijdragen tot zichtbare resultaten en meetbare vorderingen bij de uitvoering van de EU-SDO? Wat moet er worden gedaan om de synergieën en de samenhang tussen beleidssectoren en processen te versterken, onder meer in verband met de agenda van Lissabon?

Verscheidene delegaties wezen erop dat de strategie van Lissabon en de SDO elkaar aanvullen.


3) Hoe kan een ambitieus EU-SDO zorgen voor samenhang tussen het interne beleid van de EU en haar internationale verbintenissen, en bijdragen tot duurzame ontwikkeling op EU- en mondiaal niveau, met name op uw specifieke beleidsterrein?

Sommige delegaties benadrukten dat de EU-SDO niet mag worden verwezenlijkt ten koste van de landbouw en visserij in de EU, aangezien derde landen zich in het algemeen niet voegen naar beginselen van duurzame ontwikkeling.

Het voorzitterschap verklaarde dat het rekening zal houden met de opmerkingen van de delegaties bij de opstelling van een ontwerp voor een herziene EU-SDO die door de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst in juni 2006 moet worden aangenomen.

De Europese Raad heeft in juni 2005 een verklaring over de richtsnoeren voor duurzame ontwikkeling aangenomen. Vervolgens heeft de Europese Raad in december 2005 nota genomen van de presentatie van de mededeling van de Commissie over een vernieuwde EU-SDO voor de komende vijf jaar. Het door de Commissie voorgestelde pakket maatregelen voor de herziening van de SDO bestaat uit:

de mededeling zelf, waarin worden voorgesteld aan zes vraagstukken prioriteit te geven, naast de integratie van de externe dimensie in de interne beleidsvorming en een doeltreffender toetsingsprocedure en follow- up;

de richtsnoeren voor duurzame ontwikkeling, die in juni 2005 door de Europese Raad zijn aangenomen (bijlage 1);

doelstellingen, streefcijfers, beleidslijnen en maatregelen (bijlage 2);

een in februari 2005 goedgekeurde mededeling van de Commissie waarin de balans wordt opgemaakt en eerste krachtlijnen worden voorgesteld (bijlage 3).

Gezien de horizontale aard van duurzame ontwikkeling en de noodzaak van het waarborgen van samenhang in alle sectoren, heeft het voorzitterschap een Groep Vrienden van het voorzitterschap (herziening van de EU-SDO) ingesteld die leiding moet geven aan het proces van herziening van de SDO.

Deze Groep heeft vragen opgesteld die een leidraad moeten vormen voor de oriënterende debatten in de verschillende Raadsformaties die rechtstreeks bij de herziening van de SDO betrokken zijn. De Raad Milieu heeft reeds op 9 maart een oriënterend debat gehouden (6762/06).

Op basis van de mededeling van de Commissie over het pakket maatregelen voor de herziening van de SDO en de debatten in de verschillende Raadsformaties streeft het voorzitterschap ernaar een ontwerp van een herziene EU-SDO op te stellen, met het oog op aanneming door de Europese Raad in juni 2006.

DIVERSEN

Onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO)

Commissielid Fischer Boel heeft de Raad geïnformeerd over de laatste stand van de WTO- onderhandelingen. Op 10 maart vond er in Londen onder het voorzitterschap van het EU-Commissielid voor handel Peter Mandelson een tweedaagse bijeenkomst van de ministers van Handel van de G6 (EU, VS, Brazilië, India, Australië en Japan) plaats waar voornamelijk is gesproken over markttoegang voor niet-landbouwproducten (NAMA) en landbouw.

Zij wees erop dat er geen belangrijke vorderingen zijn gemaakt op het gebied van binnenlandse steun, exportconcurrentie en NAMA. Zij herhaalde dat de geleidelijke afschaffing van de uitvoerrestituties, die volgens plan uiterlijk in 2013 moet zijn voltooid, gebaseerd dient te zijn op waarde en niet op volume, en zij verduidelijkte dat het aanbod van de EU op landbouwgebied zal leiden tot echte markttoegang voor derde landen. Wat betreft geografische aanduidingen (GA's), herhaalde zij dat het voor de EU belangrijk is om deze op WTO-niveau uit te breiden tot andere producten dan wijnen en gedistilleerde dranken. Zij prees de lidstaten voor hun eenheid en solidariteit met de Commissie in haar streven naar een evenwichtige en alomvattende oplossing. Er restte nog maar weinig tijd om vóór de uiterste termijn van eind april overeenstemming te bereiken, en zij stelde dat de kwesties NAMA, binnenlandse steun en markttoegang met succes zouden moeten worden aangepakt tijdens de bijzondere zitting in de week van 17 april.

De Franse, de Zweedse, de Ierse en de Deense delegatie moedigden de Commissie aan in haar streven naar een evenwichtig en alomvattend resultaat voor de onderhandelingen.

Aviaire influenza (H5N1)

Commissielid Kyprianou heeft de Raad zijn maandelijkse overzicht gepresenteerd van de laatste ontwikkelingen in verband met vastgestelde gevallen van aviaire influenza H5N1 in de wereld en de Europese Unie.

Hij wees erop dat het H5N1-virus tot nu toe is aangetroffen bij wilde vogels in 11 lidstaten (Griekenland, Slovenië, Italië, Oostenrijk, Hongarije, Slowakije, Duitsland, Frankrijk, Zweden, Denemarken en Polen), en slechts in twee commerciële pluimveebedrijven in de gehele Europese Unie. Hij herinnerde de delegaties aan de maatregelen die bij een besluit van de Commissie zijn genomen en die van toepassing zijn in de lidstaten waar het virus is vastgesteld, namelijk de afbakening van een hoogrisicogebied (een beschermingsgebied met een straal van drie kilometer) rond de plaats waar de besmette dieren zijn aangetroffen, en een omringend toezichtgebied met een straal van 10 km.

Sinds de laatste zitting van de Raad is vaccinatie toegestaan in één Franse regio voor eenden en ganzen en in Nederland voor nabij de woning gehouden pluimvee, niet opgehokt pluimvee en hobbypluimvee. Deze vaccinatieprogramma's moeten worden beschouwd als proefprojecten die meer wetenschappelijke informatie kunnen opleveren.

Wat betreft de middelen die moeten worden ingezet om de verspreiding van aviaire influenza tegen te gaan, bevestigde hij dat de Commissie steun verleent aan het verzoek van Duitsland, Nederland en Denemarken om op communautair niveau een systeem van vrijwillige aangifte in te voeren voor passagiers die uit derde landen komen en in het bezit zijn van mogelijkerwijs besmette producten of levende dieren, maar hij betreurde het gebrek aan steun voor dit initiatief in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (SCFCAH) en wees erop hoe belangrijk het is dat informatiemiddelen, met name posters en folders, worden verstrekt aan passagiers die naar getroffen derde landen of risicogebieden reizen.

Met betrekking tot de internationale situatie informeerde hij de Raad over recente gevallen van het H5N1-virus op kalkoenbedrijven in Israël en over het communautaire verbod op de invoer van pluimveevlees, pluimveeproducten en eieren uit dit land. Hij uitte zijn bezorgdheid over de situatie in Afrika, die hij na zijn recente bezoeken aan met name Egypte en Nigeria niet positief kon beoordelen. Hij benadrukte dat waakzaamheid geboden blijft vanwege de naderende voorjaarstrek van wilde vogels van Afrika naar Europa. Hij betreurde de opstelling van bepaalde derde landen, die een algemeen verbod op pluimveeproducten uit de Gemeenschap toepassen in plaats van het principe van een "regionale aanpak" te volgen, en verklaarde dat de Commissiediensten al het mogelijke doen om dergelijke ongerechtvaardigde verboden op te heffen. Tot slot verzocht hij de delegaties concrete stappen te ondernemen om hun tijdens de Peking-conferentie van januari jongstleden gedane toezeggingen na te komen.

Internationale Olijfolieraad (IOR)

Op basis van een document (7293/1/06) hebben de Italiaanse en de Spaanse delegatie, met de steun van de Griekse, de Portugese, de Maltese, de Franse en de Cypriotische delegatie, de Raad en de Commissie erop geattendeerd dat de Europese Gemeenschap moet zorgen voor de spoedige betaling van haar vrijwillige bijdrage aan de IOR, zodat deze haar promotieactiviteiten kan hervatten .

Commissielid Fischer-Boel nam nota van de bezorgdheid van de bovengenoemde lidstaten en verklaarde dat de huidige herstructurering van de IOR , waarmee eind 2004 een aanvang is gemaakt, nog steeds gaande is en dat de nieuwe Internationale Overeenkomst voor Olijfolie zojuist, op 1 januari 2006, in werking is getreden. In dat verband zijn er dan ook geleidelijk nieuwe financiële, administratieve en operationele procedures ingesteld. Zij wees er echter op dat zolang deze procedures niet volledig zijn beproefd, de Commissie aarzelt haar vrijwillige bijdrage voor promotieprogramma's te hervatten. Zij benadrukte echter dat andere instrumenten van het commu

nautaire wetgevingskader, zoals het promotieprogramma voor landbouwproducten, door de producerende landen op basis van medefinanciering kunnen worden gebruikt om olijfolie buiten de Gemeenschap te promoten, en dat de olijfoliemarkt goed is voor een uitvoer van 400.000 ton per jaar.

Voorfinanciering van uitvoerrestituties

Commissielid Fischer-Boel lichtte de delegaties in over haar beslissing bij het bevoegde beheerscomité spoedig een voorstel in te dienen om de voorfinanciering van uitvoerrestituties af te schaffen en te vervangen door een verordening betreffende controles in de rundvleessector. Deze maatregelen zullen worden geïmplementeerd gedurende een overgangsperiode van zes maanden om te zorgen voor een vlotte overgang. Zij wees erop dat de huidige regeling kritiek heeft gekregen van de Rekenkamer (speciaal verslag
1/2003) , die van oordeel is dat de regeling problematisch is gebleken en aanbeveelt de voorfinancieringsregeling volledig te herzien en de afschaffing ervan in overweging te nemen. De voorfinancieringsregeling voor uitvoerrestituties wordt nu hoofdzakelijk gebruikt om de controle op de uitvoer van rundvlees te verbeteren en om in de graansector de periode waarin uitvoercertificaten kunnen worden gebruikt te verlengen. Zij herinnerde de delegaties eraan dat zij in november jongstleden de COCOBU (de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement) op de hoogte heeft gebracht van haar voornemen de huidige verordening te vervangen en daarbij met deze punten van kritiek en aanbevelingen rekening te houden. Zij wees erop dat het Europees Parlement in 2004 eveneens had verzocht om afschaffing van de voorfinanciering van uitvoerrestituties en dat de EU in 2005 een netto-invoerder in de sector rundvlees is geworden, waardoor voorfinanciering niet meer zo nuttig is als in het verleden.

De Franse en de Ierse delegatie uitten hun bezorgdheid over de weinig verzoeningsgezinde houding van de Commissie en de lidstaten met betrekking tot deze toekomstige beslissing, en zij verzochten de Commissie een effectbeoordeling op te stellen waarin de economische kosten van deze maatregel worden geanalyseerd. De Franse delegatie benadrukte dat voor 30% van de rundvleesuitvoer een beroep wordt gedaan op voorfinanciering van de uitvoerrestituties, terwijl de Ierse delegatie verklaarde dat het in het geval van Ierland om 90% van de rundvleesuitvoer gaat. Beide delegaties stelden dat de regeling aanzienlijk is verbeterd sinds het verslag van de Rekenkamer, en dat zij thans naar behoren functioneert.

De voorfinanciering werd ingevoerd in 1969 om communautaire preferentie voor EU-producten te behouden boven producten uit derde landen die tijdelijk worden ingevoerd voor opslag of verwerking met het oog op wederuitvoer. De regeling is gebaseerd op Verordening (EEG) nr. 565/80.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

LANDBOUW

Gedroogde voedergewassen*

De Raad heeft een verordening aangenomen tot rectificatie van Verordening (EG) nr. 1786/2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (5849/06 en 7093/06 ADD1).


---

De uitvoerrrestituties zijn in recente vergaderingen van het beheerscomité in twee stappen, namelijk in januari (2 euro/100 kg) en februari (4 euro/100 kg), met 6 euro/100 kg verhoogd, van 24 euro/100 kg tot 30 euro/100 kg. Tijdens de meest recente bijeenkomst van het beheerscomité op 8 maart zijn de uitvoerrestituties voor diepgevroren gehele kippen en kippendelen verhoogd met 10 euro/100 kg (respectievelijk van 30 tot 40 euro/100 kg en van 10 tot 20 euro/100 kg).
Verordening (EEG ) nr. 2777/75 van de Raad (PB L 282 van
1.11.1975, blz. 77).
In artikel 14 van bovengenoemde verordening is het volgende bepaald: "Ten einde rekening te houden met de beperkingen van het vrije verkeer die zouden kunnen voortvloeien uit maatregelen om de verbreiding van veeziekten te bestrijden, kunnen volgens de procedure van artikel 17 buitengewone maatregelen worden genomen ter ondersteuning van de markt die door deze beperkingen wordt getroffen. Deze maatregelen kunnen slechts worden getroffen in de mate en voor het tijdvak die strikt noodzakelijk zijn voor de ondersteuning van deze markt. "
Zie de conclusies van de Raad (15479/05, blz. 27). Zie persmededeling:
http://europa.eu.int/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/06/2&for mat=HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=fr
15796/06 (COM(2005) 658 def.).
Commissielid Mandelson heeft de Raad (Algemene Zaken en Externe Betrekkingen) zelf geïnformeerd over de laatste stand van zaken in de WTO-onderhandelingen.
http://www.internationaloliveoil.org/
Zie
http://www.eca.eu.int/audit_reports/special_reports/docs/2003/rs01_03nl .pdf