Raad van de Europese Unie

EUROPESE RAAD VAN BRUSSEL 23/24 MAART 2006 - CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP : http://ue.eu.int/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/nl/ec/89018.pdf

7775/06
NL
RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE
Brussel, 24 maart 2006
(OR. en)
7775/06
CONCL 1
BEGELEIDENDE NOTA
van: het voorzitterschap
aan: de delegaties
Betreft: EUROPESE RAAD VAN BRUSSEL
23/24 MAART 2006
CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP
Voor de delegaties gaan hierbij de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel (23/24 maart 2006).

___________________
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 1
NL

1. De bijeenkomst werd voorafgegaan door een uiteenzetting van de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Josep Borrell, waarna een gedachtewisseling volgde.
2. De Europese Raad wisselde, in aanwezigheid van de voorzitter van het Europees Parlement, tevens van gedachten met de heer Jean-Claude Trichet, president van de Europese Centrale Bank, de heer Ernest-Antoine Seillière, voorzitter van de UNICE en de heer Cándido Méndez Rodriguez, voorzitter van het EVV.

3. De Europese Raad sprak zijn voldoening uit over de verslagen van de Spaanse premier over de aankondiging van een permanente wapenstilstand door de terroristische groepering ETA. o
o o
EEN NIEUWE START VOOR DE LISSABONSTRATEGIE VOOR WERKGELEGENHEID EN GROEI

4. Na vijf jaar ervaring met de uitvoering van de Lissabonstrategie, besloot de Europese Raad van maart 2005 tot een geheel nieuwe start voor die strategie. Hij kwam overeen om, in samenhang met de strategie voor duurzame ontwikkeling, de prioriteit te verleggen naar werkgelegenheid en groei door, nog meer dan voorheen, alle passende nationale en communautaire middelen aan te wenden. Hij bereikte ook overeenstemming over een nieuwe, op partnerschap en zeggenschap gebaseerde governance-cyclus.
5. In Hampton Court gaven de staatshoofden en regeringsleiders deze nieuwe start een extra politieke impuls, meer bepaald door te benadrukken hoe de Europese waarden in een gemondialiseerde wereld de basis kunnen vormen voor de modernisering van onze economieën en samenlevingen.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 2
NL

6. Tot slot is met het tijdens de Europese Raad in december 2005 bereikte akkoord over de financiële vooruitzichten 2007-2013 een belangrijke stap gezet naar een Unie die beschikt over de middelen om haar beleid uit te voeren, inclusief de middelen die tot een doeltreffende uitvoering van de hernieuwde Lissabonstrategie bijdragen. Op grond van dit alles acht de Europese Raad het van groot belang dat het nieuwe interinstitutioneel akkoord, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het tijdens de Europese Raad van december 2005 bereikte akkoord, zo spoedig mogelijk tot stand komt en dat de nodige juridische instrumenten snel worden aangenomen.

7. Europa ziet zich geconfronteerd met toegenomen buitenlandse concurrentie, vergrijzing, hogere energieprijzen en de noodzaak energiezekerheid te garanderen. Sinds eind 2005 is het economisch herstel geleidelijk op gang gekomen, waardoor de groei naar verwachting in 2006 opnieuw aan zijn potentieel zal beantwoorden. De EU zal volgens prognoses zes miljoen nieuwe banen creëren in de drie jaar tussen 2005 en 2007, waardoor de werkloosheid na een piek van 9% eind 2004 met ongeveer 1% zal dalen in 2007. Het verder terugdringen van de werkloosheid en het verhogen van de productiviteit en van de potentiële groei blijven niettemin de centrale aandachtspunten voor de Unie.
8. De voorbereiding op de vergrijzing en de ambitie om de voordelen van de mondialisering ten volle te benutten, zullen de twee belangrijkste stuwende factoren voor structurele hervormingen zijn. Verdere structurele hervormingen zijn nodig om Europa concurrerender te maken en de groei te ondersteunen, en daardoor bij te dragen tot een hogere levensstandaard en nieuwe arbeidsplaatsen te creëren. Tegelijkertijd is er een passend macro-economisch beleid nodig om op het gebied van groei en werkgelegenheid ten volle de vruchten van de structurele hervormingen te kunnen plukken. Meer vertrouwen bij ondernemers en consumenten zal ertoe bijdragen dat de groei op duurzame wijze zijn potentieel niveau bereikt. Een resolute begrotingsconsolidatie zal het klimaat voor meer werkgelegenheid en groei nog verbeteren.

9. Het economisch herstel biedt een uitgelezen kans om de structurele hervormingen overeenkomstig de nationale hervormingsprogramma's krachtdadig voort te zetten en de begrotingen conform het hernieuwde stabiliteits- en groeipact verder te consolideren. Concrete streefcijfers en tijdschema's zijn in dat verband nuttige instrumenten om de voorgenomen hervormingen in een hoger tempo door te voeren en betere resultaten te boeken qua groei en werkgelegenheid. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 3
NL

10. De Europese Raad is ingenomen met de mededeling van de Commissie "Tijd voor een hogere versnelling", met het werk van de Raad en met het feit dat alle lidstaten op basis van de geïntegreerde richtsnoeren voortvarend hun nationale hervormingsprogramma's hebben opgesteld. De nationale hervormingsprogramma's zijn afgestemd op de eigen behoeften en de specifieke situatie van de lidstaten. Voorts is hij verheugd over de vorderingen met het communautaire Lissabonprogramma.

11. De Europese Raad neemt er nota van dat in de nationale hervormingsprogramma's grote eensgezindheid bestaat over de voornaamste kwesties. Hij constateert ook dat de programma's een overvloed aan veelbelovende beleidsmaatregelen bevatten, die kunnen worden gedeeld en waaruit lessen kunnen worden getrokken. Tezelfdertijd neemt de Europese Raad evenwel ook kennis van de opvatting van de Commissie dat sommige programma's meer specifieke streefcijfers en tijdschema's zouden kunnen bevatten en dat zij ook preciezer zouden kunnen zijn over het concurrentievermogen en het wegnemen van hindernissen voor markttoegang. Er moeten nadere details over de begrotingsaspecten van de voorgenomen hervormingen worden verstrekt.

12. De lidstaten hebben reële inspanningen geleverd om de nationale parlementen en de vertegenwoordigers van regionale en plaatselijke overheden, alsmede de sociale partners en andere belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld bij de formulering van hun nationale hervormingsprogramma te betrekken. Ook spreekt de Europese Raad zijn waardering uit voor de initiatieven van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité voor meer zeggenschap op communautair niveau. Hij moedigt het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's aan om hun werkzaamheden voort te zetten, en verzoekt hun om begin 2008 een samenvattend verslag voor te leggen ter ondersteuning van het partnerschap voor werkgelegenheid en groei.
13. De Europese burger moet actiever bij dit proces worden betrokken om inzichtelijker te maken hoe een tijdige en correct uitgevoerde hervorming tot meer en beter gedeelde welvaart zal bijdragen. Een doeltreffend hernieuwd partnerschap voor werkgelegenheid en groei zal een actieve bijdrage en verantwoordelijkheidszin van de sociale partners vereisen. Hun gezamenlijke meerjarige werkprogramma, waarover onlangs een akkoord is bereikt, zal in dit verband een waardevol instrument vormen. De Europese Raad juicht het plan van het Finse voorzitterschap toe om een tripartiete sociale top te organiseren. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 4
NL

14. De Europese Raad erkent het bijzonder belang van versterkte structurele hervormingen in de lidstaten die deel uitmaken van de eurozone, en benadrukt dat doeltreffende beleidscoördinatie binnen deze zone noodzakelijk is, onder meer als voorwaarde om asymetrische ontwikkelingen binnen de monetaire unie doeltreffender aan te pakken.$
15. Nu de nationale hervormingsprogramma's opgesteld zijn, is het van essentieel belang dat de dynamiek in stand wordt gehouden door ze effectief, tijdig en volledig uit te voeren en zo nodig de in de programma's overeengekomen maatregelen aan te scherpen, overeenkomstig het kader, de procedures en de rapportageverplichtingen die de Europese Raad in maart 2005 bepaald heeft en de richtsnoeren die in juni 2005 zijn aangenomen. De Europese Raad verzoekt daarom:

- de lidstaten om in het najaar van 2006 verslag uit te brengen over de maatregelen die, naargelang hun prioriteiten, tot uitvoering van hun nationale hervormingsprogramma's zijn genomen, en daarbij terdege rekening te houden met de evaluatie door de Commissie en de Raad in het kader van het multilaterale toezicht en van de overeengekomen prioritaire maatregelen als hierna vermeld; en om de nationale hervormingsprogramma's in aanmerking te nemen bij de opstelling van hun strategische referentiekaders voor samenhang;
- de Raad, de Commissie en de lidstaten om de uitwisseling van ervaringen op een pragmatische manier te organiseren; en de Commissie om in haar verslag aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2007, over de vorderingen bij de uitvoering van de nationale hervormingsplannen, bijzondere aandacht te besteden aan de prioritaire maatregelen en de extra maatregelen voor te stellen die kunnen zijn geboden.
16. De Europese Raad bevestigt dat de geïntegreerde richtsnoeren 2005-2008 voor werkgelegenheid en groei geldig blijven. Binnen dat kader is er in de Europese Raad overeenstemming over:

- specifieke gebieden voor prioritaire actie in verband met investeren in kennis en innovatie, ondernemingspotentieel, vooral bij het midden- en kleinbedrijf (MKB), en arbeidskansen voor prioritaire categorieën (zie deel I), alsmede het bepalen van een energiebeleid voor Europa (zie deel II);

- het nemen van horizontale maatregelen om de dynamiek in stand te houden voor alle pijlers van het partnerschap voor werkgelegenheid en groei (zie deel III). Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 5
NL
DEEL I
SPECIFIEKE GEBIEDEN VOOR PRIORITAIRE ACTIE

17. De Europese Raad is het eens over de volgende specifieke gebieden voor prioritaire actie die uiterlijk eind 2007 moet zijn ondernomen in het kader van het hernieuwde partnerschap voor werkgelegenheid en groei.
a) Meer investeren in kennis en innovatie

18. Gezien het belang van onderzoek en ontwikkeling voor toekomstige groei en voor het vinden van oplossingen voor veel van de problemen waar we momenteel mee kampen, hernieuwt de Europese Raad het engagement dat hij in Barcelona is aangegaan, uit hij zijn voldoening over de voortgang bij het vaststellen van specifieke nationale streefcijfers en roept hij alle lidstaten op om beleid en maatregelen te bevorderen waarmee de vastgestelde 3%-doelstelling voor de totale uitgaven tegen 2010 kan worden bereikt, rekening houdend met de verschillende uitgangsposities van de lidstaten (zie bijlage I). Opdat meer en betere middelen voor onderzoek en innovatie beschikbaar komen, zouden de lidstaten hun publieke uitgaven voor onderzoek en innovatie moeten heroriënteren, alsmede de O&O-uitgaven van de particuliere sector moeten stimuleren door in het bijzonder hun mix van ondersteuningsinstrumenten te verbeteren.

19. De Europese Raad pleit voor een snelle aanneming van het Zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en het nieuwe communautaire programma voor concurrentievermogen en innovatie. Hij roept ertoe op spoedig de Europese Onderzoeksraad in te stellen, die zich voor zijn werkzaamheden zal baseren op criteria om de topkwaliteit van Europa's beste onderzoekteams nog hoger te tillen. De acties die uit hoofde van het kaderprogramma onderzoek worden uitgevoerd, moeten beter worden gecoördineerd met andere Europese en nationale acties ter bevordering van partnerschappen tussen overheid en particuliere sector, inclusief intergouvernementele initiatieven zoals Eureka.
20. De Europese Raad verzoekt de EIB innovatie te ondersteunen en haar optreden op het gebied van onderzoek en ontwikkeling te versterken, door middel van een financieringsfaciliteit voor risicodeling, die zo spoedig mogelijk moet worden voltooid. De Europese Raad verwacht dat de nieuwe financiële instrumenten, gebaseerd op medefinanciering uit middelen van de EIB en uit de EU-begroting, voor de periode tot 2013, en particuliere bronnen, in totaal 30 miljard euro aan risicokapitaal en leningen met bankgarantie zullen opleveren. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 6
NL

21. Er moet een dynamisch klimaat ontstaan door het opzetten van aantrekkelijke clusters. De lidstaten wordt verzocht één open en concurrerende Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers tot stand te brengen, met name door de resterende belemmeringen voor geografische en sectoroverschrijdende mobiliteit weg te werken, alsmede door de arbeidsvoorwaarden en
-omstandigheden voor onderzoekers te verbeteren en door onderzoekscarrières aantrekkelijk te maken voor jong onderzoekstalent. De samenwerking en de technologieoverdracht tussen publiek onderzoek en bedrijfsleven moeten worden versterkt, zowel binnen de nationale grenzen als grensoverschrijdend, en moeten ook voorwaarden scheppen voor de plaatsing van onderzoekers in de industrie.

22. Een overkoepelend innovatiebeleid kan worden verwezenlijkt door markten voor innovatieve goederen en diensten, alsmede topkwaliteit in onderzoek naar nieuwe technologieën, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en eco-innovaties, te ondersteunen. Dit zou onder meer inhouden dat er beste praktijken op het gebied van innovatiebeleid in kaart worden gebracht die het grootste potentieel hebben om echte meerwaarde te scheppen en de productiviteit te stimuleren. Daarnaast moeten er tussen O&O, innovatiesystemen en het ondernemersklimaat hechtere verbanden worden gelegd om het innovatieproces effectiever te maken en de tijd die nodig is om innovaties te laten rijpen en in commerciële producten en diensten om te zetten, in te korten. Dienovereenkomstig roept de Europese Raad op tot een op brede basis steunende innovatiestrategie voor Europa om kennisinvesteringen te vertalen in producten en diensten. De Europese Raad wijst in dat verband op het belang van het rapport-Aho "Creating an Innovative Europe" (tot stand brengen van een innovatief Europa), en verzoekt de Commissie de daarin gedane aanbevelingen te evalueren, en het komende voorzitterschap vóór eind 2006 over de vorderingen te rapporteren.

23. Onderwijs en opleiding zijn van doorslaggevend belang om het langetermijnpotentieel van de EU voor concurrentiekracht én voor sociale samenhang te ontwikkelen. Het streven naar topkwaliteit en innovatie op alle niveaus van onderwijs en opleiding, in het bijzonder door hechtere verbanden tussen hoger onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven, is van cruciaal belang. Ook moeten hervormingen worden geïntensiveerd om te zorgen voor onderwijsstelsels van hoge kwaliteit die zowel efficiënt als billijk zijn. Nationale strategieën voor een leven lang leren moeten alle burgers de vaardigheden en competenties bijbrengen die zij nodig hebben, waarbij zij steeds meer communautaire bijstand krijgen van educatieve en opleidingsprogramma's als Erasmus en Leonardo. Met het oog op een grotere mobiliteit en een efficiënte Europese arbeidsmarkt dient tevens vooruitgang te worden geboekt met betrekking tot een Europese kwalificatiestructuur.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 7
NL

24. Investeringen in onderwijs en opleiding bieden een hoog rendement dat in belangrijke mate opweegt tegen de kosten en veel verder reikt dan 2010. Zij moeten worden gericht op gebieden die in economisch en maatschappelijk opzicht veel vruchten afwerpen. Onderwijs en opleiding moeten centraal staan op de hervormingsagenda van Lissabon; in dat verband zal het programma "Een leven lang leren 2007-2013" essentieel zijn. De Europese Raad roept de lidstaten op om, overeenkomstig de nationale praktijken, de toegang van universiteiten tot aanvullende, ook particuliere, financieringsbronnen te vergemakkelijken en de hinderpalen voor publiek-private samenwerking met het bedrijfsleven weg te nemen. Hij onderstreept verder ook de cruciale rol van universiteiten en hun onderzoekspersoneel bij de verspreiding en de overdracht van onderzoeksresultaten aan het bedrijfsleven, en beklemtoont dat er voor de betrokkenen bestuurlijke vaardigheden en competenties moeten worden ontwikkeld. De Europese Raad ziet uit naar het rapport van de Commissie over het hoger onderwijs, waarin vooral aandacht zal worden besteed aan de driehoek onderwijs-onderzoek-innovatie en aan de verbanden tussen universiteit en bedrijfsleven.

25. De Europese Raad wijst op het belang van de mededeling van de Commissie over het Europees Instituut voor Technologie, en zal de ideeën nader bespreken teneinde in combinatie met andere maatregelen het netwerken en de synergieën tussen de toponderzoeks- en topinnovatiekringen in Europa te versterken. De Europese Unie erkent dat een Europees Instituut voor Technologie - gebaseerd op netwerken van topkwaliteit, die voor alle lidstaten openstaan - een belangrijke stap zal zijn om de huidige kloof tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie te dichten, naast andere maatregelen die het netwerken en de synergieën tussen de toponderzoeks- en topinnovatiekringen in Europa versterken. De Europese Onderzoeksraad moet daarbij een leidende rol spelen. De Europese Raad verzoekt de Commissie uiterlijk medio juni 2006 een voorstel voor verdere maatregelen in te dienen. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 8
NL
b) Ontsluiting van het ondernemingspotentieel, vooral bij het MKB
26. Er bestaat consensus over het feit dat een sterke, concurrerende industriële basis in Europa van algemeen belang is, en dat er daarom behoefte is aan een modern en samenhangend concept voor de industrie in de EU. De Europese Raad beklemtoont dat een juist evenwicht moet worden gevonden tussen een horizontale en een sectorale aanpak, en wijst erop dat beleid consistenter moet worden om potentiële synergieën op grotere schaal te kunnen benutten. De Europese Raad roept de lidstaten op om pro-actief nationale strategieën te ontwikkelen en maatregelen ter bevordering van het concurrentievermogen, de innovatie en de productiviteit te nemen door middel van beleid dat, in het proces van internationalisering en structurele verandering, op de sociale dimensie en de individuele behoeften gericht is.
27. De Europese Raad erkent dat het van het grootste belang is een gunstig ondernemingsklimaat te scheppen, vooral voor het MKB, dat de ruggengraat van de Europese economie is. Op communautair niveau is reeds aanzienlijke vooruitgang geboekt, met name dankzij de door de Commissie verrichte grondige en evenwichtige effectbeoordelingen van nieuwe voorstellen, waarin het aspect concurrentievermogen sterker belicht wordt, en dankzij het voortschrijdende vereenvoudigingsprogramma. Om dit op nationaal niveau te complementeren roept de Europese Raad de lidstaten op de communautaire wetgeving om te zetten, te doen naleven en volledig toe te passen, opdat consumenten, werknemers en bedrijven van de voordelen van de interne markt kunnen genieten.

28. Het MKB vervult een cruciale rol bij het scheppen van meer en betere banen in Europa. Er moet een overkoepelend ondersteuningsbeleid voor alle soorten MKB-ondernemingen, en een eenvoudig, transparant en gemakkelijk toepasbaar regelgevingskader worden ontwikkeld. Het "denk eerst aan de kleintjes"-principe moet systematisch worden toegepast en een leidend beginsel worden bij alle relevante wetgeving op communautair en nationaal niveau. De Europese Raad verzoekt de Commissie derhalve om specifieke voorzieningen te treffen om groei en ontwikkeling van het MKB te bevorderen, zoals langere overgangsperioden, lagere leges, vereenvoudigde rapportageverplichtingen en vrijstellingen. De Europese Raad verwacht tevens van de Commissie dat zij de lidstaten blijft bijstaan bij het aanpassen van hun MKBbeleid, en dat zij de dialoog met alle belanghebbenden blijft bevorderen. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 9
NL

29. De Commissie wordt verzocht te laten onderzoeken met welke administratieve kosten de regelgeving van de EU op specifieke gebieden gepaard gaat, en daarbij bijzondere aandacht te schenken aan het MKB en aan de vraag welke kosten rechtstreeks uit de EU-wetgeving voortvloeien en welke kosten verband houden met uiteenlopende wijzen van omzetting van de EUvoorschriften door de lidstaten. Dit onderzoek moet worden gecoördineerd met lopende nationale initiatieven. De Commissie wordt verzocht op deze basis de mogelijkheden te verkennen voor het opstellen van meetbare streefcijfers voor verlaging van de administratieve lasten in specifieke sectoren, en uiterlijk eind 2006 aan de Raad een voortgangsverslag uit te brengen. De Europese Raad waardeert de toezegging van de Commissie om de statistische lasten voor het MKB verder te verlichten.

30. De lidstaten dienen voor 2007 een éénloketsysteem, of een regeling met een soortgelijk effect, voor het snel en eenvoudig opstarten van een onderneming in te voeren. De lidstaten moeten passende maatregelen treffen om de gemiddelde tijd voor het oprichten van een onderneming, en vooral een MKB-onderneming, aanzienlijk te verkorten, met als doel dat eind 2007 overal in de EU binnen één week een nieuwe onderneming kan worden opgericht. De startkosten zouden zo laag mogelijk moeten zijn en voor de indienstneming van een eerste werknemer zou ten hoogste één overheidsloket moeten worden ingeschakeld.
31. Europa heeft behoefte aan meer ondernemers die over de passende vaardigheden beschikken om op de markten met succes de concurrentie aan te gaan. De Europese Raad beklemtoont derhalve dat een algemeen gunstig ondernemingsklimaat en passende randvoorwaarden moeten worden gecreëerd die ondernemerschap bevorderen en aanmoedigen, en verzoekt daarom de lidstaten de maatregelen terzake te versterken, onder meer door op het passend niveau onderwijs en opleiding inzake ondernemerschap te verstrekken. Communicatie en de media, alsmede de creatieve sector in het algemeen, kunnen ook een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van ondernemerschap en kunnen mensen ertoe aanzetten voor een loopbaan als ondernemer te kiezen. Verder moeten maatregelen ter verbetering van het ondernemingsklimaat voor het MKB en maatregelen om meer mensen, in het bijzonder vrouwen en jongeren, aan te moedigen ondernemer te worden, uitdrukkelijk worden vermeld in de nationale hervormingsprogramma's en in de verslaglegging daarover. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 10
NL

32. Een volledig geïntegreerde financiële markt en voldoende toegang tot financiering is cruciaal voor de groei van het MKB. Als dit probleem niet naar behoren wordt aangepakt, zal het gebrek aan financiering de innovatie in MKB-ondernemingen blijven belemmeren. Op communautair niveau zullen via de financiële instrumenten uit hoofde van komende programma's, meer bepaald het Zevende kaderprogramma voor onderzoek en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, financieringsbronnen beschikbaar worden gesteld. Daarnaast roept de Europese Raad de lidstaten ertoe op optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden in het kader van de Structuurfondsen, via traditionele en nieuwe financieringsinstrumenten, zoals JEREMIE. Bovendien moet er meer aandacht worden besteed aan het potentieel van het MKB inzake intellectuele eigendomsrechten. Voorts zal het MKB een betere toegang tot markten krijgen door het makkelijker toegang tot overheidsopdrachten te bieden en door normalisering, alsmede door de internationalisering van het MKB te ondersteunen.

33. De Europese Raad waardeert het voornemen van de Commissie om er ten volle rekening mee te houden dat moet worden nagedacht over wijziging van de bestaande regels voor staatssteun voor het MKB, en over vereenvoudiging van de administratieve procedures, onder meer door te voorzien in bredere groepsvrijstellingen, waarbij het streven naar minder en beter gerichte staatssteun wordt aangehouden. Hij merkt hierbij op dat het MKB tot een bedrag van 15 miljoen euro investerings- en werkgelegenheidssteun kan krijgen die niet hoeft te worden aangemeld. Hij is tevens verheugd over het voornemen van de Commissie om na te gaan of het "de minimis"-bedrag verdubbeld kan worden, waarbij zij ten volle rekening zal houden met het lopende overleg, het Verdrag en de jurisprudentie. Meer in het algemeen is hij van mening dat, rekening houdend met de externe aspecten van het concurrentievermogen, de herziening van de staatssteun een hoge investeringsgraad in Europa zou moeten bevorderen en Europa aantrekkelijk zou moeten maken voor toekomstige investeringen. c) Arbeidskansen voor prioritaire categorieën verhogen
34. Het stimuleren van werkgelegenheid in Europa is een van de topprioriteiten van de hervormingen. De hervormingen van de arbeidsmarkten die de voorbije jaren zijn doorgevoerd, beginnen vrucht af te werpen. Een van de centrale doelstellingen is de vergroting van de arbeidsmarktparticipatie, met name van jongeren, vrouwen, ouderen, gehandicapten, en legale migranten en minderheden. Om deze doelstellingen te verwezenlijken moet er nauw met de sociale partners worden samengewerkt.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 11
NL

35. De betere Europese vooruitzichten op het scheppen van meer en betere banen moeten worden benut en er moeten nu meer inspanningen worden geleverd om de Europese werkgelegenheidsstrategie en de drie actieprioriteiten uit te voeren: meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en houden, het arbeidsaanbod verhogen, de socialebeschermingsstelsels moderniseren, het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen verbeteren en meer investeren in menselijk kapitaal door beter onderwijs en betere vaardigheden. Betere werkorganisatie, kwaliteit van het beroepsleven en voortdurende actualisering van de kwalificaties van werknemers, zijn factoren die met het oog op het stimuleren van de arbeidsproductiviteit bestudering behoeven.

36. Gelet op het geleidelijke economische herstel dat is ingezet, zijn verdere actieve maatregelen nodig om in Europa tot 2010 jaarlijks minstens 2 miljoen extra banen te scheppen, als maatregel om de doelstellingen van het partnerschap voor werkgelegenheid en groei te verwezenlijken.

37. De Europese Raad roept de lidstaten op om:
- een levensloopgerichte benadering van werk te ontwikkelen, waarin gedurende de gehele loopbaan faciliteiten worden geboden voor een vlotte overgang naar ander werk, het totale aantal in de economie gepresteerde uren toeneemt en investeringen in menselijk kapitaal beter renderen;

- een verschuiving naar actief en preventief beleid na te streven, waarbij mensen worden aangemoedigd en geholpen om betaald werk te vinden;
- de maatregelen beter toe te spitsen op laaggeschoolde en laagbetaalde werknemers, met name op diegenen die zich aan de rand van de arbeidsmarkt bevinden.
38. De situatie van jongeren op de arbeidsmarkt moet dringend worden verbeterd en de jeugdwerkloosheid moet dringend aanzienlijk worden verminderd. Daartoe benadrukt de Europese Raad dat, in overeenstemming met de voor 2010 afgesproken streefcijfers, meer inspanningen moeten worden geleverd om het voortijdig schoolverlaten tot 10% terug te dringen en ervoor te zorgen dat ten minste 85% van de 22-jarigen het hoger secundair onderwijs heeft afgerond. Iedere jonge werkloze schoolverlater moet uiterlijk eind 2007 binnen zes maanden, en uiterlijk in 2010 binnen de vier maanden, een baan of stage krijgen aangeboden, of een aanvullende opleiding of een andere maatregel om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 12
NL

39. Om langer werken voor oudere werknemers aantrekkelijker te maken, wijst de Europese Raad erop dat er actieve vergrijzingstrategieën moeten worden toegepast. In dat verband moet er worden nagedacht over impulsen voor loopbaanverlenging, geleidelijke pensionering, deeltijdarbeid, kwaliteitsverbetering op het werk en gerichte stimulansen om ervoor te zorgen dat de deelname aan opleiding van oudere werknemers sneller toeneemt dan voor de totale beroepsbevolking.

40. De Europese Raad onderkent dat het gendergelijkheidsbeleid van vitaal belang is voor economische groei, welvaart en concurrentievermogen, en benadrukt dat nu het moment is gekomen om zich op Europees niveau sterk te committeren aan het uitvoeren van beleid dat arbeidsdeelname van vrouwen en een beter evenwicht tussen werk en privé-leven bevordert. Daartoe hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan het Europees pact voor gendergelijkheid (zie bijlage II) en is hij het erover eens dat er meer kwaliteitskinderopvang beschikbaar moet komen, overeenkomstig de nationale streefcijfers van de lidstaten.
41. De Europese Raad benadrukt dat in de nationale hervormingsprogramma's meer stelselmatig overkoepelende beleidsstrategieën moeten worden ontwikkeld om het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven te verbeteren. In dat verband verzoekt de Europese Raad de lidstaten om bijzondere aandacht te besteden aan het kernthema "flexizekerheid" (een evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid): Europa moet de positieve kruisverbanden tussen concurrentievermogen, werkgelegenheid en sociale zekerheid benutten. Daarom wordt de lidstaten verzocht om, in overeenstemming met de situatie op hun eigen arbeidsmarkt, de arbeidsmarkt en het sociaal beleid verder te hervormen door middel van een integrale op flexizekerheid gerichte aanpak, die naar behoren is afgestemd op het specifieke institutionele klimaat en recht doet aan de segmentatie van de arbeidsmarkt. In dat verband zal de Commissie, samen met de lidstaten en de sociale partners, de ontwikkeling van een reeks gemeenschappelijke beginselen inzake flexizekerheid verkennen. Deze beginselen zouden als referentiepunt gebruikt kunnen worden bij het creëren van meer open en dynamische arbeidsmarkten en productievere werkomgevingen.

42. De Europese Raad neemt ook nota van het voorstel van de Commissie om een voor alle lidstaten toegankelijk Europees Fonds voor aanpassing aan de mondialisering op te richten, om aanvullende steun te verlenen aan werknemers die moeten afvloeien ten gevolge van grote structurele veranderingen in de mondiale handelspatronen, teneinde hen bij te staan bij hun omscholing en het vinden van werk, en verzoekt de Raad, het Europees Parlement en de Commissie om passende maatregelen te nemen opdat het fonds zo spoedig mogelijk, en bij voorkeur op 1 januari 2007, operationeel is.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 13
NL
DEEL II
ENERGIEBELEID VOOR EUROPA (EBE)

43. De Europese Raad neemt er nota van dat Europa op energiegebied voor een aantal uitdagingen staat: de aanhoudende moeilijke situatie op de olie- en gasmarkt, de toenemende afhankelijkheid van invoer en de nog beperkte diversificatie, de hoge en schommelende energieprijzen, de groeiende mondiale vraag naar energie, veiligheidsrisico's die een weerslag hebben op de landen van productie en doorvoer alsook op de transportroutes, de toenemende dreiging van klimaatverandering, de trage vorderingen op het vlak van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie, de noodzaak van grotere transparantie op de energiemarkten en van verdere integratie en interconnectie van de nationale energiemarkten tegen de achtergrond van de bijna voltooide liberalisering van de energiemarkt (juli 2007), en de geringe coördinatie tussen de energiespelers terwijl grote investeringen in energie-infrastructuur vereist zijn. Als deze uitdagingen niet worden aangepakt, zal dit directe gevolgen hebben voor het milieu en voor de werkgelegenheid en het groeipotentieel in de EU.
44. In het licht van deze uitdagingen en op basis van de klare taal in het Groenboek van de Commissie over een Europese strategie voor duurzame, veilige en concurrerende energie en in de bijdrage van de Raad bepleit de Europese Raad een energiebeleid voor Europa dat gericht is op een doeltreffend communautair beleid, samenhangend optreden van de lidstaten en consistentie van de maatregelen op de verschillende beleidsterreinen, en dat in een uitgebalanceerde vorm de drie doelstellingen voorzieningscontinuïteit, concurrentievermogen en milieuduurzaamheid verwezenlijkt.

45. De Europese Raad benadrukt dat het energiebeleid ten dienste moet staan van tal van beleidsterreinen, wil het in het interne én het externe beleid van de EU deze consistentie verwezenlijken. Als onderdeel van een strategie voor groei en tegen de achtergrond van open en concurrerende markten stimuleert energiebeleid investeringen, technologische ontwikkeling, binnenlandse en buitenlandse handel. Energiebeleid is niet los te zien van milieubeleid en hangt nauw samen met werkgelegenheidsbeleid, regionaal beleid, en vooral met vervoersbeleid. Bovendien winnen aspecten van het buitenlands en het ontwikkelingsbeleid steeds meer aan belang, in het kader van de bevordering van de energiedoelstellingen met andere landen. De Europese Raad roept derhalve op tot meer coördinatie tussen de bevoegde Raadsformaties en hij verzoekt de Europese Commissie om bij de uitwerking van nadere maatregelen rekening te houden met de beginselen van beter regelgeven. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 14
NL

46. De ontwikkeling van dit energiebeleid voor Europa (EBE) vergt een goede kennis van en een goed inzicht in de energiebehoeften en het energiebeleid van de lidstaten, indachtig de strategische rol van de energiesector. Het EBE moet derhalve gebaseerd worden op gedeelde vooruitzichten inzake vraag en aanbod voor de lange termijn, en op een objectieve, transparante beoordeling van de voor- én nadelen van elke energiebron, en moet op evenwichtige wijze bijdragen aan de drie hoofddoelstellingen van dit beleid, te weten: a) grotere voorzieningscontinuïteit, door:

* de ontwikkeling van een gemeenschappelijke externe beleidsaanpak om de doelstellingen van het energiebeleid te ondersteunen, alsmede de bevordering van energiedialogen tussen de EU en haar lidstaten enerzijds, en hun belangrijkste partners anderzijds, ongeacht of dit landen van productie, doorvoer of verbruik zijn, in synergie met de bevoegde internationale organisaties;
* meer diversificatie met betrekking tot zowel externe als eigen energiebronnen, leveranciers en transportroutes, geschraagd door investeringen in de benodigde infrastructuur, met inbegrip van LNG-installaties;
* te zorgen voor een gemeenschappelijke operationele aanpak van crisissituaties die gekenmerkt wordt door solidariteit en rekening houdt met subsidiariteit; b) het garanderen van het concurrentievermogen van de Europese economieën en van een betaalbare energievoorziening ten voordele van bedrijven en consumenten, in een stabiel regelgevingskader, door:

* met de lidstaten samen te werken om de openstelling van de interne markt voor elektriciteit en gas voor alle consumenten uiterlijk medio 2007 te voltooien en tegelijkertijd de bijzondere omstandigheden van enkele kleine en geïsoleerd gelegen lidstaten te erkennen;

* te zorgen voor volledige, effectieve en transparante uitvoering van de internemarktwetgeving, die ook een cruciale rol voor de voorzieningscontinuïteit zou moeten vervullen;

* bij de buurlanden een aanpak te bevorderen die vergelijkbaar is met die van de interne energiemarkt, en door de coördinatie en de rol van de energieregelgevers te versterken;
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 15
NL

* de ontwikkeling van regionale samenwerking op energiegebied in de gehele EU te versnellen en tegelijkertijd de integratie van regionale markten in, en de verdere ontwikkeling van, de interne markt van de EU te vergemakkelijken, en daarbij speciale aandacht te besteden aan de landen en regio's die grotendeels afgezonderd zijn van de EU-energiemarkt;

* de snelle en coherente uitbouw van opslagfaciliteiten en infrastructuur, met name voor gas- en elektriciteitsinterconnecties, te bevorderen, met voor elektriciteit een streefcijfer dat ten minste 10% van de geïnstalleerde productiecapaciteit van de lidstaten is, en waarbij, zoals door de Europese Raad van Barcelona in 2002 is overeengekomen, de financiële last in hoofdzaak door de betrokken ondernemingen moet worden gedragen;

* de vigerende richtlijnen en het wettelijke kader te evalueren, met de bedoeling de administratieve procedures voor de goedkeuring van investeringsprojecten te versnellen en een regelgevingsklimaat te ontwikkelen dat tot meer investeringsprojecten leidt;
c) de bevordering van milieuduurzaamheid, door:

* de voortrekkersrol van de EU te versterken en daartoe een ambitieus en realistisch actieplan inzake energie-efficiëntie aan te nemen, indachtig het door de Commissie geraamde EU-energiebesparingspotentieel van 20% in 2020 en rekening houdend met de door de lidstaten reeds uitgevoerde maatregelen;
* de voortrekkersrol van de EU te versterken door voort te gaan met de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in de gehele EU (routekaart), op basis van een analyse van de Commissie over de vraag hoe de huidige doelstellingen (2010) kunnen worden gehaald en hoe op een kostenefficiënte manier de huidige inspanningen op lange termijn kunnen worden bestendigd, bijvoorbeeld door te overwegen om, voor 2015, het aandeel van hernieuwbare energie, met een streefcijfer van 15%, en het aandeel van biobrandstoffen, met een streefcijfer van 8%, te verhogen, alsmede door een middellange- en langetermijnstrategie te ontwikkelen om de EU-afhankelijkheid van ingevoerde energie zodanig te verminderen dat de doelstellingen van het partnerschap voor werkgelegenheid en groei worden gehaald, rekening houdend met de problemen van eilanden of gebieden die grotendeels van de EU-energiemarkt geïsoleerd zijn;
* het actieplan biomassa uit te voeren;
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 16
NL

* in het kader van de ontwikkeling van een EU-strategie voor de bestrijding van klimaatverandering op middellange en lange termijn, de evaluatie af te ronden van de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten als instrument waarmee de klimaatveranderingsdoelstellingen op een kostenefficiënte manier kunnen worden verwezenlijkt, investeerders zekerheid te verschaffen voor de middellange en de lange termijn, en de mogelijkheden van diverse sectoren in verband met die doelstellingen te evalueren;

* te zorgen voor toereikende steun uit nationale en communautaire instrumenten voor OO&D voor energie-efficiëntie, duurzame energie en technologieën die weinig emissies genereren.

47. Om deze hoofddoelstellingen te verwezenlijken moet het energiebeleid voor Europa:
* transparantie en non-discriminatie op de markten garanderen;
* consistent zijn met mededingingsregels;

* consistent zijn met de openbaredienstverplichtingen;
* de soevereiniteit van de lidstaten over primaire energiebronnen en hun keuze van een energiemix volledig eerbiedigen.

48. De Europese Raad verzoekt de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger nauw samen te werken op het belangrijke punt van de externe betrekkingen op energiegebied en bijdragen te leveren voor een EU-strategie die tijdens de volgende bijeenkomst van de Europese Raad kan worden besproken.

49. De Europese Raad waardeert het voornemen van de Commissie om, vanaf 2007, op geregelde tijdstippen een strategische toetsing van het energiebeleid voor te leggen, waarin met name de doelstellingen en maatregelen aan bod komen die nodig zijn voor een extern energiebeleid op middellange en lange termijn. De lidstaten zouden bij die gelegenheid verslag kunnen uitbrengen over maatregelen van Europees belang. De voorbereidende besprekingen dienen in de tweede helft van 2006 plaats te vinden.

50. Bijlage III bevat een reeks mogelijke maatregelen die tot de bovenstaande doelstellingen kunnen bijdragen. Besluiten over nieuwe maatregelen moeten in synergie met de werkzaamheden van de bestaande internationale instellingen, fora, mechanismen of processen worden genomen. De Europese Raad verzoekt de Commissie en de Raad op basis daarvan een reeks maatregelen uit te werken, met een duidelijke planning, zodat hij tijdens zijn voorjaarsbijeenkomst van 2007 een actieplan met prioritaire maatregelen kan aannemen. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 17
NL

51. Gezien de uitdagingen waaraan dringend het hoofd moet worden geboden, verzoekt de Europese Raad de Commissie de volgende maatregelen ter hand te nemen:
- uiterlijk medio 2006 een actieplan inzake energie-efficiëntie in te dienen;
- het actieplan biomassa uit te voeren;

- een plan met prioritaire maatregelen op het gebied van interconnectie uit te werken en de verwezenlijking te vergemakkelijken van prioritaire infrastructuurprojecten die bijdragen tot de voorzieningsdiversificatie en de integratie van regionale markten in de interne markt van de EU, met dien verstande dat de betrokken ondernemingen een primaire rol spelen;

- de dialoog tussen de EU en Rusland doeltreffender te maken, onder andere wat betreft de bekrachtiging van het Energiehandvest en de sluiting van het Doorvoerprotocol tijdens het Russische voorzitterschap van de G8;

- een strategie te ontwikkelen om de aanpak van de interne energiemarkt uit te dragen naar de buurlanden;

- ervoor te zorgen dat in het Zevende kaderprogramma passende prioriteit wordt gegeven aan energie;

- de aanzet te geven tot een analyse van de vooruitzichten inzake vraag en aanbod op lange termijn;

- de transparantie van de energiemarkt, en met name de gegevens over de gasopslagcapaciteit en de olievoorraden, te verbeteren.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 18
NL
DEEL III
INSTANDHOUDING VAN DE DYNAMIEK OVER DE HELE LIJN
a) Gezonde en houdbare overheidsfinanciën garanderen
52. Op dit ogenblik hebben twaalf EU-lidstaten een buitensporig tekort en bedraagt het schuldniveau in verscheidene lidstaten meer dan 60% van het BBP. In dit kader roept de Europese Raad de lidstaten ertoe op om het zich ontwikkelend economisch herstel te baat te nemen om een begrotingsconsolidatie overeenkomstig het stabiliteits- en groeipact na te streven. Tegen de achtergrond van het thans ingezette herstel moeten de lidstaten snel toewerken naar hun middellangetermijndoelstelling, en moeten de lidstaten met een buitensporig tekort een ambitieuze begrotingsconsolidatie nastreven om zo spoedig mogelijk een einde te maken aan hun buitensporig tekort.

53.. In vele lidstaten zijn verdere brede hervormingen nodig om de houdbaarheid van het verzorgingsstelsel te verbeteren en de economische en budgettaire gevolgen van de vergrijzing op te vangen. In dat verband is de Europese Raad verheugd over het verslag over de gevolgen van de vergrijzing voor de overheidsuitgaven en bevestigt hij opnieuw de drieledige strategie, die gericht is op vermindering van de overheidsschuld, verhoging van de netto-arbeidsdeelname en van de productiviteit, en hervorming van het pensioenstelsel en de gezondheidszorg. Maatregelen die vroegtijdige uittreding uit de arbeidsmarkt ontmoedigen of de pensioenkosten verminderen, moeten worden bevorderd. Verder verzoekt de Europese Raad de Commissie om uiterlijk eind 2006 de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van de lidstaten uitvoerig te evalueren, met gebruikmaking van het gezamenlijk overeengekomen kader. Daarna moet de Raad zich over dit onderwerp buigen.
54. De Europese Raad beklemtoont dat de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven en de belastingen verder moeten worden vergroot om de kwaliteit van de overheidsfinanciën te verbeteren en, overeenkomstig de prioriteiten van het partnerschap voor groei en ontwikkeling, groei- en werkgelegenheidstimulerende maatregelen te bevorderen. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 19
NL

55. De monetaire integratie leidt tot sterkere overloopeffecten tussen de leden. Het lidmaatschap van de eurozone vergroot nog het belang van doeltreffende beleidscoördinatie met het oog op begrotingsdiscipline en flexibiliteit om asymmetrische schokken op te vangen, en structurele aanpassingen door te voeren die bijvoorbeeld nodig zijn om afwijkende trends inzake het concurrentievermogen om te buigen. In dit opzicht zijn verdere begrotingsconsolidatie en versterkte structurele hervormingen op de goederen-, diensten-, arbeids- en vastgoedmarkten speciaal van belang in lidstaten die deelnemen aan de eurozone, waar zij een doeltreffende beleidscoördinatie vereisen.
b) De interne markt voltooien en investeringen bevorderen
56. De uitbreiding en verdieping van de interne markt is essentieel voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de hernieuwde strategie. De Europese Raad roept daarom op tot:
- het bereiken van definitieve overeenstemming over het REACH-pakket vóór eind 2006 en, mits het Europees Parlement en de Raad in eerste lezing overeenstemming kunnen bereiken, over de verordening betreffende de indeling en etikettering van gevaarlijke stoffen en mengsels, die daar nauw mee samenhangt;
- voltooiing van een doeltreffend rechtskader op EU- en internationaal niveau voor de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten;
- verdere vooruitgang bij de vereenvoudiging en modernisering van het BTW-stelsel en de douaneregeling;

- bevordering van een volledig geïntegreerde en goed werkende financiële markt en een betere toegang tot financiering, met name door de uitvoering van de FSAP-maatregelen en van het werkprogramma van de Commissie dat is opgenomen in het Witboek over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010), het boeken van vooruitgang bij de clearing en afwikkeling van effectentransacties, en de totstandbrenging van één betalingsruimte in de EU, versterking van het kader voor grensoverschrijdend toezicht op de financiële sector en crisisbeheersing, en wederzijdse erkenning van standaarden voor jaarrekeningen met de VS.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 20
NL

57. Onder verwijzing naar zijn conclusies van maart 2005 en de conclusies van de Raad Concurrentievermogen van 13 maart 2006 benadrukt de Europese Raad dat de interne markt voor diensten volledig operationeel moet worden gemaakt, terwijl het Europees sociaal model behouden moet blijven door te zorgen voor een brede consensus over de dienstenrichtlijn. De Europese Raad is ingenomen met de stemming in het Europees Parlement en ziet uit naar het gewijzigde Commissievoorstel. De Europese Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie om het gewijzigde voorstel in ruime mate te baseren op het resultaat van de eerste lezing van het Europees Parlement en spreekt de hoop uit dat de instellingen de wetgevingsprocedure met spoed tot een goed einde zullen weten te brengen.
58. De Europese Raad is ingenomen met de indiening van de mededeling van de Commissie betreffende de overgangsregeling voor het vrij verkeer, en neemt nota van de evaluatie die erin is opgenomen. Tegen deze achtergrond en in het licht van hun ervaringen zullen de lidstaten de Commissie hun intenties meedelen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Toetredingsverdrag van 2003.

59. De Europese Raad roept de lidstaten op de EG-wetgeving om te zetten, te doen naleven en volledig toe te passen, opdat consumenten, werknemers en bedrijven de voordelen van concurrerende markten zonder grenzen kunnen genieten.
60. De Europese Raad herinnert aan het Haags Programma van november 2004, waarin staat dat legale migratie een grote rol zou kunnen spelen bij het versterken van de kenniseconomie in Europa en bij de bevordering van de economische ontwikkeling en aldus zal bijdragen aan de uitvoering van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid. Hij neemt kennis van het in december 2005 gepresenteerde beleidsplan van de Commissie over legale migratie. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 21
NL

61. Naar behoren rekening houdend met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, alsook met het belang van inachtneming van het acquis communautaire, onderstreept de Europese Raad dat hij grote waarde hecht aan betere regelgeving op nationaal en Europees niveau als een essentieel middel om de doelstellingen van het partnerschap voor werkgelegenheid en groei te verwezenlijken, en spoort hij alle instellingen en de lidstaten aan om hun respectieve toezeggingen gestand te doen, waaronder die betreffende de omstandige, evenwichtige effectbeoordelingen met een evaluatie van de administratieve kosten, en het voortschrijdend vereenvoudigingsprogramma uit te voeren voor de prioritaire sectoren afval, bouw en de automobielsector. Onnodige administratieve lasten staan ondernemerselan in de weg en vormen een grote hindernis voor een innovatievere en kennisintensievere economie. Dit soort belemmeringen berokkenen schade aan het MKB, dat goed is voor tweederde van de banen in Europa.

62. Het stemt de Europese Raad tevreden dat de Commissie in een analyse ter overweging zal geven welke voortgang tot dusver is gemaakt en waar verdere inspanningen nodig zijn om vooruitgang te blijven boeken ten aanzien van alle aspecten van betere regelgeving: vereenvoudiging, effectbeoordeling, intrekking, codificatie, sectoranalyse, verlichting van de administratieve lasten, inbreng van het bedrijfsleven, het midden- en kleinbedrijf (MKB). De Europese Raad memoreert dat betere regelgeving ook iets is wat de lidstaten in hun nationale wetgevingspraktijk en bij de omzetting van communautaire wetgeving moeten toepassen, en hij bevestigt zijn engagement om ten aanzien van al deze aspecten vorderingen te maken.
63. De Europese Raad erkent het belang van een proactief concurrentiebeleid, een regelgevingskader dat de toegang tot de markt vergemakkelijkt, en een hervorming op het gebied van staatssteun als essentiële beleidsinstrumenten om innovatie te stimuleren en om productiemiddelen doeltreffend in te zetten. Hij onderkent dat concurrentie een belangrijke factor is om ervoor te zorgen dat de Europese netwerkindustrieën goed presteren. Hij roept de lidstaten op om op deze gebieden actie te ondernemen.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 22
NL

64. De Europese Raad onderkent dat een productiever gebruik van informatie- en communicatietechnologieën in het bedrijfsleven en bij bestuurlijke organisaties overal in de Europese Unie van cruciaal belang is voor het partnerschap voor werkgelegenheid en groei. Gericht, doeltreffend en geïntegreerd beleid inzake informatie- en communicatietechnologie (ICT) op zowel Europees als nationaal niveau, is essentieel om inzake economische groei en productiviteit de doelstellingen van de strategie te verwezenlijken. In deze context merkt hij op dat een verlaging van de roamingtarieven van groot belang is voor het concurrentievermogen. Daarom roept de Europese Raad de Commissie en de lidstaten op om de nieuwe Strategie i2010 krachtdadig uit te voeren. Gezien het belang van ICT verzoekt de Europese Raad het aantredende voorzitterschap om vóór eind 2006 dit punt weer in bespreking te nemen.

65. Ter ondersteuning van de voltooiing en verdieping van de interne markt zijn verdere inspanningen nodig om de uitbreiding, verbetering, interconnectie en interoperabiliteit van de Europese infrastructuur dichterbij te brengen. De Europese Raad benadrukt dat het van groot belang is dat de TEN-projecten op het gebied van vervoer en energie ten uitvoer worden gebracht en dat door de lidstaten en de Europese instellingen de juiste stimulansen voor investeringen in infrastructuur worden gegeven.

66. De Europese Raad is ingenomen met de bijdrage van de EIB-Groep om groei en werkgelegenheid te ondersteunen; voortbouwend op de Europese actie voor groei, met nieuwe financiële instrumenten die een combinatie van meerjarige EU- en EIB-financieringsbronnen inhouden, zal de Bank activiteiten met een hogere toegevoegde waarde en een hoger risicoprofiel kunnen ontplooien die als hefboom fungeren voor particulier kapitaal, zodat aanzienlijk meer fondsen beschikbaar komen voor groeibevorderende investeringen in O&O, het MKB, infrastructuur en energiezekerheid in Europa.
67. De Europese Raad verzoekt de betrokken actoren onverwijld de nodige follow-up te verrichten, met inachtneming van het definitieve akkoord over de financiële vooruitzichten, binnen het kader dat voor het kapitaal van de EIB is overeengekomen (geen kapitaalsverhoging vóór 2010 en zelffinanciering uit de reserves) en met inachtneming van de verplichtingen waaraan zij op grond van het Verdrag moet voldoen. Hij benadrukt ook dat er behoefte is aan nauwe samenwerking tussen de EIB en de Commissie, alsmede tussen de EIB en de EBRD, opdat hun functie als katalysator voor economische groei en werkgelegenheid ten volle kan worden benut.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 23
NL

68. De Europese Raad benadrukt verder het belang van open en concurrerende markten in en buiten Europa. Een ambitieus en evenwichtig resultaat in de WTO-onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha kan een significante bijdrage leveren tot Europese groei. c) De sociale samenhang versterken

69. De nieuwe strategie voor werkgelegenheid en groei biedt een kader waarin de beleidssectoren inzake economie, werkgelegenheid en sociale zaken elkaar over en weer versterken, waardoor er, conform de Europese waarden, op de terreinen werkgelegenheidscreatie, concurrentievermogen en sociale samenhang parallelle voortgang wordt geboekt. Het Europees sociaal model kan alleen houdbaar zijn als Europa zijn inspanningen voor meer economische groei, een hogere arbeidsparticipatie en meer productiviteit nog opvoert en de sociale integratie en sociale bescherming versterkt, overeenkomstig de doelstellingen van de Sociale Agenda.
70. De Europese Raad heeft tijdens de voorjaarsbijeenkomst van maart 2005 bij de tussentijdse evaluatie van de strategie verklaard dat groei en werkgelegenheid ten dienste staan van de sociale samenhang. De Europese Raad is in dat verband ingenomen met het gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie en met de nieuwe doelstellingen en werkmethoden op dit gebied, en verzoekt de lidstaten om uiterlijk in september 2006 de nationale verslagen over sociale bescherming en sociale integratie voor de periode 2006-2008 in te dienen. De Commissie en de Raad zullen de Europese Raad tijdens elke voorjaarsbijeenkomst het gezamenlijk verslag over de voortgang op het gebied van sociale bescherming en sociale integratie voorleggen. De Europese Raad benadrukt tevens dat bedrijven hieraan kunnen bijdragen door maatschappelijk verantwoord ondernemen en is ingenomen met de recente mededeling van de Commissie over dit onderwerp.
71. De Europese Raad benadrukt dat sociale bescherming en sociale integratie zowel op nationaal als op Europees niveau nauw moeten worden gecoördineerd met het partnerschap voor werkgelegenheid en groei, zodat er een positieve interactie plaatsvindt op de beleidsterreinen economie, werkgelegenheid en sociale zaken, en sociale bescherming als een productieve factor wordt beschouwd.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 24
NL

72. De Europese Raad bevestigt opnieuw de doelstelling van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid, namelijk dat er stappen moeten worden gezet die een doorslaggevende impact hebben op de vermindering van armoede en sociale uitsluiting tegen 2010. Het beleid van sociale integratie met zijn multidimensionele aanpak moet door de Unie en de lidstaten worden voortgezet en worden toegespitst op doelgroepen zoals kinderen die in armoede leven. De Europese Raad roept de lidstaten op, de nodige maatregelen te treffen om het aantal kinderen dat in armoede leeft snel aanzienlijk te verminderen, waarbij alle kinderen ongeacht hun sociale achtergrond gelijke kansen worden geboden.
73. De Europese Raad benadrukt dat, gelet op de demografische veranderingen in de Europese Unie, de arbeidsparticipatie moet worden verhoogd en het combineren van beroeps- en gezinsleven moet worden bevorderd. Die demografische problemen moeten worden aangepakt door ondersteuning van beleid dat het mogelijk maakt het beroepsleven te combineren met kinderen en het gezinsleven, gelijke kansen, bevordering van de solidariteit tussen de generaties, bevordering van de gezondheid, verbetering van betaalbare opvang voor kinderen en andere zorgbehoevenden, een leven lang leren en een hogere arbeidsparticipatie onder jongeren, oudere werkenden en kansarme groepen. Het Europees Sociaal Fonds zal hierbij een belangrijke rol vervullen.

74. Ook met betrekking tot maatregelen voor jongeren is verdere voortgang nodig, onder meer bij de uitvoering van het Europees pact voor de jeugd. De Europese Raad moedigt de lidstaten aan de raakvlakken tussen hun beleid inzake onderwijs, beroepsopleiding, werkgelegenheid, sociale integratie en mobiliteit te versterken met het oog op de ontwikkeling van doeltreffender sectordoorsnijdende strategieën. De Commissie en de lidstaten wordt verzocht jongeren en jongerenorganisaties te betrekken bij de implementatie van het Europees pact voor de jeugd.
d) Ecologisch verantwoorde duurzame groei

75. Een ambitieus milieubeleid is op zich al belangrijk maar kan ook een aanzienlijke bijdrage leveren tot werkgelegenheid en groei, en een positieve weerslag hebben op belangrijke sectoren, zoals de volksgezondheid en de kosten van de gezondheidszorg, sociale integratie en sociale samenhang, alsmede op de ontwikkeling van een energiebeleid voor Europa, waaronder de bevordering van energieveiligheid en energie-efficiëntie. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 25
NL

76. De Europese Raad onderschrijft de volgende actielijnen:
- eco-innovaties en milieutechnologieën krachtig bevorderen en verspreiden, onder andere met het actieplan voor milieutechnologie en door te overwegen prestatiedoelstellingen te bepalen;

- als uitvloeisel van het Klimaatactieplan van Montreal in het kader van het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering onverwijld een regeling na 2012 uitwerken die strookt met de 2°C-doelstelling, door op constructieve wijze een brede dialoog over samenwerkingsacties op de lange termijn op gang te brengen en tegelijkertijd door middel van een proces in het kader van het Kyotoprotocol;
- de milieu-structuurindicatoren evalueren om de milieudimensie van de Lissabonstrategie voor werkgelegenheid en groei beter en coherenter te bestrijken;
- spoed zetten achter de uitvoering van de EU-doelstelling om voor 2010 het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen, met name door op alle relevante beleidsgebieden van de agenda van Lissabon plaats in te ruimen voor milieuvereisten, inclusief de opstelling van een structuurindicator voor biodiversiteit, en snel over te gaan tot de presentatie en bespreking van de mededeling van de Commissie over biodiversiteit;
- nadenken over specifieke acties die in de EU en wereldwijd duurzamer consumptie- en productiepatronen tot stand kunnen brengen, zoals de opstelling van een EU-actieplan inzake duurzame consumptie en productie, en groene overheidsopdrachten stimuleren, onder meer door milieucriteria en milieuprestatiedoelstellingen te bevorderen door zo spoedig mogelijk het voorstel voor een richtlijn inzake de bevordering van schone voertuigen voor wegvervoer te bespreken en door vooruitgang te boeken met de verwezenlijking van een ambitieus Europees bronspecifiek beleid;
- meer onderzoek verrichten naar passende positieve en negatieve stimulansen, en naar een hervorming van subsidies die aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor het milieu en in strijd zijn met duurzame ontwikkeling, teneinde die geleidelijk af te schaffen.

____________________
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006 7775/06 26
BIJLAGE I NL
BIJLAGE I
O&O-uitgaven (2004) in percentages van het BBP en doelstellingen van lidstaten in nationale hervormingsprogramma's

______________________

1 Bron: Eurostat. Meeste cijfers voorlopig. Cijfers voor IT, LU en PT zijn van 2003.
2 Bron: Nationale Hervormingsprogramma's, met schattingen van de Europese Commissie op basis van de doelstellingen van PT en SE.
Lidstaat:
20041
Doelstelling voor 2010 of
voor andere jaren 2
Toelichting
België

1,93 3,00
Tsjechië

1,28 2,06
Streefcijfer 1% publieke O&O met een raming van

1,06% uitgaven door de particuliere sector
Denemarken

2,61 3,00 Streefcijfer 1% publieke O&O in 2010 Duitsland

2,49 3,00
Estland
0,91 1,90
Griekenland
0,58 1,50
Spanje

1,07 2,00
Ierland

1,20

2,50% van het BNP
Doelstelling voor 2013.
Frankrijk

2,16 3,00
Italië

1,14 2,5
Cyprus
0,37 1,0
Letland
0,42 1,50
Litouwen
0,76 2,00
Luxemburg

1,78 3,00
Hongarije
0,89 1,8
Met een grotere deelname van de particuliere sector Malta
0,273 0,75
Nederland

1,77 3,00
Oostenrijk

2,26 3,00
Polen
0,58 1,65
Doelstelling voor 2008.
Portugal
0,78 1,80
Streefcijfer 1% publieke O&O en verdrievoudiging van particuliere O&O
Slovenië

1,61 3,00
Slowakije
0,53 1,80
Finland

3,51 4,00
Zweden

3,74 4,00
Streefcijfer 1% publieke O&O en ongewijzigde
particuliere O&O
Verenigd Koninkrijk

1,79 2,50
Doelstelling voor 2014.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 27
BIJLAGE II NL
BIJLAGE II
EUROPEES PACT VOOR GENDERGELIJKHEID
Overwegende de door de Commissie voorgestelde routekaart voor gendergelijkheid en gezien de noodzaak om:

- ertoe bij te dragen dat de ambities van de EU inzake gendergelijkheid, zoals vermeld in het Verdrag, worden waargemaakt,

- de genderkloof op de arbeidsmarkt en in de sociale bescherming te dichten, en er aldus toe bij te dragen dat het productiviteitspotentieel van de Europese beroepsbevolking volledig wordt benut,

- de demografische problemen te helpen oplossen, door een beter evenwicht tussen werk en privé-leven voor vrouwen en mannen te bevorderen,
heeft de Europese Raad een Europees pact aangenomen dat op het niveau van de lidstaten en van de Unie maatregelen op de volgende gebieden aanmoedigt: maatregelen om de genderkloof te dichten en genderspecifieke stereotypen op de arbeidsmarkt te bestrijden

- bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen in alle leeftijdscategorieën en verkleining van de genderkloof op de arbeidsmarkt, door onder meer elke vorm van discriminatie te bestrijden;

- gelijk loon voor gelijk werk;

- bestrijding van genderspecifieke stereotypen, met name die in verband met arbeidsmarkten waar zich seksesegregatie voordoet, alsmede in het onderwijs;
- nagaan hoe verzorgingsstelsels arbeidsparticipatie door vrouwen kunnen bevorderen;
- bevordering van betrokkenheid van vrouwen bij het politieke en het economische leven, alsmede van vrouwelijk ondernemerschap;

- aanmoediging van de sociale partners en van het bedrijfsleven om initiatieven ten gunste van gendergelijkheid te ontwikkelen en gendergelijkheidsplannen op de werkvloer te bevorderen;

- het genderperspectief opnemen in alle overheidsactiviteiten; Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 28
BIJLAGE II NL
maatregelen voor een beter evenwicht tussen werk en privé-leven voor allen
- verwezenlijking van de doelstellingen over kinderopvangvoorzieningen die de Europese Raad in maart 2002 in Barcelona heeft vastgesteld;
- verbetering van de opvang van andere afhankelijke personen;
- bevordering van ouderschapsverlof voor mannen en vrouwen; maatregelen om door gendermainstreaming en betere monitoring de governance te versterken
- ervoor zorgen dat de gevolgen voor gendergelijkheid worden meegenomen bij de evaluatie van nieuwe EU-beleidsmaatregelen;

- verdere ontwikkeling van geslachtsspecifieke statistieken en indicatoren;
- volledige benutting van de mogelijkheden die de oprichting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid biedt.
Het Europees pact voor gendergelijkheid en het jaarlijks verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen moeten in de gevestigde follow-upmechanismen van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid worden geïntegreerd, waarbij rekening wordt gehouden met het Europees pact voor de jeugd en ernaar gestreefd wordt gendermainstreaming op de acties van de strategie toe te passen. De lidstaten worden aangemoedigd om in hun rapportage over de toepassing van hun nationale hervormingsprogramma's voor werkgelegenheid en groei, een genderperspectief op te nemen, met name voor richtsnoer 18. De Commissie en de Raad wordt verzocht zulks ook te doen in het jaarlijks voortgangsrapport over het partnerschap voor groei en werkgelegenheid.
____________________
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 29
BIJLAGE III NL
BIJLAGE III
EEN ENERGIEBELEID VOOR EUROPA (EBE)
INDICATIEVE LIJST VAN MAATREGELEN
De navolgende maatregelen betreffen zowel de interne als de externe aspecten van het energiebeleid en kunnen tot meer dan één van de drie doelstellingen van het EBE bijdragen. Vermelding van een bepaalde maatregel laat de bevoegdheidsverdeling tussen de EG en de lidstaten onverlet. VOORZIENINGSCONTINUÏTEIT
Het hoofd bieden aan onderbrekingen in de voorziening
1. Uitgaande van de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten voor hun binnenlandse vraag en in synergie met de bestaande regelingen, ervoor zorgen dat doeltreffende mitigerende maatregelen en coördinatiemechanismen beschikbaar zijn in geval van een voorzieningscrisis, gebaseerd op solidariteit en subsidiariteit, bijvoorbeeld door een flexibele combinatie van de maatregelen van de Richtlijn gasvoorziening in overweging te nemen, rekening houdend met betere gegevens over de gasopslagcapaciteit en -voorraden.
2. Versterken van het beheer aan de vraagzijde, met name wat de huishoudens en de vervoersector betreft, om sneller op de vraag te kunnen inspelen.
3. De efficiëntie van de gas- en olielevering verbeteren. Intensievere diversificatie

4. De lidstaten dienen hun diversificatiestrategieën te intensiveren en tegelijkertijd de ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak in overweging te nemen, met betrekking tot zowel de leverancierlanden als de aan- en doorvoerroutes. Er moeten met name nieuwe routes worden geopend voor de aanvoer van gas vanuit de Kaspische zee en Noord-Afrika. Deze diversificatie mag niet worden beperkt tot externe energiebronnen, maar moet ook de ontwikkeling en exploitatie van eigen energiepotentieel en energie-efficiëntie omvatten. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 30
BIJLAGE III NL

5. De voltooiing van netwerkinfrastructuur, niet alleen langs de oost-west-as maar ook langs de zuid-noord-as, en van LNG(vloeibaar aardgas)-installaties die deze diversificatie bevorderen, moet worden versneld, en concurrerender LNG-markten moeten worden bevorderd.
6. Onverminderd de toepasselijke mededingingsvoorschriften moet worden onderkend dat langetermijncontracten vanuit het oogpunt van zowel vraag als aanbod een bijdrage kunnen leveren.
Externe dimensie van voorzieningscontinuïteit

7. Om de doelstellingen van het energiebeleid kracht bij te zetten, met één stem spreken in de contacten met derde landen ter bevordering van een meer coöperatieve benadering inzake de toegang tot energiebronnen, stabiliteit in doorvoer- en producerende landen, en continuïteit van energievoorziening. In dat verband zal de EU, indien zij dit doel van grotere diversificatie bereikt, meer speelruimte verwerven in haar betrekkingen met derde landen.
8. Ervoor zorgen dat het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap (met Zuidoost- Europa) in 2006 in werking treedt en overwegen om het ledenaantal of de beginselen daarvan uit te breiden tot buurlanden.

9. Een gemeenschappelijk kader ontwikkelen om nieuwe partnerschappen met derde landen, inclusief de doorvoerlanden, aan te gaan en de bestaande partnerschappen te verbeteren. Dit kader dient ruimte te bieden voor de geopolitieke implicaties van de energiebenadering van derde landen. De partnerschappen tussen consument en producent moeten worden aangevuld met partnerschappen tussen consument en consument. Alle fora zouden moeten worden benut voor deze dialogen, die in regionaal verband (bv. de OPEC, Euromed of het gebied van de Noordelijke Dimensie) kunnen plaatsvinden indien dit de doeltreffendheid ervan ten goede komt, ook met betrekking tot bemiddelingsbijstand in geschillen omtrent de voorziening. De lidstaten dienen naar behoren vertegenwoordigd te zijn in die fora, met name in het IEA.
10. Om ervoor te zorgen dat deze dialogen een optimaal resultaat opleveren en ook om de toegang van ontwikkelingslanden tot duurzame energie en aanverwante technieken te vergemakkelijken, de synergieën met internationale organisaties, waaronder de internationale financiële instellingen, ten volle benutten.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 31
BIJLAGE III NL

11. De energiedialoog met Rusland nieuw leven inblazen en opener en doeltreffender maken, ter ondersteuning van de energiedoelstellingen van de EU, uitgaande van onze onderlinge afhankelijkheid inzake energievraagstukken en de daaruit voortvloeiende noodzaak om een zeker en voorspelbaar investeringsklimaat te creëren voor ondernemingen uit de EU en uit Rusland en wederkerigheid te garanderen met betrekking tot de toegang tot markten en infrastructuur, alsook een niet-discriminerende toegang voor derde partijen tot pijpleidingen in Rusland, waarbij gelijke spelregels moeten gelden wat betreft veiligheid, inclusief nucleaire veiligheid, en milieubescherming. In dit verband moeten afdoende maatregelen worden getroffen om de onderhandelingen over het doorvoerprotocol bij het Energiehandvest af te ronden en te bewerkstelligen dat Rusland het Energiehandvest bekrachtigt. CONCURRENTIEVERMOGEN OP DE MARKT EN INVESTERINGEN
Verdere marktintegratie ten voordele van het bedrijfsleven en de consument
12. Regionale grensoverschrijdende uitwisseling verbeteren en de ontwikkeling van regionale samenwerking op energiegebied versnellen en tegelijkertijd de integratie van regionale energiemarkten in, en de verdere ontwikkeling van, de interne markt van de EU vergemakkelijken, met name door adequate maatregelen op het gebied van interconnectie. Daartoe moet de Commissie vóór eind 2006 een prioritair interconnectieplan indienen, met maatregelen die zowel op het niveau van de lidstaten als op communautair niveau moeten worden genomen. Die maatregelen zullen er tevens toe bijdragen dat het beoogde niveau van elektriciteit-interconnectie - een niveau dat overeenstemt met ten minste 10% van de geïnstalleerde productiecapaciteit - wordt bereikt, zoals overeengekomen door de Europese Raad van Barcelona in 2002.

13. Ervoor zorgen dat netwerken vanuit het oogpunt van de eindgebruiker als één net functioneren, door de technische voorschriften ter facilitering van het grensoverschrijdende energieverkeer te voltooien en te zorgen voor een betere werking van de instrumenten voor een flexibele gasmarkt, zoals opslagcapaciteit, nettoegang en congestiebeheer op de elektriciteitsmarkt. Naar verwachting zal de Commissie het vraagstuk van volledige en transparante toegang tot infrastructuur behandelen in haar verslag van 2006 over de interne energiemarkt.

14. Zorgen voor volledige, effectieve en transparante uitvoering van de bestaande wetgeving. Deze uitvoering moet in overeenstemming zijn met openbaredienstverplichtingen, om ervoor te zorgen dat de liberalisering ook voordelen oplevert in de vorm van betaalbare toegang tot energie. In dit liberaliseringsproces moet ook rekening worden gehouden met de situatie van de lidstaten wat betreft voorzieningsdiversificatie, om buitensporige zeggenschap van externe leveranciers te vermijden.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 32
BIJLAGE III NL

15. Zorgen voor meer regionale samenwerking en coördinatie tussen regelgevers en netbeheerders, onder andere door een gecoördineerde informatie-uitwisseling, en op EG-niveau, door bijvoorbeeld voort te bouwen op reeds bestaande administratieve organen zoals de Europese groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas (ERGEG). Bevordering van coherente ontwikkeling van infrastructuur
16. De procedures voor de planning en coördinatie van middellangetermijn- en langetermijninvesteringen verbeteren, met name voor grensoverschrijdende interconnectie, gasinfrastructuur en LNG-installaties en opwekkingscapaciteit, en ervoor zorgen dat het ondernemingsklimaat meer aanzet tot langetermijninvesteringen, door méér transparantie en informatie-uitwisseling op basis van de eigen planning van de lidstaten. Dit zou ertoe moeten bijdragen dat onverwijld van start kan worden gegaan met de uitvoering van prioritaire energie-infrastructuurprojecten.

17. Voorzien in een evenwichtig mechanisme voor langetermijncontracten, dat de concurrentie op de interne markt aanscherpt en tegelijkertijd investeringsstimulansen vrijwaart.
18. De bestaande richtlijnen en juridische randvoorwaarden evalueren, indachtig het feit dat de administratieve goedkeuringsprocedures aanzienlijk sneller moeten verlopen, met inachtneming van de milieu- en gezondheidsnormen, met name door termijnen voor de procedures in overweging te nemen.
DUURZAME ENERGIE
Hernieuwbare energie

19. Op basis van een analyse van de Commissie nagaan hoe de huidige doelstellingen (2010) op het gebied van hernieuwbare energie kunnen worden gehaald en hoe hernieuwbare vormen van energie verder op kostenefficiënte wijze kunnen worden bevorderd (routekaart) voor de lange termijn, bijvoorbeeld overwegen het aandeel van hernieuwbare energie te verhogen tot
15% in 2015, en op diezelfde wijze het gebruik van biobrandstoffen in de vervoersector stimuleren, door te overwegen het aandeel ervan te verhogen tot 8% in 2015, tegen de achtergrond van een constructieve dialoog met de olie-industrie en door maximale steun te verlenen aan onderzoek naar, en ontwikkeling van, biobrandstoffen van de tweede generatie. Nieuwe doelstellingen moeten worden vastgesteld op grond van een grondige analyse van het potentieel en de kostenefficiëntie van verdere maatregelen. Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 33
BIJLAGE III NL

20. Het gebruik van biomassa bevorderen, met het oog op diversificatie van de brandstofbronnen van de EU, vermindering van de broeikasgasemissies en nieuwe mogelijkheden inzake inkomsten en werkgelegenheid in plattelandsgebieden, door werk te maken van de voorstellen van het actieplan biomassa in alle drie de energiesectoren, te weten verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer. Dit moet worden ontwikkeld in het kader van een langetermijnstrategie voor bio-energie die verder reikt dan 2010.

21. Wettelijke en administratieve obstakels bij het lanceren van hernieuwbare energiebronnen wegnemen, door de nettoegang te vergemakkelijken, de administratieve rompslomp te vereenvoudigen en voor een transparant, doeltreffend en zeker ondersteuningsbeleid te zorgen.
Energie-efficiëntie

22. Indachtig het energiebesparingspotentieel van de EU van 20% in 2020, volgens de raming van de Commissie, dient de Commissie een ambitieus en realistisch actieplan inzake energieefficiëntie voor te stellen dat tot doel heeft de leidende rol van de EU te versterken, met het oog op de aanneming ervan in 2006, en te overwegen hoe derde landen ertoe kunnen worden aangezet vooruitgang te boeken inzake energie-efficiëntie.
23. De energie-efficiëntie verbeteren, met name in de vervoersector omdat deze sector een belangrijke taak te vervullen heeft, door gebruik te maken van kostenefficiënte instrumenten, inclusief vrijwillige overeenkomsten en emissienormen.
24. De wetgeving betreffende energieprestaties van gebouwen en energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten volledig uitvoeren.
25. De efficiëntie van krachtcentrales aanzienlijk uitbreiden, met name door het gebruik van warmtekrachtkoppeling verder te bevorderen.
Bijdragen aan het klimaatveranderingsbeleid

26. Bijdragen aan de ontwikkeling van een EU-strategie voor de middellange tot lange termijn, met het oog op de bestrijding van klimaatverandering na 2012, en aan de verwezenlijking van de huidige Kyoto-doelstellingen.

27. Tijdig de evaluatie afronden van de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (ETS) als instrument waarmee de klimaatveranderingsdoelstellingen op een kostenefficiënte manier kunnen worden verwezenlijkt, rekening houdend met de gevolgen ervan voor de drie doelstellingen van het energiebeleid, alsmede voor de energiemarkten, de groeimogelijkheden en de industriële structuur van de lidstaten en de behoefte aan zekerheid voor de middellange en lange termijn.
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 34
BIJLAGE III NL

28. In de energiedialogen van de EU met derde landen de ontwikkeling van duurzame en efficiënte energiesystemen vergemakkelijken en kiezen voor een meer pro-actieve aanpak bij de bestrijding van de klimaatverandering, door hernieuwbare energiebronnen, lageemissietechnologieën en energie-efficiëntie te bevorderen en de mechanismen van het Protocol van Kyoto uit te voeren.
HORIZONTALE MAATREGELEN EN STEUNMAATREGELEN
Beleid op basis van bewezen feiten

29. Ontwikkeling, in synergie met andere internationale instellingen, van een reeks instrumenten voor analyse (energiemodellen en regionale scenario's; indicatoren) en voor markt- en voorradenmonitoring, teneinde de EU gedeelde inzichten te bieden inzake haar situatie en die van haar partners met betrekking tot langetermijnvraag en -aanbod. Meer in het bijzonder wordt de Commissie aangemoedigd om snel vorderingen te maken met de instrumenten die voor transparantie en voorspelbaarheid inzake vraag en aanbod op de energiemarkten van de EU moeten zorgen, en om het werk van het Internationaal Energieagentschap (IEA) aan te vullen, waarbij dubbel werk moet worden vermeden.

30. Beoordeling van de voor- én nadelen van elke energiebron met betrekking tot de drie doelstellingen van het energiebeleid; deze beoordeling moet de verschillende energiebronnen omvatten, van eigen hernieuwbare energiebronnen tot schone kolen en de toekomstige rol van kernenergie in de EU, voor de lidstaten die deze weg wensen te gaan. Onderzoek, ontwikkeling en demonstratie - Technologische ontwikkeling
31. Ervoor zorgen dat in de nationale en de communautaire OO&D-financiering, met name binnen het Zevende Kaderprogramma, grotere prioriteit wordt gegeven aan energie, en daarbij de aandacht richten op energie-efficiëntie, duurzame energie en lage-emissietechnologieën die een antwoord kunnen bieden op de uitdagingen waarvoor de EU staat.
32. Deze technologieën steunen door een breder scala van fora en partnerschappen met derde landen, en de marktpenetratie van de daaruit voortvloeiende technologieën vergemakkelijken, onder meer door middel van relevante communautaire instrumenten, met de bedoeling de voortrekkersrol van de EU te bestendigen.
Coördinatie

33. Om een coherente uitvoering van de hierboven genoemde prioritaire maatregelen te garanderen, moeten gedeelde algemene oriëntaties worden ontwikkeld ten aanzien van de diverse componenten van het energiebeleid zoals dat door de lidstaten wordt geïmplementeerd; daarbij moet terdege rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de lidstaten.

________________________
Conclusies van het voorzitterschap - 23/24 maart 2006
7775/06 35
NL
VERKLARING OVER BELARUS
De Europese Raad veroordeelt het optreden van de Belarussische autoriteiten, die vanochtend zijn overgegaan tot de arrestatie van vreedzame betogers die hun legitieme recht van vrije vergadering uitoefenden om te protesteren tegen het verloop van de presidentsverkiezingen. De Europese Raad betreurt dat de Belarussische autoriteiten hun OVSE-verplichtingen inzake democratische verkiezingen niet zijn nagekomen, en is van oordeel dat de presidentsverkiezingen in Belarus op
19 maart fundamenteel ondeugdelijk waren. Op een continent met open en democratische samenlevingen vormt Belarus een trieste uitzondering. De Europese Raad heeft derhalve besloten om beperkende maatregelen te nemen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen, waaronder president Loekasjenko. Wij zullen nauw blijven samenwerken met onze internationale partners. Tegelijkertijd is de Europese Raad verheugd over de boodschap van hoop die door de democratische oppositie en het maatschappelijk middenveld van Belarus wordt uitgedragen. Hun dappere inspanningen om de zaak van de democratie in uitzonderlijk moeilijke omstandigheden vooruit te helpen, verdienen onze volledige erkenning en steun. De Europese Unie herhaalt haar toezegging om met de Belarussische samenleving samen te werken door haar steun voor het maatschappelijk middenveld en de democratisering verder te versterken; ook de contacten tussen mensen en de toegang tot onafhankelijke informatiebronnen zullen worden geïntensifieerd. De Europese Raad eist de onmiddellijke vrijlating van al degenen die in hechtenis zijn genomen. Hij roept de Belarussische autoriteiten op zich van acties tegen eventueel verdere vreedzame protesten te onthouden. Hij roept zijn internationale partners, en met name de andere buurlanden van Belarus, op om ten aanzien van Belarus dezelfde aanpak te volgen.
_________________