Sociaal-Economische Raad

SER-PERSBERICHT

28 maart 2006

Ontwerpadvies SER:

EU-toeslagen boeren sterker koppelen aan maatschappelijke prestaties

Betalingen aan boeren moeten duidelijker worden gekoppeld aan maatschappelijk gewenste prestaties, zoals onderhoud van het landschap. Dat is nodig voor de maatschappelijke legitimatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op langere termijn. Het is daarom een goed idee als de inkomenstoeslagen aan boeren gezamenlijk worden gefinancierd door de EU en de lidstaten (cofinanciering), en niet alleen door de EU, zoals nu gebeurt. De waardering van natuur- en landschapswaarden is primair een regionale of nationale aangelegenheid. Cofinanciering schept meer ruimte om op dat niveau passende afwegingen te maken.

Dat staat in een ontwerpadvies over cofinanciering van het EU-landbouwbeleid dat de SER in zijn openbare raadsvergadering van vrijdag 19 mei zal vaststellen. Het is een reactie op een adviesaanvraag van de Tweede Kamer van 20 december 2005.

De Tweede Kamer vroeg advies van de SER over de haalbaarheid, de afdwingbaarheid en de consequenties van cofinanciering van het Europese landbouwbeleid. Daarbij gaat het vooral om de gevolgen op de lange termijn.

Het kabinet wil cofinanciering invoeren vanwege de ongunstige netto-betalingspositie van Nederland. Het ontwerpadvies vindt dit argument te beperkt. Het kiest op grond van meer inhoudelijke argumenten voor cofinanciering. Cofinanciering bevordert de doelmatigheid en doeltreffendheid van het landbouwbeleid door de grotere (financiële) betrokkenheid van de lidstaten. Ook past het bij een taakverdeling tussen EU en lidstaten, die is geënt op het subsidiariteitsbeginsel. Zo hoort de ordening van landbouwmarkten en het toezicht op staatssteun tot het terrein van de Europese Unie. Voor de directe betalingen aan boeren gaat dit niet op: inkomensbeleid is in principe het exclusieve domein van de lidstaten zelf. Bovendien zijn er grote verschillen tussen de lidstaten, waardoor maatwerk gewenst is. Ook daarom ligt cofinanciering voor de hand.

LTO-Nederland tekent hierbij aan dat cofinanciering een verplichtend karakter moet hebben voor de lidstaten. Anders kunnen boeren de inkomenstoeslag mislopen, wat ten koste gaat van een gelijk speelveld op de interne markt. LTO vindt dat het totale budget voor de landbouw zoveel mogelijk in stand moet blijven om de maatschappelijke rol van land- en tuinbouw op een duurzame wijze in te vullen, alsmede om de transitie naar een marktgerichte land- en tuinbouw te ondersteunen.

Alternatief: obligatiesysteem

Het ontwerpadvies noemt ook een alternatief voor cofinanciering: een obligatiesysteem. Dit systeem gaat niet uit van een geleidelijk afbouwen van inkomenssteun, maar zet er juist nadrukkelijk op termijn een punt achter. De bestaande bedrijfstoeslag wordt omgezet in een soort obligatie. Deze verzekert de ontvanger van een bepaalde inkomensstroom gedurende een aantal jaren, die niet meer blootstaat aan politieke besluitvorming. De obligatie is verhandelbaar en kan tussentijds worden verzilverd. De eindigheid van het systeem van bedrijfstoeslagen schept ook ruimte voor een nieuwe rolverdeling tussen de EU en de lidstaten die meer op het subsidiariteitsbeginsel is geënt.

Om voor de huidige inkomenstoeslag in aanmerking te komen moeten boeren zich houden aan eisen van duurzaamheid. Door invoering van een obligatiesysteem worden de inkomenstoeslagen afgekocht. Daarmee ontstaat ruimte voor een afzonderlijke afweging over de toekomstige rol van de EU bij het bevorderen van collectieve arrangementen voor het vergoeden van 'groene diensten'. Die afweging wordt dan niet belast met erfenissen uit het verleden die hoe dan ook in de bedrijfstoeslag besloten liggen, aldus het ontwerpadvies.