Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
Wij Beatrix enz. enz.
Ontwerpbesluit van , houdende
regels met betrekking tot de ontheffing
van verplichtingen genoemd in de
Werkloosheidswet en de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen (Besluit
ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA)
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van ,
nr. SV/WV/2006/ ;
Gelet op de artikelen 24, negende lid, en 26, zesde lid, van de Werkloosheidswet en 32, derde
lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
De Raad van State gehoord (advies van );
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid van ,
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:
Artikel 1. Definities
In dit besluit wordt verstaan onder:
mantelzorg: noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte;
uitkeringsgerechtigde: de verzekerde, bedoeld in de Wet WIA, die zijn resterende
verdiencapaciteit als bedoeld in paragraaf 7.2 van die wet niet volledig benut of de
werknemer, bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de WW, die recht heeft op een WGA-
uitkering respectievelijk een WW-uitkering;
vrijwilligerswerk: onbetaalde en onverplichte activiteiten binnen een organisatie die een
ideële doelstelling heeft of een maatschappelijk nut nastreeft, welke activiteiten doorgaans
een aanvullend karakter hebben op bestaande maatschappelijke voorzieningen;
Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
WGA-uitkering: een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in
hoofdstuk 7 van de Wet WIA;
WW: Werkloosheidswet;
WW-uitkering: een uitkering op grond van de WW.
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
Artikel 2. Ontheffing in verband met vrijwilligerswerk
Het UWV kan aan een uitkeringsgerechtigde al dan niet op diens aanvraag voor een periode
van maximaal zes maanden ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in artikel 30,
eerste lid, onderdeel b, van de Wet WIA, of in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van
de WW, indien:
a. de uitkeringsgerechtigde een gebleken grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt;
b. het verrichten van vrijwilligerswerk er tezamen met de ontheffing naar het oordeel van het
UWV toe bijdraagt dat de afstand van de uitkeringsgerechtigde tot de arbeidsmarkt wordt
verkleind; en
c. de uitkeringsgerechtigde gedurende de duur van die ontheffing gemiddeld ten minste 20 uur
per week vrijwilligerswerk verricht.
Artikel 3. Ontheffing in verband met mantelzorg
1. Het UWV kan aan een uitkeringsgerechtigde op diens aanvraag voor een periode van
maximaal zes maanden ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 30,
eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet WIA, of in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder
1° en 2º, van de WW, indien:
a. de uitkeringsgerechtigde mantelzorg verricht; en
b. die mantelzorg zodanig intensief is, dat in redelijkheid niet van hem kan worden gevraagd
te voldoen aan die verplichtingen.
2. Het UWV kan na afloop van de periode, bedoeld in het eerste lid, de ontheffing op
aanvraag van de uitkeringsgerechtigde eenmalig verlengen met een periode van maximaal
drie maanden, indien:
a. de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden; en
b. de verwachting is dat hij op korte termijn niet meer aan die voorwaarden zal voldoen.
Artikel 4. Ontheffing in verband met calamiteiten
Het UWV kan aan een uitkeringsgerechtigde al dan niet op diens aanvraag voor een periode
van maximaal vier weken ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 30,
eerste lid, van de Wet WIA, of in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°,
en 26, eerste lid, onderdeel d, f en g, van de WW, indien van die uitkeringsgerechtigde
tijdelijk redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij aan die verplichtingen voldoet in
verband met een plotselinge, ernstige crisissituatie in de privé-sfeer.
Artikel 5. Eenmalige ontheffing
1. Een ontheffing als bedoeld in artikel 2 kan aan een uitkeringsgerechtigde gedurende de
duur van zijn WW-uitkering of WGA-uitkering slechts eenmalig worden verleend.
2. Een ontheffing als bedoeld in artikel 3 of een ontheffing als bedoeld in artikel 4 kan
eenmalig worden verleend per toestand of gebeurtenis.
Artikel 6. Nadere regelgeving
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de artikelen
2 tot en met 4.
Artikel 7. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2006.
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
Artikel 8. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het
Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
Nota van toelichting
Algemeen
Een ieder die een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet (WW) of een
werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) moet in beginsel aan de bijhorende
verplichtingen voldoen. Het betreft onder meer de verplichtingen om ingeschreven te staan als
werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), om in voldoende mate te
trachten passende arbeid te verkrijgen (de sollicitatieplicht) en om passende arbeid te
aanvaarden.
De verplichting voor uitkeringsgerechtigden om zo snel mogelijk weer aan het werk te komen
vormt een belangrijk fundament voor de activerende werking van de WW en de Wet WIA. De
Sociaal-Economische Raad (SER) bepleit in zijn advies van 15 april 20051 een meer op maat
gesneden invulling van onder meer de sollicitatieplicht. Het UWV heeft deze aanbeveling ter
hand genomen en gaat van een procesgerichte uitvoering over op een meer op
maatwerkgerichte uitvoering van de WW en de Wet WIA. In 2007 krijgt deze transitie zijn
beslag. In bijzondere gevallen kan er volgens de SER en de regering reden zijn om personen
tijdelijk te ontheffen van hun verplichtingen gericht op werkhervatting, als sluitstuk van het
maatwerk van het UWV.
De Wet wijziging WW-stelsel (PM: Staatsblad *) maakt het verlenen van ontheffingen
mogelijk door aan de WW en de Wet WIA drie bepalingen toe te voegen: de artikelen 24,
negende lid, en 26, zesde lid, van de WW en artikel 32, derde lid, van de Wet WIA. Deze drie
bepalingen bieden de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen
waarmee het UWV de bevoegdheid wordt gegeven aan WW- en WGA-gerechtigden een
ontheffing te verlenen van uit de WW en de Wet WIA voortvloeiende verplichtingen.
Het onderhavige besluit kent het UWV de bevoegdheid toe om in individuele gevallen een
tijdelijke ontheffing te verlenen en regelt in welke gevallen het UWV van die bevoegdheid
gebruik mag maken. Het feit dat de ontheffingen slechts tijdelijk kunnen worden verleend
vloeit voort uit de artikelen 24 en 26 van de WW en 32 van de Wet WIA. Hierna worden de
situaties waarin een ontheffing kan worden verleend toegelicht.
Vrijwilligerswerkontheffing
Het staat een WW- of WGA-gerechtigde (hierna: uitkeringsgerechtigde) vrij om
vrijwilligerswerk te verrichten, zolang dit niet van invloed is op zijn beschikbaarheid voor de
arbeidsmarkt en zijn inspanningen om zo snel mogelijk weer aan het werk te komen.
Vrijwilligerswerk kan in het algemeen worden gecombineerd met de sollicitatieplicht, net
zoals een werkende dit moet combineren met zijn baan.
Vrijwilligerswerk kan ook een activiteit zijn die ertoe bijdraagt dat een uitkeringsgerechtigde
weer aan het werk komt. Het UWV kan van een uitkeringsgerechtigde verlangen dat hij zich
op deze manier inzet om zijn kans op een baan te vergroten. Voor het merendeel van de
1 SER-advies Toekomstbestendigheid Werkloosheidswet, 15 april 2005, publicatienummer 5.
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
uitkeringsgerechtigden geldt dat dit soort reïntegratieactiviteiten gecombineerd moet worden
met de sollicitatieplicht.
In uitzonderlijke situaties kan een ontheffing worden verleend van de op de
uitkeringsgerechtigde rustende sollicitatieplicht. Het UWV kan een ontheffing van maximaal
zes maanden verlenen wanneer het gedurende enige tijd verrichten van vrijwilligerswerk,
zonder te hoeven solliciteren, er naar het oordeel van het UWV toe bijdraagt dat de kansen
van de uitkeringsgerechtigde op de arbeidsmarkt verbeteren. Wanneer het vooruitzicht voor
de betrokkene is dat hij na afloop van de tijdelijke ontheffing een grotere afstand tot de
arbeidsmarkt zal hebben dan wanneer de ontheffing niet zou zijn verleend, dan is een
ontheffing niet aan de orde. Een ontheffing kan voorts alleen worden verleend aan een
uitkeringsgerechtigde met een gebleken grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daarvan is
bijvoorbeeld sprake wanneer de betrokkene alle pogingen heeft gedaan om aan het werk te
komen en alle reïntegratiemogelijkheden heeft uitgeput. Daarnaast is een voorwaarde dat de
uitkeringsgerechtigde gedurende de duur van de ontheffing gemiddeld minimaal 20 uur per
week vrijwilligerswerk verricht.
De ontheffing kan niet worden verlengd. De reden voor de eenmaligheid van de ontheffing is
de volgende. Wanneer na afloop van de ontheffing blijkt dat de afstand tot de arbeidsmarkt
groter is geworden, dan pleit dit niet voor nog een ontheffing. Is de afstand kleiner geworden,
dan ligt hervatten van de sollicitatieactiviteiten, en dus niet een nieuwe ontheffing, in de rede.
Mantelzorgontheffing
Het UWV kan voor een periode van maximaal zes maanden een ontheffing verlenen van de
sollicitatieplicht en de verplichting om aangeboden passende arbeid te aanvaarden of te
verrichten wanneer de door de uitkeringsgerechtigde verleende mantelzorg zodanig intensief
is dat van hem in redelijkheid niet kan worden gevraagd te voldoen aan zijn sollicitatieplicht
en de plicht passende arbeid te verrichten of aanvaarden. De mantelzorgverlener krijgt
daarmee de ruimte om maatregelen te treffen en om alternatieven voor de mantelzorg te
regelen.
Eenmaligheid is het uitgangspunt bij de mantelzorgontheffing. Dit neemt niet weg dat er
situaties zijn waarin een verlenging van de ontheffing in de rede ligt. Een verlenging biedt een
oplossing voor die situaties waarin de mantelzorgsituatie na ommekomst van de ontheffing
nog steeds bestaat en deze op korte termijn waarschijnlijk zal zijn afgelopen, bijvoorbeeld
omdat de zorgvrager terminaal ziek is of omdat het zeer waarschijnlijk is dat er binnen enkele
weken alsnog een alternatief is geregeld voor de mantelzorg. Het UWV krijgt daarom de
bevoegdheid de mantelzorgontheffing eenmalig met een periode van maximaal drie maanden
te verlengen.
Calamiteitenontheffing
Het UWV kan een ontheffing van maximaal vier weken verlenen van niet alleen de
sollicitatieplicht, maar ook van andere verplichtingen gericht op werkhervatting, wanneer van
de uitkeringsgerechtigde tijdelijk redelijkerwijs wegens een plotselinge, ernstige crisissituatie
in de privé-sfeer niet kan worden verlangd dat hij aan zijn verplichtingen voldoet.
Bij ernstige crisissituaties in de privé-sfeer kan worden gedacht aan een plotseling ernstig
ziektegeval of een sterftegeval in het gezin of aan de situatie waarin de woning van de
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
betrokkene is afgebrand. De ontheffing ziet dan niet alleen op de sollicitatieplicht, maar
bijvoorbeeld ook op de verplichting ingeschreven te staan bij de CWI en de verplichting
passende arbeid te accepteren.
De calamiteitenontheffing duurt maximaal vier weken en kan niet worden verlengd. Na afloop
van die periode kan immers niet meer worden gesteld dat er sprake is van een plotselinge,
ernstige crisissituatie.
Regeling vrijstelling verplichtingen WW en Wet WIA
Het besluit heeft een andere strekking dan de Regeling vrijstelling verplichtingen WW en Wet
WIA (de Regeling). Op grond van de Regeling zijn, in tegenstelling tot dit besluit, categorieën
uitkeringsgerechtigden vrijgesteld van verplichtingen op grond van de WW en de Wet WIA.
De Regeling ziet onder meer op werknemers die werkloos zijn als gevolg van
werktijdverkorting of vorstwerkloosheid en werknemers die een naar het oordeel van UWV
voor werkhervatting noodzakelijke opleiding volgen. De Regeling bevat ook een vrijstelling
van de sollicitatieplicht voor een groep oudere uitkeringsgerechtigden die vrijwilligerswerk of
mantelzorg verrichten (artikel 5 van de Regeling).
Daarnaast zijn de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om op grond van het onderhavige
besluit ontheffing te kunnen krijgen van de sollicitatieplicht vanwege mantelzorg of
vrijwilligerswerk zijn niet dezelfde als de voorwaarden die de Regeling stelt aan de oudere
vrijwilligers en mantelzorgers. Dit verschil vloeit voort uit het verschil tussen een vrijstelling
en een ontheffing. Een vrijstelling ontstaat van rechtswege. Maatwerk is daarom met
betrekking tot de vrijstelling niet mogelijk. Dit vertaalt zich in voorwaarden als 20 uur per
week mantelzorg verlenen. Een ontheffing daarentegen wordt op individuele basis verleend.
Dit maakt dat aan het UWV meer ruimte voor maatwerk kan worden gegeven bij de
uitoefening van de ontheffingsbevoegdheid. Dit heeft geresulteerd in van de Regeling
afwijkende voorwaarden voor ontheffing.
De Regeling wordt met de introductie van het onderhavige besluit niet gewijzigd: dit besluit
en de Regeling zullen naast elkaar van kracht zijn.
Uitvoerbaarheidstoets UWV
Het UWV heeft het onderhavige besluit getoetst en concludeert dat het besluit uitvoerbaar is.
Het UWV heeft afspraken met de CWI gemaakt over de uitvoering van dit besluit.
Uitkeringsgerechtigden die direct bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt worden begeleid door
het CWI en kunnen een aanvraag bij het CWI indienen. Het CWI stuurt de aanvraag door naar
het UWV; het UWV beslist op de aanvraag.
Als de aanvrager door het UWV wordt begeleid, neemt het UWV de aanvraag in ontvangst.
De beslissing op de aanvraag wordt door het UWV genomen.
Wanneer sprake is van een aanvraag voor een mantelzorgontheffing van een
uitkeringsgerechtigde die door het CWI wordt begeleid, draagt het CWI de betrokkene meteen
over aan het UWV. Iemand die vanwege intensieve mantelzorg niet in staat is om te
solliciteren, is immers niet langer aan te merken als een direct bemiddelbare
uitkeringsgerechtigde.
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
Financiële effecten
Het beschreven ontheffingskader leidt door de introductie van de ontheffing in verband met
vrijwilligerswerk en de mantelzorgontheffing tot extra uitkeringslasten op grond van de WW
en de Wet WIA (WGA). De uitkeringslasten stijgen voor beide wetten samen vanaf 2007 met
6 miljoen op jaarbasis.
Met de calamiteitenontheffing zijn geen extra uitkeringslasten gemoeid omdat de
werkhervattingskans gedurende een calamiteit gelijk aan nul verondersteld mag worden.
Het ontheffingskader heeft een stijging van de administratieve lasten voor de burger, de
uitkeringsgerechtigde die een ontheffing aanvraagt, tot gevolg. Deze worden voor de WW- en
WGA-uitkeringsgerechtigden samen geraamd op 7.000 uren op jaarbasis.
Evaluatie
Het ontheffingskader wordt, als onderdeel van de meer op maatwerkgerichte uitvoering van
de WW en de Wet WIA door het UWV, geëvalueerd in 2010 (Kamerstukken II 2005/06,
30109, nr. 19).
Artikelsgewijs
Artikel. 1. Definities
In artikel 1 zijn enkele begripsomschrijvingen opgenomen. Zo zijn de definities voor
vrijwilligerswerk en mantelzorg opgenomen. Wat betreft die omschrijvingen is aangesloten
bij het begrippenkader van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW en Wet WIA, waarin
een vrijstelling van onder meer de sollicitatieplicht is opgenomen voor een deel van de oudere
uitkeringsgerechtigde vrijwilligers en mantelzorgers.
Onder vrijwilligerswerk wordt verstaan de onbetaalde en onverplichte activiteiten binnen een
organisatie die een ideële doelstelling heeft of een maatschappelijk nut nastreeft, welke
activiteiten doorgaans een aanvullend karakter hebben op bestaande voorzieningen. Het gaat
bijvoorbeeld om:
- activiteiten voor kerkelijke en levensbeschouwelijke organisaties;
- activiteiten voor niet-commerciële winkels, zoals rechts- en wetswinkels, onderwijswinkels,
en gezondheidswinkels;
- activiteiten in bejaarden- en verpleegcentra, voor wat betreft: begeleid wandelen,
voorlezen/gezelschap houden, begeleiden naar arts of ziekenhuis, bibliotheek;
- activiteiten in de maatschappelijke dienstverlening en gezondheidszorg.
Voor de afbakening van het begrip vrijwilligerswerk is van belang dat het gaat om activiteiten:
- die gebruikelijk onbetaald zijn,
- die geen winstoogmerk hebben, en
- die een algemeen maatschappelijk nut dienen.
Onder mantelzorg wordt in lijn met de Regeling vrijstelling verplichtingen WW en Wet WIA
verstaan de noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte. Bij mantelzorg moet het gaan
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
om zorg die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet
in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend.
Met het woord "noodzakelijke" in de in artikel 1 opgenomen definitie van mantelzorg wordt
de kring van personen afgebakend die in verband met mantelzorg een tijdelijke ontheffing van
hun sollicitatieplicht kunnen krijgen. Dit betekent dat er sprake dient te zijn van een vóór de
aanvang van de mantelzorg reeds bestaande sociale relatie tussen degene die de zorg nodig
heeft en degene die de zorg verleent. Bij een sociale relatie moet primair gedacht worden aan
gezinsleden en huisgenoten, maar deze is niet noodzakelijk beperkt tot deze groepen. Voorts
dient, gezien de individuele omstandigheden, de inschatting te zijn dat de WW-gerechtigde de
voor de hand liggende persoon is om mantelzorg te verlenen aan de zorgvrager. Dan is er
sprake van mantelzorg als bedoeld in dit besluit.
Daarnaast is in artikel 1 geregeld dat onder uitkeringsgerechtigde in de zin van dit besluit
moet worden verstaan de verzekerde, bedoeld in de Wet WIA, die zijn resterende
verdiencapaciteit als bedoeld in paragraaf 7.2 van die wet niet volledig benut of de
werknemer, bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de WW, die recht heeft op WGA-
uitkering respectievelijk een WW-uitkering. Het besluit ziet dus op een
ontheffingsmogelijkheid van de verplichtingen die gelden voor WW-ers én WGA-ers (hierna:
uitkeringsgerechtigden).
Artikel 2. Ontheffing in verband met vrijwilligerswerk
Op grond van artikel 2 van dit besluit kan aan een uitkeringsgerechtigde een ontheffing
worden verleend van de sollicitatieplicht (artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet WIA
of artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van de WW) als hij een gebleken grote afstand
heeft tot de arbeidsmarkt en het verrichten van vrijwilligerswerk er tezamen met de ontheffing
naar het oordeel van het UWV toe bijdraagt dat de afstand van de uitkeringsgerechtigde tot de
arbeidsmarkt wordt verkleind. Daarnaast moet de uitkeringsgerechtigde op grond van artikel
1, onderdeel c, gedurende de duur van de ontheffing ook daadwerkelijk gemiddeld gedurende
tenminste 20 uur per week vrijwilligerswerk verrichten. Voor de definitie van het begrip
vrijwilligerswerk wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1. De
ontheffing kan zowel op aanvraag als van rechtswege worden verleend. Voor het UWV kan
bijvoorbeeld aanleiding zijn om de ontheffing van rechtswege te verlenen indien het UWV
van de uitkeringsgerechtigde in het kader van een reïntegratietraject vraagt om
vrijwilligerswerk te verrichten. Als het UWV het in dat geval wenselijk acht dat een
ontheffing wordt verleend van verschillende verplichtingen, ligt het niet voor de hand dat de
uitkeringsgerechtigde hiertoe nog een aanvraag moet indienen.
Indien een aanvraag voor ontheffing is ingediend moet het UWV binnen een redelijke termijn
in beginsel acht weken - na ontvangst van de aanvraag een beschikking geven (artikelen 127
van de WW en 101 van de Wet WIA).
Artikel 3. Ontheffing in verband met mantelzorg
Aan de uitkeringsgerechtigde kan voorts een ontheffing van de verplichting om passende
arbeid te verrichten of te aanvaarden en de sollicitatieplicht (artikel 30, eerste lid, onderdelen
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
a en b, van de Wet WIA en artikel 24, eerste lid, onderdeel b, 2º en 1º, van de WW) worden
verleend in verband met het verrichten van mantelzorg. Het UWV beoordeelt op basis van de
individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde of een aanvraag voor een
ontheffing kan worden ingewilligd. Een aanvraag wordt aan twee criteria getoetst: de
noodzakelijkheid en de intensiteit van de verleende mantelzorg.
Ten eerste moet er sprake zijn van mantelzorg. Het begrip mantelzorg is gedefinieerd in
artikel 1 en toegelicht in de bijhorende artikelsgewijze toelichting. Er is een vóór de aanvang
van de mantelzorg reeds bestaande sociale relatie vereist tussen degene die de zorg nodig
heeft en degene die de zorg verleent. Bij een sociale relatie moet primair gedacht worden aan
gezinsleden en huisgenoten, maar deze is niet noodzakelijk beperkt tot deze
groepen. Wanneer gezien de individuele omstandigheden de inschatting is dat de
uitkeringsgerechtigde de voor de hand liggende persoon is om mantelzorg te verlenen aan de
zorgvrager, is er sprake van mantelzorg als bedoeld in dit besluit.
Ten tweede moet het UWV op grond van artikel 3, eerste lid, van dit besluit toetsen of de
verleende mantelzorg zodanig intensief is, dat in redelijkheid niet van de
uitkeringsgerechtigde kan worden gevraagd te voldoen aan de verplichting om passende
arbeid te verrichten of te aanvaarden en de sollicitatieplicht.
Ook de mantelzorgontheffing kan worden verleend voor maximaal zes maanden. In afwijking
van de ontheffing in verband met vrijwilligerswerk, kan in uitzonderingsgevallen echter wel
een verlenging van de ontheffing worden verleend op grond van het tweede lid. Een
verlenging van de mantelzorgontheffing kan eenmalig worden verleend voor een periode van
ten hoogste drie maanden. Om voor die verlenging in aanmerking te komen moet wel aan een
tweetal voorwaarden zijn voldaan. Ten eerste moet er nog altijd sprake zijn van
noodzakelijke, intensieve mantelzorg als bedoeld in het eerste lid. Daarnaast moet het UWV
de verwachting hebben dat de uitkeringsgerechtigde op korte termijn niet meer aan die
voorwaarden zal voldoen. Dit betekent dat er op korte termijn uitzicht moet zijn op ofwel
beëindiging van de mantelzorgsituatie (bijvoorbeeld als de zorgvrager terminaal ziek is) ofwel
op een (sterke) verlichting van de mantelzorg doordat er alternatieven voorhanden komen die
ertoe leiden dat de door de mantelzorger verrichte zorgactiviteiten (grotendeels) kunnen
worden overgenomen. Om in aanmerking te komen voor de mantelzorgontheffing of voor een
verlenging hiervan dient de uitkeringsgerechtigde een aanvraag in te dienen bij het UWV.
Wat betreft de voor het UWV geldende beslistermijn wordt verwezen naar de artikelsgewijze
toelichting op artikel 2 van dit besluit.
Artikel 4. Ontheffing in verband met calamiteiten
Daarnaast kan gedurende maximaal vier weken een ontheffing worden verleend van
verschillende verplichtingen op grond van de WW en de Wet WIA als van de
uitkeringsgerechtigde tijdelijk redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij aan die
verplichtingen voldoet in verband met een plotselinge, ernstige crisissituatie in de privé-sfeer.
Dit is de zogenaamde calamiteitenontheffing. Bij ernstige crisissituaties in de privé-sfeer kan
worden gedacht aan een plotselinge ernstige ziekte of sterftegeval in het gezin. Deze
ontheffingsbevoegdheid betreft de volgende verplichtingen:
---
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
1) De verplichtingen op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en onder 4°
van de WW (met betrekking tot de WW-gerechtigden) of op grond van artikel 30, eerste lid,
van de Wet WIA (met betrekking tot de WGA-gerechtigden), te weten:
a) in voldoende mate trachten passende arbeid te verkrijgen (sollicitatieplicht);
b) aangeboden passende arbeid te aanvaarden of verrichten;
c) geen eisen stellen die het aanvaarden van passende arbeid belemmeren.
2) De verplichtingen op grond van artikel 26, eerste lid, onderdelen d, f, en g, van de WW, te
weten:
a) als werkzoekende geregistreerd zijn bij de CWI;
b) meewerken aan een noodzakelijke scholing of opleiding;
c) meewerken aan een gewenst onderzoek naar arbeidsgeschiktheid.
Gezien het karakter van de calamiteitenontheffing (er moet sprake zijn van een plotselinge,
ernstige crisissituatie) is het wenselijk dat het UWV zeer snel kan optreden indien zich een
calamiteit voordoet. Daarom is het mogelijk dat het UWV de ontheffing ambtshalve verleent.
Een beslissing op aanvraag moet genomen worden binnen een redelijke termijn op grond van
de artikelen 127 van de WW en 101 van de Wet WIA. In het geval van een calamiteit zal
gezien het spoedeisende karakter hiervan een termijn van acht weken niet redelijk zijn, maar
ligt een termijn van bijvoorbeeld een week meer voor de hand.
De calamiteitenontheffing duurt maximaal vier weken. Na afloop van die periode kan niet
meer worden gesteld dat er sprake is van een plotselinge, ernstige crisissituatie. Mocht daar
reden toe zijn, dan kan de uitkeringsgerechtigde in overleg met het UWV treden om te bezien
of er een regeling moet worden getroffen, bijvoorbeeld door middel van een
mantelzorgontheffing.
Artikel 5. Eenmalige ontheffing
Een ontheffing als bedoeld in dit besluit kan slechts eenmalig worden verleend. Hierbij moet
een onderscheid worden gemaakt tussen de situatie waarin er sprake is van een ontheffing in
verband met het verrichten van vrijwilligerwerk (artikel 2) enerzijds en een ontheffing in
verband met het verrichten van mantelzorg (artikel 3) of de calamiteitenontheffing (artikel 4)
anderzijds.
Een ontheffing in combinatie met het verrichten van vrijwilligerswerk wordt gedurende de
duur van de WW-uitkering of WGA-uitkering slechts een maal verleend. Door het verrichten
van vrijwilligerswerk kan de uitkeringsgerechtigde zijn afstand tot de arbeidsmarkt
verkleinen. Indien er een nieuw recht op uitkering ontstaat, is het wenselijk dat de
uitkeringsgerechtigde wederom deze mogelijkheid kan hebben. Het is evenwel niet wenselijk
dat de uitkeringsgerechtigde gedurende dezelfde uitkeringsduur meerdere malen voor een
dergelijke ontheffing in aanmerking kan komen.
Een ontheffing op grond van het verrichten van mantelzorg of de calamiteitenontheffing kan
slechts eenmalig worden verleend per toestand of gebeurtenis. Het is mogelijk dat gedurende
10
Conceptbesluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA
de uitkeringsduur zich tweemaal een calamiteit of een mantelzorgsituatie voordoet. In dat
geval moet met betrekking tot die uitkeringsgerechtigde wel de mogelijkheid bestaan om ook
een tweede keer ontheffing te verlenen. Op grond van dit besluit is het echter niet mogelijk
dat er met betrekking tot dezelfde mantelzorgsituatie, afgezien van de eenmalige verlening,
een tweede maal een ontheffing wordt verleend. Wel is het mogelijk dat zich een acute
situatie voordoet die in eerste instantie leidt tot een calamiteitenontheffing (bijvoorbeeld in
geval van een ernstig ongeval van een familielid), waarna vervolgens een ontheffing wordt
verleend op grond van artikel 3, omdat de desbetreffende calamiteit uiteindelijk heeft geleid
tot een mantelzorgsituatie waarvoor ontheffing van enige verplichtingen op grond van de WW
en de Wet WIA wenselijk is. Het is in dat geval dus mogelijk dat met betrekking tot een
gebeurtenis twee ontheffingen worden verleend: de eerste keer op grond van artikel 4 en
daarna op grond van artikel 3 van dit besluit.
Artikel 6. Nadere regelgeving
Artikel 6 biedt de grondslag voor het bij ministeriële regeling stellen van nadere regels met
betrekking tot de artikelen 2, 3 en 4 van dit besluit. Dit besluit vult de voorwaarden voor de
ontheffing en de wijze waarop aangetoond kan worden dat aan de voorwaarden is voldaan
immers niet in.
Het UWV kan deze nadere invulling vormgeven door middel van beleidsregels. Indien uit de
uitvoeringpraktijk blijkt dat een nadere invulling bij ministeriële regeling gewenst is, dan
biedt artikel 6 daarvoor de grondslag.
Artikel 7. Inwerkingtreding
De inwerkingtredingsdatum van dit besluit is 1 oktober 2006. Dit is de datum waarop de
artikelen in de WW en de Wet WIA die de grondslag bieden voor dit besluit (de artikelen 24,
negende lid, en 26, zesde lid, van de WW en 32, derde lid, van de Wet WIA) in werking zijn
getreden.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid