Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de reactie aan op uw verzoek van 20 april met kenmerk 06-Buza-B-36 inzake de inzet van de Nederlandse regering voor de SAVVN inzake hiv/aids.

Van 31 mei tot en met 2 juni 2006 zal ik in New York de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in speciale zitting (SAVVN) bijwonen. Het doel van deze SAVVN is het bespreken van de uitvoering van de Declaration of Commitment die tijdens de vorige SAVVN hiv/aids in 2001 is aangenomen. Daarnaast wordt beoogd om hiv/aids hoger op de politieke en internationale agenda te krijgen, om commitment op het hoogste niveau zeker te stellen en om het onderwerp in al zijn facetten te bespreken, hetgeen uiteindelijk zal moeten leiden tot het aannemen van een politieke verklaring.

Twee documenten vormen de basis voor de beraadslagingen tijdens de SAVVN. Dit betreft het rapport van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (SGVN) "Declaration of Commitment on HIV/AIDS: five years later" en het rapport "Towards universal access: assessment by the Joint United Nations programme on HIV/AIDS on scaling up HIV prevention, treatment, care and support". Het eerste rapport geeft de huidige stand van zaken op heldere en complete wijze weer. Het tweede rapport doet een aantal aanbevelingen om in 2010 zoveel mogelijk mensen toegang te verlenen tot hiv-preventie, zorg, ondersteuning en behandeling. Dit rapport is op verzoek van de SGVN opgesteld door UNAIDS, die daarbij heeft geput uit de bevindingen van diverse regionale consultaties en van het Global Steering Committee on universal access, waar de Nederlandse ambassadeur voor hiv/aids deel van uitmaakt. De documenten geven aan dat de wereldwijde strijd tegen hiv/aids zich in een beslissende fase bevindt. In de afgelopen vijf jaar heeft een groter aantal mensen toegang gekregen tot aids-voorlichting en anti-retrovirale (ARV) behandeling, is er meer bekend geworden over de effectiviteit van hiv-preventie strategieën, zijn er meer fondsen beschikbaar gesteld, heeft vrijwel iedere overheid een nationaal hiv/aids beleid ontwikkeld en is er brede consensus ontstaan over het belang van het organiserende principe de 'Three Ones'; één nationaal plan, één coördinerend orgaan en één monitoring systeem om de voortgang te meten.

Tegelijkertijd concluderen de opstellers van de rapporten dat veel doelstellingen zoals vastgelegd in de Declaration of Commitment van 2001 niet zijn gerealiseerd. Enkele voorbeelden hiervan zijn: wereldwijd weet slechts een kwart van de 15-24 jarigen hoe hij of zij zich kan beschermen tegen een hiv-infectie (doelstelling DoC 2001- 90%); slechts 9 % van hiv-positieve zwangere vrouwen heeft toegang tot ARV-behandeling die de overdracht van het virus van moeder op kind voorkomt (doelstelling DoC 2001- 80%) en marginale groepen als druggebruikers, sekswerkers, mannen die seks hebben met mannen, migranten en gevangenen worden nauwelijks bereikt door hiv-preventie, zorg en behandelingsprogramma's van de overheid. De belangrijkste obstakels die de realisering van de doelstellingen verhinderen zijn het tekort aan (lokale) capaciteit, gebrekkige gezondheidssystemen, gender-ongelijkheid die onder meer leidt tot een feminisering van de epidemie (in sub-Sahara Afrika is 77% van alle nieuw geïnfecteerden vrouw) en het ontbreken van adequate diagnostiek en behandeling voor kinderen met hiv/aids. Stigma en discriminatie worden als belangrijke factoren gezien waarom marginale groepen genegeerd worden.

De secretaris-generaal concludeert dat alleen een intensivering van de inspanningen zal leiden tot een daadkrachtig terugdringen van de epidemie en het opvangen van de gevolgen. Alleen met een hernieuwd commitment van politieke leiders op het hoogste niveau en met een aanzienlijke verhoging van de financiële middelen kan aids bedwongen worden.

Ik onderschrijf deze conclusies en de uitkomsten van de rapporten. Naast het belang van het vergroten van de beschikbaarheid van financiële middelen is het ook cruciaal dat er gewerkt wordt aan een betere coördinatie van de veelheid van aidsinterventies. Tevens is het belangrijk dat het hiv/aids beleid ingebed wordt in het beleid ter versterking van nationale gezondheidssystemen.

Mijn inzet tijdens de speciale VN-top zal gericht zijn op de noodzaak van 'intensivering van de intensivering' van de strijd tegen hiv/aids. De impuls die in 2001 daaraan is gegeven moet een forse versnelling hoger willen we die strijd daadwerkelijk winnen. Ik ben daarom bereid ook in de komende jaren aidsbestrijding en het versterken van de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten hoog op de agenda te houden. Armoedebestrijding kan immers alleen gerealiseerd worden wanneer deze pandemie gestopt wordt en de gevolgen worden opgevangen.

In de discussies en in mijn interventie tijdens de UNGASS zal ik het volgende naar voren brengen. Aandacht voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten is een voorwaarde voor het oplossen van de aidspandemie en uitgangspunt van het Nederlandse beleid, evenals de daadwerkelijke participatie van mensen met hiv in de formulering en uitvoering van beleid (GIPA-principe). De achtergestelde positie van vrouwen is een belangrijke oorzaak voor de verspreiding van het hiv-virus en moet in de politieke verklaring ook als zodanig expliciet worden erkend. Ik zal daarnaast in New York speciale aandacht vragen voor het belang van harm reduction, het bereiken van kwetsbare groepen en het vergroten van toegang van kinderen tot ARV behandeling. De noodzaak van goede gezondheidssystemen om landen zelf in staat te stellen de strijd tegen hiv/aids effectief te voeren is een ander prioritair onderwerp. Tenslotte zal het belang van voortgaand en geïntensiveerd onderzoek naar nieuwe preventieve technologieën, zoals een aids-vaccin en microbiciden, belangrijk punt van aandacht zijn. De Nederlandse overheid voert haar beleid uit in samenwerking met een aantal partnerorganisaties: non-gouvernementele organisaties (NGOs), VN-organisaties, overheidsinstanties in ontvangende landen, regionale organisaties en het bedrijfsleven. De samenwerking met het bedrijfsleven is reeds enkele jaren geleden in gang gezet. De nadruk ligt hierbij op het vergroten van de toegang van mensen tot ARV-behandeling.

Mijn inzet zal afhankelijk zijn van de mate waarin en de wijze waarop de specifieke onderwerpen in de politieke verklaring geadresseerd worden. Om die inzet kracht bij te zetten zal in eerste instantie zoveel mogelijk aansluiting gezocht worden bij gelijkgezinde landen. In EU-verband wordt gewerkt aan een krachtige verklaring die voortbouwt op de EU-preventieverklaring die eind vorig jaar door de lidstaten is aangenomen. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan contacten met andere landen. Teneinde tot een sterke eindverklaring te komen is het immers van belang te weten waar de weerstanden tegen een op rechten gebaseerde aids response vandaan komen.

Onderhandelingen over de eerste contouren van de politieke verklaring zijn op 8 mei van start gegaan. In eerste instantie worden die door onze permanente vertegenwoordiging gevoerd. De Nederlandse inzet wordt vanuit Den Haag gecoördineerd door de ambassadeur voor hiv/aids, tevens ambtelijk delegatieleider bij de speciale VN-top. In de delegatie nemen verder ook drie leden van uw Kamer deel, evenals één lid van de Eerste Kamer, drie vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die zich bezig houden met aidsbestrijding en een jongerenvertegenwoordiger. Vanzelfsprekend zal de ambassadeur voor hiv/aids de gehele delegatie nauw betrekken bij het onderhandelingsproces.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

---- --