kamervragen over informatie-uitwisseling tussen politiekorpsen
Antwoorden op kamervragen over informatie-uitwisseling tussen politiekorpsen
24 mei 2006
Vragen van het lid Externe link Algra (CDA) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over informatie-uitwisseling
tussen politiekorpsen. (Ingezonden op 4 april 2006)
---
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de slechte
informatie-uitwisseling binnen de politie? 1)
1. Antwoord
Ja. Ik heb uw Kamer middels de brief van 12 december 2005 geïnformeerd
over de resultaten van de uitvoering van het Bestek 2001-2005 voor de
vernieuwing van de informatievoorziening van de politie (Tweede Kamer,
2005-2006, 29628, nummer 28). Het artikel in de Volkskrant van 1 april
2006 bevestigt de informatie die ik aan uw Kamer heb verstrekt.
2. Vraag
Is het waar dat, naast het slecht werkende informatiesysteem, korpsen
ook nog steeds informatie achterhouden?
2. Antwoord
De korpsen hebben zich verplicht om informatie uit te wisselen. Elk
korps heeft een aantal gespecialiseerde medewerkers geautoriseerd om
in de belangrijkste systemen van de korpsen te zoeken naar informatie
die nuttig is voor opsporing. De korpsen stellen werkelijk informatie
aan elkaar beschikbaar. Er is, volgens de korpsbeheerders, nu geen
aanleiding om te veronderstellen dat korpsen bewust informatie
achterhouden.
3. Vraag
Waarom werkt de politie met een systeem dat informatie ouder dan een
jaar verwijdert?
3. Antwoord
De korpsen werken, volgens de korpsbeheerders, niet met een systeem
dat de informatie ouder dan één jaar verwijdert. De schoningstermijnen
zijn bovendien wettelijk vastgesteld.
Een flink aantal korpsen werkt sindskort met het systeem BlueView
waarmee kan worden gezocht naar informatie in de belangrijkste
systemen die niet ouder is dan één jaar. Er bestaan twee redenen voor
deze beperking. De eerste reden is dat, vooruitlopend op de nieuwe Wet
politiegegevens, informatie ouder dan één jaar niet ongeclausuleerd
geraadpleegd mag worden. De tweede reden is dat het voor veel
medewerkers afdoende is om recente informatie te kunnen raadplegen.
Het is dus efficiënter om de periode te beperken tot één jaar.
4. Vraag
Is de politie niet in staat om binnen 5 jaar een efficiënte landelijke
informatie-uitwisseling te organiseren?
4. Antwoord
De politie is in de afgelopen vijf jaar nog niet geslaagd in het
standaardiseren en het uniformeren van de informatie-uitwisseling
tussen korpsen. De politie heeft erkend dat zij in de afgelopen jaren
fouten heeft gemaakt bij het ontwikkelen van een uniforme
informatiehuishouding. De korpsen kunnen sindskort wel gegevens
uitwisselen en informatie delen, waarbij elk korps bestanden en
registers van de andere korpsen kan raadplegen. Dit systeem en het
systeem BlueView zijn een belangrijke stap vooruit en zullen naar
verwachting een flinke impuls geven aan de informatie-uitwisseling
tussen de korpsen.
De politie had aan het begin een hoge ambitie betreffende de
uniformering van de informatiehuishouding. Na de vertraging en
mislukking van een aantal belangrijke projecten is gekozen voor een
meer geleidelijke aanpak. De politie heeft met deze ervaring een plan
opgesteld om vóór 2010 het oorspronkelijke doel van één
informatiehuishouding alsnog te realiseren. Er wordt ter
ondersteuning daarvan ook gewerkt aan de Voorziening tot Samenwerking
Politie Nederland, waarin de huidige ICT-organisaties CIP, ISC en ITO
wordt ondergebracht.
Ik besef dat de ontwikkeling van een uniforme informatiehuishouding
binnen de bestaande wet- en regelgeving een complexe verandering is.
Deze verandering behelst niet alleen technische aspecten, maar ook
culturele, organisatorische en personele aspecten. Het managen van de
`verwachtingen' van de betrokkenen is daarom cruciaal in de komende
jaren.
5. Vraag
Welke aanvullende maatregelen gaat u nemen om dit proces te
versnellen?
5. Antwoord
De korpsen waren tot dusverre niet in staat om blijvend samen te
werken op het gebied van ICT. Mijn rol bestond in de afgelopen jaren
conform de aanbevelingen van de Algemeen Rekenkamer, uit het herijken
van het Bestek 2001-2005 en het treffen van maatregelen om de
samenwerking tussen de korpsen te versterken. Ik heb bijvoorbeeld
samen met de korpsbeheerders de ICT-kosten gedefinieerd en genormeerd
en de samenstelling van een aantal bestuurlijke organen gewijzigd.
Deze maatregelen hebben onvoldoende effect gehad. Ik heb mede daarom
de commissie Leemhuis-Stout onderzoek laten doen naar het gewenste
bestel en inbedding van de politie. Ik ben nu bezig om het
kabinetsstandpunt uit te werken. Tegelijkertijd wordt de oprichting
van de VtS Politie Nederland (VtS PN) door de korpsbeheerders, waarmee
ik heb ingestemd, voorbereid.
De VtS PN zal tot de implementatie van de kabinetsplannen een opmaat
vormen voor de nieuwe politie-organisatie. De Vts PN is een stap in de
goede richting, maar het kabinet wil het daar niet bij laten. Het gaat
wat het kabinet betreft dus om een tussentijdse oplossing. De Vts PN
zal in het nieuwe politiebestel opgaan in de gemeenschappelijke
beheersdienst die belast zal zijn met de uitvoering van het
gemeenschappelijk beheer ten behoeve van de gehele politie.
Ik ben ook bezig om een aantal criteria op te stellen voor het
beoordelen van het functioneren van de VtS Politie Nederland. Deze
criteria bestaan uit eisen aan de resultaten en de bestuurlijke
organisatie van de VtS Politie Nederland. De criteria behelzen ook de
resultaten die de VtS Politie Nederland moet gaan bereiken op het
gebied van ICT. Ik kan daarmee nadrukkelijk sturen op de realisatie
van één uniforme informatiehuishouding.
6. Vraag
Welke maatregelen gaat u nemen tegen korpsen die informatie
uitwisseling tegenwerken?
6. Antwoord
Tijdens de realisatie van landelijke informatiedeling bleek dat enkele
gegevensbeheerders moeite hadden met het beschikbaar stellen van hun
informatie aan de andere korpsen. Het delen van informatie vormde
namelijk een inbreuk op de cultuur om informatie zoveel mogelijk af te
schermen. Als deze cultuur leidde tot tegenwerking, dan bleek het
afdoende dat de portefeuillehouder Opsporing van de RHC de
korpsleiding van de betreffende functionarissen op de hoogte stelde.
Er is, volgens de korpsbeheerders, geen aanleiding, om te
veronderstellen dat korpsen informatie-uitwisseling tegenwerken. Ik
ben daarom van mening dat er nu geen maatregelen noodzakelijk zijn.
7. Vraag
Kan een nadrukkelijke sturing vanuit een landelijke directieraad
politie de informatie-uitwisseling versnellen?
7. Antwoord
Volgens de Commissie Leemhuis-Stout belemmert de organisatie en
inbedding efficiënter, effectiever en flexibeler opereren van de
politie. Om het functioneren te verbeteren, een grotere eenheid te
maken en de kwaliteit en professionaliteit op het vereiste niveau te
krijgen, is wijziging van de organisatie en inbedding van de politie
wenselijk en noodzakelijk.
Deze wijziging moet ertoe leiden dat de politie op een goede wijze
invulling geeft aan de eisen die de omgeving aan haar stelt. Het
kabinet heeft in het standpunt over het rapport van de Commissie
Leemhuis-Stout aangegeven welke aanpassingen nodig zijn. Er komt één
politie-organisatie met rechtspersoonlijkheid die bestaat uit 25
regionale operationele eenheden, een landelijke operationele eenheid,
een landelijke beheersdienst met daarboven een directieraad, die
opereert onder de volledige ministeriële verantwoordelijkheid.
Ik wil door de wijziging van het bestel de samenwerking tussen de
korpsen op het gebied van onder andere ICT verbeteren. Ik verwacht dat
daardoor de gewenste eenheid in de informatiehuishouding ontstaat. De
effectiviteit en efficiency van de korpsen zal hierdoor verbeteren. De
taak van de directieraad is onder andere het realiseren en het
instandhouden van één uniforme ICT-infrastructuur en het wegnemen van
technische belemmeringen voor de uitwisseling van informatie tussen de
korpsen en tussen de politie en ketenpartners.
8. Vraag
Op welke termijn zal de landelijke politie informatie-uitwisseling nu
wel op orde zijn na het volledige mislukken van het ICT project 2001 -
2005?
8. Antwoord
Ik ben niet van mening dat het ICT-project `Bestek 2001-2005' volledig
is mislukt. Mijn conclusie was en is dat op het gebied van
infrastructuur en ICT-organisatie de beoogde resultaten zijn behaald.
Op het gebied van systemen zijn de beoogde resultaten nog niet
bereikt. Vooral de uniformering van informatiehuishouding en systemen
is sterk achtergebleven.
De politie heeft, volgens de korpsbeheerders, een plan opgesteld om
vóór 2010 te komen tot een moderne landelijke informatiehuishouding.
Deze informatiehuishouding zal dan ook in technisch opzicht effectief
en efficiënt zijn ingericht.
1) de Volkskrant, 1 april 2006
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties