Den Haag, 21 juni 2006

Vragen van de leden Noorman-Den Uyl en Bussemaker (beiden PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

over het effect van 'Walvis' op de hoogte van WW-uitkeringen van mensen die voorheen een arbeids­ongeschikt­heids­uitkering ontvingen

1. Welk inkomen wordt gebruikt om de hoogte vast te stellen van de WW-uitkering van mensen die vanuit een arbeidsongeschiktheidsregeling in de WW belanden: hun oude inkomen vóór arbeidsongeschiktheid, of het inkomen dat ze ontvingen in de laatste 12 maanden voorafgaand aan ingang van de WW-uitkering (bijvoorbeeld WAO-vervolguitkering)?

2. Welke veranderingen zijn er in dit kader opgetreden op 1 januari 2006 met de invoering van de wet Walvis?

3. Wat betekenen deze veranderingen in de praktijk voor iemand bij wie de herbeoordeling niet vóór 1 januari 2006 is afgerond, maar pas daarna?

4. Is het juist dat mensen met een WAO-vervolguitkering die bij een herbeoordeling hun WAO-uitkering verliezen en die dan in de WW belanden, een uitkering krijgen waarbij de hoogte is gebaseerd op het vervolgdagloon?

5. Zo ja, hoe valt dat dan te rijmen met de passage uit de memorie van toelichting van de wet Walvis: ,,Het feit dat iemand tijdens de referteperiode niet heeft gewerkt zou niet van invloed moeten zijn op de hoogte van de uitkering, wanneer dit het gevolg is van het intreden van één van de ingevolge de werknemersverzekeringswetten verzekerde risico's (ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid)." ?

6. Als het antwoord op vraag 4 bevestigend is, bent u dan bereid de vaststelling van de uitkeringshoogte zo aan te passen dat de hoogte weer wordt gebaseerd op het verdiende inkomen vóór het intreden van de arbeidsongeschiktheid en hoe gaat u dat doen?

Met vriendelijke groet,

Chantal Linnemann Secretaresse Voorlichting

Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid Plein 2 K 104 Postbus 20018 2500 EA Den Haag Tel: 070 318 2694 Fax: 070 318 2800 c.linnemann@tweedekamer.nl

28 219, nr. 3, pagina 79