Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Teveel betaalde DBC-declaraties

Kamerstuk, 21-6-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-2693780

21 juni 2006

In de Voortgangsrapportage van 12 juni jongstleden (DBO-CB-U-2682919) heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar overdekking bij ziekenhuizen. Het onderzoek laat zien dat er sprake is van een substantiële overdekking. Geraamd wordt dat voor het jaar 2005 de inkomsten van ziekenhuizen op grond van DBCs ongeveer EUR 1 à 2 miljard hoger uitkomen dan de vastgestelde budgetten. De inkomsten omvatten de opbrengsten van gedeclareerde DBCs (inclusief verrekenpercentages) aangevuld met het zogenaamde `onderhandenwerk'. De belangrijkste oorzaak voor deze overdekking is dat de verrekenpercentages per ziekenhuis te hoog zijn vastgesteld. Tevens is uitgegaan van een te lage raming van het aantal te declareren DBCs in 2005. De raming was gebaseerd op een steekproef.

Ik heb donderdag 15 juni jongstleden van ZN een powerpointpresentatie ontvangen van uitkomsten van onderzoek door Vektis. De presentatie is bijgevoegd. De uitkomsten verklaren mogelijkerwijs een deel van de overdekking. Ik heb tot op heden geen onderbouwing van de uitkomsten ontvangen. Vektis stelt dat `door analyse van de DBC-declaraties is gebleken dat er voor vier categorieën van DBC-declaraties EUR566 miljoen teveel is gedeclareerd'. De analyse van Vektis laat op grond van een steekproef een grote variatie zien in de wijze waarop ziekenhuizen in 2005 vier specifieke categorieën DBCs hebben gedeclareerd. Dat kan verschillende oorzaken hebben. De registratievoorschriften kunnen onvoldoende eenduidig zijn, waardoor verschillend met registratievoorschriften om wordt gegaan. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat betreffende DBC-declaraties ook onrechtmatig zijn. Een andere oorzaak kan zijn dat ziekenhuizen en zorgverzekeraars onvoldoende controleren of het naast elkaar declareren van meerdere DBC-combinaties wel terecht is. De indicaties van Vektis zijn nog niet bij individuele ziekenhuizen getoetst op oorzaken en achtergrond. Een verdieping van de analyse is noodzakelijk om tot een onderbouwd inzicht te komen in de aard en de oorzaken van de geschetste problematiek.

Aangezien het grootste gedeelte van de ziekenhuisproductie en de inzet van medisch specialisten gebudgetteerd is, is het niet waarschijnlijk dat er fraude in het spel is. Daarnaast zijn de financiële gevolgen miniem.
Immers, de budgetsystematiek zorgt er voor dat eventueel teveel gedeclareerde DBCs worden verrekend. Niettemin is een te grote variatie in het declaratiesysteem onacceptabel en vereisen de uitkomsten van de analyse van Vektis onmiddellijke actie. Met het oog op het Algemeen Overleg ziekenhuiszorg van 27 juni aanstaande informeer ik u over de afspraken die naar aanleiding hiervan zijn gemaakt met ZN, de NVZ, de NFU, de OMS en de NPCF.

Nader onderzoek en analyse van de gegevens
Onder mijn leiding wordt een taskforce, bestaande uit CTG/ZAio, NVZ, NFU, OMS en ZN, ingesteld die verantwoordelijk is voor een adequate aanpak van de gerezen problematiek. In eerste instantie richt de taskforce zich op verificatie en nadere analyse van de uitkomsten van Vektis. Ten behoeve hiervan zijn de volgende afspraken gemaakt: 1. ZN stelt de rapportage en brongegevens beschikbaar aan de NVZ, OMS, NFU, NPCF, CTG/ZAio en mijn departement ter verificatie en nadere analyse van de uitkomsten;
2. Het ministerie verzoekt CTG/ZAio om met gegevens van Vektis te onderzoeken of ziekenhuizen en medisch specialisten bij de genoemde vier categorieën DBCs in strijd hebben gehandeld met de vigerende (declaratie)bepalingen. Mogelijkerwijs dienen de registratie- en declaratievoorschriften aangescherpt te worden. CTG/ZAio rapporteert aan het ministerie zijn bevindingen;
3. De taskforce, ondersteund door de veegploeg, onderzoekt op grond van gegevens van Vektis, het DBC Informatiesysteem en de gegevens van de veegploeg of er naast de vier categorieën uit de analyse van Vektis nog andere DBC declaraties zijn waar (te) veel variatie voorkomt tussen ziekenhuizen en specialismen.

Daarnaast zijn de volgende afspraken gemaakt:

- Alle DBCs die vanaf 1 januari 2006 zijn gedeclareerd worden door ziekenhuizen en verzekeraars opnieuw gecontroleerd. Hier wordt nadrukkelijk ook gekeken naar controles, die zich richten op het aantal gedeclareerde DBCs per patiënt en de onderlinge logica daarvan. De huidige validatiemodule schiet hierin mogelijk tekort.
- CTG/ZAio beziet of de registratie- en declaratievoorschriften aangescherpt moeten worden.

- Op grond van gegevens van Vektis benadert de veegploeg in opdracht van VWS ziekenhuizen die het meest afwijkende registratiegedrag vertonen.

- Voor 2005 zijn naar aanleiding van signalen dat ziekenhuizen geen volledige goedkeurende bestuurs- en accountantsverklaring voor de administratieve processen konden overleggen nadere controleafspraken gemaakt. Onderdeel hiervan is dat ziekenhuizen in 2006 een verbeterplan voor de administratieve processen moeten opstellen. Onderzoek wordt uitgezet naar de werking van de Kaderregeling Administratieve Organisatie en Interne Controle bij ziekenhuizen en de voortgang van de verbeterplannen.

- De verrekentarieven worden door het CTG/ZAio aangepast om overdekking voor het jaar 2006 te voorkomen.

Financiële gevolgen
In de inleiding is gesteld dat de financiële gevolgen van de declaratieproblematiek miniem zullen zijn. Dit licht ik hier verder toe.
Als gevolg van het huidige budgetsystematiek heeft een grote meerderheid van ziekenhuizen en medisch specialisten geen belang bij meer declareren.
In het zogenaamde A-segment bepaalt de budgetsystematiek (FB-systematiek en lumpsummen) de inkomsten van ziekenhuizen en (vrijgevestigde) specialisten. Te veel gedeclareerde DBCs worden bij specialisten en ziekenhuizen verrekend. Meer declareren dan het budget heeft voor ziekenhuizen en voor specialisten werkzaam in loondienst of vrijgevestigd binnen een lumpsum geen zin. Alleen vrijgevestigde specialisten zonder lumpsum en zelfstandige behandelcentra hebben baat bij meer declareren. Naar raming werkt ongeveer 10% van de vrijgevestigde specialisten zonder lumpsum. De zelfstandige behandelcentra nemen ongeveer 1 à 2% van de gehele ziekenhuisproductie voor hun rekening. Gesteld kan worden dat de financiële gevolgen van een (mogelijke) overdekking miniem zijn. Ik zal op grond van de gegevens van Vektis specifiek de financiële gevolgen onderzoeken bij vrijgevestigde specialisten zonder lumpsum en de zelfstandige behandelcentra.

Het B-segment met vrije prijsvorming valt buiten de budgetsystematiek. In de contractuele verplichtingen zijn afspraken over volume en daarmee aantallen te declareren DBCs vastgelegd. Uit de analyse van Vektis kan worden opgemaakt dat een belangrijk deel van de constateringen geen betrekking heeft op het B-segment. Zo maken spoedeisende hulp DBCs deel uit van het gebudgetteerde deel van het ziekenhuis (A-segment). De eventuele effecten van de analyse op het B-segment kunnen alleen met nader onderzoek van het bronmateriaal in beeld worden gebracht.

In de voortgangsrapportage van 12 juni jongstleden heb ik u geïnformeerd over de oplossing voor de overdekking voor het jaar 2005, waarbij zorgverzekeraars worden gecompenseerd voor de overdekking. Hierdoor heeft deze geen invloed op de premies van verzekerden en het budgettair kader zorg.

De analyse van Vektis suggereert dat er mogelijk teveel DBCs en in verkeerde combinaties in rekening zijn gebracht. Bij de onderzochte categorieën gaat het niet om een eerste DBC, maar een tweede of volgende. Met andere woorden, een patiënt zal altijd één DBC gedeclareerd hebben gekregen. Deze komt ten laste van de no-claim. Aangezien in 2005 de DBC-tarieven (inclusief verrekentarief) in vrijwel alle gevallen boven de EUR255 lagen en de patiënt daarnaast nog andere zorg (bijvoorbeeld medicatie) kan hebben gekregen, is het effect op de no-claim van verzekerden naar alle waarschijnlijkheid nihil. Bovendien lijkt, hoewel nadere informatie niet voorhanden is, circa driekwart van het bedrag dat Vektis noemt betrekking te hebben op relatief dure dagopname en klinische DBCs. De tarieven van deze DBCs liggen in het algemeen zeer veel hoger dan de no-claim grens van EUR255. Hierdoor kan een tweede gedeclareerde DBC geen substantieel effect meer hebben op de no-claim. Ook ZN verwacht niet dat de analyse van Vektis de no-claim afrekening van 2005 beïnvloedt. Zoals gezegd, heb ik voor het jaar 2006 afgesproken dat ziekenhuizen en zorgverzekeraars de gedeclareerde DBCs opnieuw controleren. Hierdoor zal de verzekerde geen nadelige effecten in de no-claim teruggaaf ervaren.

Tot slot
De analyse van Vektis lijkt declaratieproblemen aan te tonen op vier categorieën DBCs. Onderzoek met behulp van de brongegevens is nodig om beter zicht te krijgen op onderbouwing en omvang van het probleem. De geconstateerde problemen dienen met spoed aangepakt te worden. In deze brief heb ik aangegeven welke afspraken ik hierover met partijen heb gemaakt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst

Documenten


* Eerste analyse verdachte DBC-declaraties (nieuw venster) Kamerstuk | 21-6-2006 (pdf, 8 pag., 163 kB)