Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk : DL. 2006/1351
datum : 21-06-2006
onderwerp : Vragen van Van Velzen (SP) inzake het doden van vis en de Welzijns-verordening Kalkoenen
bijlagen :

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen die gesteld zijn door het lid Van Velzen tijdens het AO van de Landbouw- en Visserijraad van 18 mei jl. inzake de stand van zaken van de dodingsmethoden van gekweekte vis en de evaluatie van de Verordening welzijnsnormen vleeskalkoenen.


1. Stand van zaken van de dodingsmethoden van gekweekte vis Zoals u bekend is, zet ik mij in voor het op Europees niveau vaststellen van normen voor het doden van vis. Ik heb dan ook in 2004 een brief gestuurd naar de Europese Commissie om te bepleiten dat er Europese regelgeving komt op dit terrein.
Om praktische redenen is het van belang dat dit allereerst gericht wordt op welzijnsvriendelijke methoden voor het doden van gekweekte vis. Voor normstelling is voldoende wetenschappelijke kennis een vereiste. Daarom heb ik de afgelopen jaren onderzoek laten verrichten naar de invloed van verschillende bedwelmings- en dodingsmethoden op de fysiologie van de vis. Hierbij heb ik mij in eerste instantie beperkt tot de voor Nederland relevante soorten, paling, meerval en tilapia. Mede op basis van dit onderzoek is er nu een Europees programma gestart waarbij op praktijkschaal (op de viskwekerijen zelf) dodingsmethodes verder worden ontwikkeld. De Nederlandse sector speelt hier een actieve rol in. Ik verwacht dat de resultaten in 2007 beschikbaar komen.
Ten aanzien van Europese normstelling kan ik u melden dat de Raad van Europa op 5 december 2005 aanbevelingen heeft vastgesteld voor het houden van vis. Hierin is opgenomen een artikel over noodslachtingen. Tevens worden aanbevelingen gedaan voor het verder ontwikkelen van dodingsmethoden. Het vaststellen van deze aanbevelingen opent de weg voor Europese regelgeving. Overigens heeft het Productschap Vis onlangs een gedragscode voor viskweek in Nederland opgesteld waarin visgezondheid en viswelzijn nadrukkelijk aan de orde komen.


2. Evaluatie Verordening welzijnsnormen vleeskalkoenen De Verordening welzijnsnormen vleeskalkoenen 2003 is opgesteld door het Productschap voor Pluimvee, Vlees en Eieren (PVE) en is op 24 mei 2003 van kracht geworden.

In verband met de verlichting van de administratieve lasten en het feit dat het IKB van de kalkoensector al gecontroleerd wordt door het Controle Bureau Pluimvee en Eieren (CPE), is besloten in de verordening het CPE aan te wijzen als controleorganisatie. Om zeker te stellen dat als de vleeskalkoenhouder de controlekosten niet aan het CPE zou willen betalen, deze op basis van de retributie door het PPE ingevorderd zou kunnen worden, is er een retributieverordening opgesteld. Echter, vanwege opmerkingen vanuit de SER en de dreiging van een verscherpt NMA-toezicht, is van de retributiesystematiek afgestapt. Als gevolg hiervan wilde het CPE geen controles meer uitvoeren. Hierdoor zijn er nog geen controles uitgevoerd en heeft er ook nog geen evaluatie plaats kunnen vinden.
Het PVE heeft mede hierom de controlesystematiek in de verordening aangepast. De vleeskalkoenhouder wordt nu verplicht gesteld de controle uit te laten voeren door een onafhankelijke controle-instantie. Het CPE wordt als toezichthouder aangewezen. Verder is vastgesteld dat de onafhankelijke controle-instanties per voorzitterbesluit zullen worden aangewezen.
Deze wijzigingsverordening is van kracht geworden op 9 oktober 2005. Het te nemen voorzitterbesluit welke organisaties aangewezen worden als controle-instantie heeft enige vertraging opgelopen door onder andere de AI-crisis maar zal binnen enkele maanden genomen worden. Het is in ieder geval de bedoeling dat voor het eind van 2006 alle kalkoenhouders gecontroleerd zijn. Omdat de controle van de bezettingsgraad een administratieve controle achteraf is, kan en zal deze zich uitspreiden over de drie laatst gehouden koppels.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman