Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen over Afghanistan (VN-rapport over oorlogsmisdaden; tribale milities en kritiek van president Karzai)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |7  juli 2006                        |Behand|DAO/520-06           |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DAO-520/06                          |Telefo|+31-70-3486780       |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1                                   |Fax   |+31-70-3485323       |
|Bijlag|1                                   |dao@minbuza.nl               |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Beantwoording vragen van de leden   |                             |
|t     |Karimi en Koenders over Afghanistan |                             |
|      |(VN-rapport over oorlogsmisdaden;   |                             |
|      |tribale milities en kritiek van     |                             |
|      |president Karzai)                   |                             |
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Defensie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Karimi en Koenders over Afghanistan (VN-rapport over oorlogsmisdaden; tribale milities en kritiek van president Karzai). Deze vragen werden ingezonden op respectievelijk 20, 22 en 26 juni 2006, met kenmerk 2050615400, 2050615570 en 2050615770.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Karimi (GroenLinks) aan de minister van Buitenlandse Zaken over een VN-rapport waarin Afghaanse politici worden beschuldigd van betrokkenheid bij oorlogsmisdaden (ingezonden 20 juni 2006).

Vraag 1
Bent u bekend met de inhoud van het rapport van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten waarin vooraanstaande Afghaanse politici en regeringsfunctionarissen betrokkenheid wordt verweten bij oorlogsmisdaden? 1)

Vraag 2
Was het ministerie van Buitenlandse Zaken op de hoogte van het bestaan van dit rapport, dat nog steeds niet is gepubliceerd terwijl de publicatie voorzien was voor januari 2005? Was u op de hoogte van zaken die in dit rapport genoemd worden? Zo ja, wat heeft u met die informatie gedaan?

Antwoord
Ja, het bestaan en de inhoud van dit rapport is bekend. Het bestaat uit een brede compilatie van eerdere publieke publicaties van vooral de Verendigde Naties (VN) en mensenrechtenorganisaties over mensenrechtenschendingen die in Afghanistan plaatsvonden in de periode 1978-2001 door alle betrokken partijen.

Nederland heeft de informatie zoals gecompileerd in het rapport niet als zodanig kunnen gebruiken, aangezien het rapport niet door de Verenigde Naties is verspreid en bewust vertrouwelijk wordt gehouden. Nederland maakt wel gebruik van publieke rapporten met vergelijkbare inhoud, zoals dat van het Afghan Justice Project en Human Rights Watch, in ons pleidooi voor implementatie van het actieplan voor transitional justice van de Afghaanse regering.

Vraag 3
Beschikt u over dit rapport en bent u bereid het aan de Kamer te sturen?

Antwoord
De Nederlandse regering heeft vertrouwelijk inzage gehad in het rapport. Wanneer het rapport openbaar wordt, ben ik bereid dit met u te delen.

Vraag 4
Waarom is dit rapport niet eerder gepubliceerd? Wie heeft publicatie ervan tegengehouden en waarom? Heeft u druk uitgeoefend om het rapport wel gepubliceerd te krijgen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De Verenigde Naties heeft vorig jaar besloten publicatie van het rapport uit te stellen, op advies van toenmalig Speciaal Vertegenwoordiger (SV) UNAMA Arnault en na consultatie met de Afghaanse regering. De inschatting was dat het rapport niet evenwichtig zou zijn en destabiliserend zou kunnen werken. De VN heeft een vertrouwelijke versie van het rapport wel gedeeld met, ondermeer, de Afghaanse mensenrechtencommissie (AIHRC).

De Nederlandse ambassade in Kabul heeft samen met de Speciale Vertegenwoordiger van de EU regelmatig met SV Arnault over het rapport gesproken tijdens het Nederlands EU-Voorzitterschap en gepleit voor publicatie van het rapport. Wij hebben aangedrongen op publicatie vóór de kandidaatsstelling van de parlementsverkiezingen ten einde de vetting (selectie en uitsluiting) van kandidaten te faciliteren en de kiezers te informeren. Wij drongen eveneens aan op publicatie na de aanname door het vorige Afghaanse kabinet van het transitional justice actieplan in december 2005. Nederland hecht aan zo ruim mogelijke bekendstelling onder - met name - het Afghaanse publiek van de in het rapport vervatte informatie en blijft daartoe druk uitoefenen. De inschatting van de Verenigde Naties blijft voorlopig evenwel dat de tijd er nog niet rijp voor is.

Vraag 5
Bent u bereid om de Hoge Commissaris te vragen om dit rapport alsnog te publiceren?

Antwoord
Ja.

Vraag 6
Wat zijn de namen van de dertien gewezen commandanten met connecties in de opiumsmokkel, georganiseerde misdaad en illegale milities, die door president Karzai in een zeer laat stadium werden toegevoegd aan een lijst van 86 politiefunctionarissen die waren geselecteerd door Amerikaanse, Duitse en Afghaanse officieren voor een campagne om het politieapparaat te professionaliseren? Wat zegt hun toevoeging aan de lijst over de motieven van president Karzai? Heeft u zich ingespannen om toevoeging te voorkomen?

Antwoord
De lijst met namen van de dertien kandidaten die zijn toegevoegd aan de lijst van officiersbenoemingen, is onlangs bekend geworden en betreft met name posten in Kabul en noordelijke en oostelijke provincies. Dit zijn overigens niet alleen gewezen commandanten waarvan is bewezen dat zij de gesuggereerde dubieuze achtergrond hebben. Het betreft ook een aantal relatief onbekende kandidaten, die niet zijn geslaagd voor de officiersopleiding, maar toch zijn voorgedragen.

De internationale gemeenschap, waaronder met name Nederland en Duitsland, UNAMA, en de EU Speciaal Vertegenwoordiger, heeft regelmatig bij president Karzai gepleit voor meritocratische benoemingen en uitsluiting van corrupte of criminele commandanten. De benoemingen worden door deze partijen zeer teleurstellend bevonden. De motieven van President Karzai om, tegen het advies van de commissie voor politiehervorming, deze kandidaten toe te voegen aan de lijst, zijn onduidelijk. De internationale druk heeft echter wel geleid tot, bijvoorbeeld, de oplegging van een proefperiode van vier maanden voor de betrokken commandanten, waarin hun functioneren en achtergrond worden getoetst door een (nog te benoemen) commissie, onder leiding van het ministerie van Binnenlandse Zaken en met medewerking van de Afghaanse mensenrechtencommissie (AIHRC).

Vraag 7
Welke politici en functionarissen worden in het rapport genoemd? Van welke misdaden worden zij beschuldigd? Welke posities bekleden zij in parlement, regering, politie, leger of andere overheidsinstanties?

Antwoord
Het VN-rapport bevat geen lijst met namen van beschuldigden van mensenrechtenschendingen die een officiële functie bekleden. Namen van dergelijke personen, waaronder bijvoorbeeld de leider voormalig moedjahedien en voorzitter van de Buitenlandcommissie van het Afghaanse parlement, worden wel genoemd in het kader van getuigenverklaringen. Grondige analyse van in het rapport genoemde politici en functionarissen is eerst mogelijk na de officiële publicatie van het rapport.

Vraag 8
Welke invloed denkt u te kunnen uitoefenen op de ontwikkelingen in Afghanistan, omdat de Nederlandse regering financiële en militaire steun verleent aan de Afghaanse regering?

Antwoord
Nederland is een actieve en gerespecteerde gesprekspartner van de Afghaanse autoriteiten, de Verenigde Naties, donoren en troepenleveranciers, op allerlei gebieden, zoals mensenrechten, veiligheid en stabiliteit, maar ook wederopbouw. Nederland neemt deel aan de belangrijkste overlegfora en is lid van de Joint Coordination and Monitoring Board, dat de implementatie van het Afghanistan Compact overziet.

Vraag 9
Op welke manieren oefent u druk uit op president Karzai om het actieplan voor 'transitional justice', dat met behulp van de Nederlandse regering tot stand kwam, daadwerkelijk ter hand te nemen? Wanneer verwacht u dat dit zal gebeuren?

Antwoord
Nederland heeft regelmatig - ook in EU-verband en met de VN - met president Karzai gesproken over het actieplan voor transitional justice. Dit heeft onder andere geleid tot incorporatie van het plan in het Afghanistan Compact in januari 2006. Gezien de ontwikkelingen daarna, zoals de voortgaande vorming van een nieuw kabinet en de verslechterde veiligheidssituatie, is de formele lancering van het actieplan en eerste implementatie ervan steeds uitgesteld. Een aantal actoren (UNAMA, AIHRC, EU Speciaal Vertegenwoordiger en enkele nationale en internationale NGO's) blijft evenwel met Nederland zeer actief op onderdelen van het actieplan, zoals het ontwerpen van een mechanisme voor vetting van hoge functionarissen, vergroting van het publiek bewustzijn en documentatie van mensenrechtenschendingen. Bij mijn bezoek aan Afghanistan in mei 2006 heb ik bij de belangrijkste partijen op dit vlak, ook bij president Karzai, gepleit voor spoedige uitvoering van het actieplan. Ik blijf dit doen.


1) de Volkskrant, 14 juni 2006

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Kamp, minister van Defensie, op vragen van het lid Karimi (GroenLinks) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de steun aan gewapende milities in Afghanistan (ingezonden 22 juni 2006).

Vraag 1
Wat zijn, met verwijzing naar uw in het algemeen overleg van 13 juni 2006 over Afghanistan aan de Kamer gedane toezegging, uw bevindingen over de bewapening van milities door de Amerikaanse en Afghaanse autoriteiten?

Vraag 2
Welke milities zijn inmiddels bewapend en door wie? Is het te verwachten dat nog meer milities en gewapende groepen worden bewapend? Zo ja, door wie? Wordt de gouverneur van de provincie Uruzgan voorzien van wapens of steun bij het aanschaffen van wapens voor een eventuele gewapende militie?

Antwoord
President Karzai heeft inmiddels publiekelijk gesteld dat hij niet van plan is een nieuwe regionale veiligheidsstructuur in het leven te roepen buiten de bestaande kaders van de ANP (politie) en het ANA (leger) om. Het officiële beleid is dat geen tribale milities worden opgericht en de bestaande veiligheidsdiensten worden versterkt. Dit werd ook bevestigd in een gesprek tussen de Nederlandse ambassadeur en de Afghaanse minister van Binnenlandse Zaken Moqbel. De Nederlandse regering gaat er derhalve vanuit dat indien wel nieuwe gewapende eenheden in het zuiden worden ingesteld, deze binnen de bestaande veiligheidsstructuren zullen vallen.

Een aanverwante kwestie is het feit dat de gouverneurs van de zuidelijke en zuid-oostelijke provincies gemeenschappen in onrustige districten van munitie voorzien om zichzelf te kunnen beschermen; de zogenaamde gemeenschapspolitie (Arbakai). In de discussies over bewapening van milities worden deze traditionele Afghaanse structuur en de vermeende nieuwe plannen door elkaar gehaald. Arbakai worden doorgaans 'bottom-up' opgebouwd, op instigatie van een lokale shura. De gouverneur is bevoegd om deze mensen te trainen, van uniformen te voorzien en in de reguliere politie op te nemen. Hierbij is geen sprake van milities maar van zelfbescherming van de bevolking, in gebieden of omstandigheden waar het ANA en/of de ANP moeilijk snel ter plaatse kunnen komen. De Arbakai zullen overigens ook in de ANP worden ingepast.

Vraag 3
Bent u op de hoogte van het protest dat de Verenigde Naties en andere internationale instellingen hebben aangetekend tegen het bewapenen van milities? Bent u het eens met hun protest? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De Verenigde Naties, de internationale gemeenschap, de SG NAVO en ook de commandant van ISAF hebben blijk gegeven van hun bezwaren tegen bewapening van milities. Kern van hun bezwaar is dat een dergelijke bewapening het DIAG-proces (Disbandment of Illegally Armed Groups) zou kunnen doorkruisen. Een dergelijke doorkruising zou uiteraard ook naar de mening van de Nederlandse regering onwenselijk zijn. Zoals reeds gesteld in het antwoord op vraag 1, lijkt het plan om milities te bewapenen inmiddels niet meer aan de orde.

Vraag 4
Welke boodschap gaat u overbrengen aan president Karzai over het bewapenen van milities? Op welke wijze bent u voornemens uw boodschap over te brengen en wanneer?

Antwoord
Zie de antwoorden op vraag 1 en 3. Daarnaast zal Nederland tijdens een conferentie over DDR (ontwapening, demobilisatie en reïntegratie) en DIAG in Tokio begin juli 2006 nogmaals benadrukken dat elke toevoeging van bewapende actoren aan de veiligheidssector in Afghanistan in overeenstemming dient te zijn met de DIAG-strategie, binnen de bestaande structuren dient te worden geïntegreerd, en aan democratische controle onderhevig moet zijn.

Vraag 5
Hebben andere etnische groepen, zoals de Tadjiki en Uzbeken, gereageerd op de bewapening van Pashtun-milities? Is het volgens u te verwachten dat zij ook gewapende milities in het leven zullen roepen?

Vraag 6
Deelt u de mening dat het opnieuw bewapenen van groeperingen, gezien het feit dat het ontwapeningsproces in Afghanistan de afgelopen jaren veel tijd en moeite heeft gekost, geldverspilling is, contraproductief is, en mogelijk een recept is voor (eventuele) burgeroorlog?

Vraag 7
Bent u bereid u ervoor in te spannen om te voorkomen dat de bewapening van milities doorgaat?

Antwoord
Zie de antwoorden op vraag 1 en 3.

Vraag 8
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 27 juni 2006?

Antwoord
Nee, dit bleek helaas niet mogelijk.

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Kamp, minister van Defensie, op vragen van het lid Koenders (PvdA) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de kritiek van president Karzai op de huidige aanpak van de Taliban. (Ingezonden 26 juni 2006)

Vraag 1
Wat is uw reactie op de kritiek die de Afghaanse president Karzai uit op de huidige aanpak tegen de Taliban? 1)

Antwoord
De Afghaanse president spreekt de internationale gemeenschap aan op de veiligheidssituatie in het zuiden, omdat zij direct betrokken is bij het streven de invloed van de Taliban terug te dringen. President Karzai zoekt vaak openlijk de dialoog met de internationale gemeenschap. De landen actief in het zuiden ondersteunen en assisteren de president om zijn beleid tot een succes te maken. President Karzai zoekt naar middelen om de veiligheidssituatie in het zuiden van Afghanistan te verbeteren. Hij pleit voor een 'strategische' benadering om terrorisme te bestrijden, waarbij naast militaire middelen ook goed bestuur en sociaal-economische instrumenten worden ingezet. Deze benadering sluit aan bij het Nederlandse beleid. De Nederlandse regering is het met de Afghaanse president eens dat versterking van zowel de lokale autoriteiten, alsook de Afghaanse politie en het leger daarbij cruciaal is. Daar zijn de inspanningen van de internationale gemeenschap ook op gericht. Het lokale bestuur wordt met een scala aan instrumenten ondersteund en politie en leger worden getraind.

Vraag 2
Heeft president Karzai zijn kritiek, waarmee hij de internationale gemeenschap systematisch, consistent en dagelijks heeft geconfronteerd, ook met u gedeeld? Zo ja, wanneer en wat is daarbij uw reactie geweest?

Antwoord
Ja. Deze kritiek uitte de president geregeld vanaf half mei, waarbij hij opriep om herziening van de veiligheidsstrategie voor het zuiden. De president heeft vervolgens een voorstel gedaan voor de oprichting van een adviesraad bestaande uit de landen met de grootste troepeninzet in het zuiden van Afghanistan, de NAVO en de VN. Nederland is gevraagd in de raad zitting te nemen en heeft president Karzai laten weten hieraan gehoor te geven. Een eerste bijeenkomst van de raad heeft inmiddels plaatsgevonden. De regering beschouwt dit nieuwe orgaan als een nuttig forum voor overleg tussen enerzijds een kern aantal vertegenwoordigers van de Afghaanse regering, en anderzijds de belangrijkste internationale partners in het zuiden.

Vraag 3
Bespreekt u deze kritiek binnen de NAVO en met de coalitiepartijen binnen Enduring Freedom, in het bijzonder met de Amerikanen? Zo ja, wat is hun reactie?

Antwoord
Ja. De door president Karzai geuite zorgen worden voortdurend besproken in verschillende fora, waarin de NAVO en de coalitiepartijen vertegenwoordigd zijn. Overleg vindt plaats in Afghanistan, in Brussel in NAVO-kader en in de hoofdsteden. Bovengenoemde adviesraad in Kaboel zal de contacten verder intensiveren, met een specifieke focus op het zuiden.

Uit overleg met de Afghaanse autoriteiten, NAVO-bondgenoten en de coalitie komt naar voren dat in de veiligheidsstrategie een aantal factoren cruciaal is. Voor verbetering van de veiligheid in de provincies is allereerst goede coördinatie noodzakelijk tussen het Afghaanse leger, de politie en overige provinciale veiligheidsinstanties, afgestemd met de respectieve internationale troepenmachten en met de landelijke overheid. Van groot belang is een actieve, daadkrachtige gouverneur die bereid is ook de onveilige districten in zijn provincie te bezoeken. Gouverneur Munib van de provincie Uruzgan wordt hierbij door diverse gesprekspartners als goed voorbeeld genoemd. Het is tevens noodzakelijk de lokale bevolking bij de veiligheidsstrategie betrokken te houden door middel van informatiecampagnes en regelmatige bijeenkomsten met lokale leiders. De gevechtskracht van het Afghaanse leger is recentelijk verbeterd. De capaciteit van leger, politie en districtsbesturen in de provincies blijft echter een probleem, waaraan overigens veel aandacht wordt besteed.

Vraag 4
Hoe zwaar weegt volgens uw analyse de mening en het gezag van de Afghaanse autoriteiten in deze, nu President Karzai wederom zijn frustraties uit over de tactiek van de strijd tegen de Taliban en aanhangers daarvan?

Antwoord
Er bestaat geen twijfel over de positie van de Afghaanse autoriteiten. De Afghaanse regering is eindverantwoordelijk voor de veiligheid in het land en president Karzai neemt die verantwoordelijkheid. Hij tracht via een actieve dialoog met de belangrijkste partners te zoeken naar oplossingen en aanvullende strategieën om de opstandelingen te bestrijden. Hij wordt daarin door de internationale gemeenschap waar mogelijk ondersteund en geadviseerd.


1) 'Karzai criticises foreign tactics', BBC, 22-06-2006, www.bbc.co.uk


---- --