Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Kant over het geneesmiddel Lipitor en medische opinieleiders

Kamerstuk, 10-7-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U- 2696018

10 juli 2006

Antwoorden van minister Hoogervorst op kamervragen van het Kamerlid Kant over het geneesmiddel Lipitor en medische opinieleiders (2050615740).

Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel waarin staat dat uit onderzoeken en ook uit meta-analyse van trials, waarin 40 mg simvastatine vergeleken is met 10 mg atorvastatine, geen significante verschillen te zien waren in sterfte? 1)

Antwoord 1
Dit artikel is een editorial met als belangrijkste boodschap dat het goedkoper is om simvastatine voor te schrijven dan atorvastatine, terwijl er geen significante verschillen zijn in de klinische uitkomst. Dit bevestigt het oordeel van de bevoegde autoriteiten voor geneesmiddelen (voor Nederland: het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, CBG) dat de balans werkzaamheid/schadelijkheid van beide producten positief is.

Vraag 2
Wat is uw reactie op de stelling in het artikel dat het gebruik van Lipitor (atorvastatine) een enorme verspilling betekent, en dat Engelse artsen zoveel mogelijk moeten overgaan op simvastatine?

Antwoord 2
Het streven naar doelmatig voorschrijven is één van de uitgangspunten van mijn beleid. De arts bepaalt welk geneesmiddel de patiënt nodig heeft conform de geldende medisch inhoudelijke richtlijnen. Daarbij geldt: goedkoop als het kan, duur als het moet. Binnen een dergelijk beleid past verspilling niet. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft onlangs geconstateerd dat er sprake is van een duidelijke trendbreuk in het voorschrijven van cholesterolverlagers en maagzuurremmers. Bij startende gebruikers wordt ten opzichte van vorig jaar inmiddels substantieel vaker generiek voorgeschreven. Bij simvastatine is sprake van een stijging van 17% en bij omeprazol van 15%.

Vraag 3
Is het u bekend dat in de IDEAL-studie 20 mg simvastatine wordt vergeleken met 80 mg atorvastatine, terwijl uit studies blijkt dat 40 mg simvastatine even effectief is als 10 of 20 mg van het sterkere atorvastatine? 2) Zo ja, heeft het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) dit meegewogen in zijn beoordeling? 3)

Antwoord 3
Het CBG heeft mij medegedeeld dat de IDEAL-studie bij de bevoegde autoriteiten bekend was en werd gezien als passend binnen het kader van twee andere studies waarbij een hoge dosering atorvastatine (80 mg) is vergeleken met een lage dosering atorvastatine van 10 mg (TNT-studie) en 40 mg pravastatine (REVERSAL-studie). Gegevens over laatstgenoemde studie zijn beoordeeld door het CBG, waarna een aanpassing van de officiële productinformatie van Lipitor heeft plaatsgevonden. De gegevens van de IDEAL-studie leiden niet tot andere conclusies dan deze twee studies. Duidelijk wordt dat artsen een zorgvuldige afweging moeten maken voordat gekozen wordt voor een hoge dosering van een sterk werkende statine.

Vraag 4
Wat vindt u van het feit dat nieuwe geneesmiddelen regelmatig worden vergeleken met bestaande middelen in lagere dosering of placebo's? Is dit niet een voorbeeld van beïnvloeding om tot meer positieve resultaten te komen? Wat schrijven de Europese richtlijnen hierover precies voor? 4)

Antwoord 4
De bevoegde autoriteiten stellen eisen aan de registratie. De EMEA (European Agency for the Evaluation of Medical Products) heeft richtsnoeren uitgevaardigd waar trials aan moeten voldoen. Deze richtsnoeren zijn gebaseerd op wetenschappelijke gronden en zijn in overeenstemming met de Verenigde Staten en Japan tot stand gekomen. In deze richtsnoeren is aangegeven wanneer en om welke reden de keuze voor het gebruik van placebo en/of andere doseringen aanvaardbaar is. Dit verschilt per aandoening en per geneesmiddelenklasse. Beoordelaars bij bevoegde instanties houden hier rekening mee. In de Europese richtlijn over het gebruik van een controlegroep (CPMP/ICH/364/96) staat vermeld dat het in sommige gevallen noodzakelijk kan zijn om verschillende doses met elkaar te vergelijken en dat het soms nuttig is om placebo gecontroleerd onderzoek te doen. Voor ieder geneesmiddel en iedere indicatie wordt een afweging gemaakt wat de beste onderzoeksmethode is. Dit stelsel functioneert mijns inziens goed.

Vraag 5
Is het u bekend dat in de IDEAL-studie 9,6% van de deelnemers vanwege bijwerkingen van atorvastatine moest stoppen tegen 4,2% van de deelnemers vanwege bijwerkingen van simvastatine? Zo ja, om welke bijwerkingen ging dit, en heeft het CBG dit in haar beoordeling meegewogen? 5)

Antwoord 5
Het gegeven dat een sterkere cholesterolverlaging door een statine gepaard gaat met een grotere kans op bijwerkingen is bekend en in dit opzicht hebben de uitkomsten van de IDEAL-studie geen aanleiding gegeven tot een reactie van de bevoegde autoriteiten. Het bevestigt alleen dat er een zorgvuldige afweging gemaakt moet worden van de voor- en nadelen wanneer de dosering van statine wordt verhoogd om de streefwaarde te bereiken. Bovendien traden in de IDEAL-studie geen onverwachte bijwerkingen op, en met name de incidentie van spierpijn en leverproefstoornissen tijdens gebruik van atorvastatine was niet hoger dan verwacht. De IDEAL-studie is daarom zelfs geruststellend omdat een in de TNT studie gesignaleerde lichte oversterfte aan niet-cardiovasculaire ziekten niet bevestigd werd.

Vraag 6
Wat is uw oordeel over de voorbeelden die huisarts Van der Linde 6) noemt over de reclame voor Lipitor door opinieleiders, op een DVD uitgebracht door Pfizer en via www.cardiology.nl, en de medewerking van gastro-enterologische opinieleiders aan de reclame voor Nexium via het reclamebureau Mark Two Communications?

Antwoord 6
Ik ken beide voorbeelden onvoldoende om daar zelf inhoudelijk een oordeel over te hebben. Ten principale ben ik tegen het koppelen van vergoedingen aan het voorschrijven van geneesmiddelen wanneer dat tot doel heeft de omzet van specifieke `eigen' producten te vergroten. Wanneer in casu medische opinieleiders zich daarvoor lenen, vind ik dat een kwalijke zaak. Iedere arts is verplicht om zijn patiënten verantwoorde zorg te verlenen.

Vraag 7
Hoe gaat u ervoor zorgen dat transparant wordt wie de opinieleiders betaald die opgevoerd worden in reclame- en voorlichtingsmateriaal? 7)

Antwoord 7
Ik ben een groot voorstander van meer transparantie in deze sector. In het Reclamebesluit geneesmiddelen is bepaald dat het verboden is om in het kader van de bevordering van de verkoop van geneesmiddelen, aan personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven of af te leveren, premies of voordelen in geld of natura toe te kennen, aan te bieden of in het vooruitzicht te stellen, tenzij deze een geringe waarde hebben en van betekenis zijn voor de uitoefening van de geneeskunde of de farmacie. In de op het Reclamebesluit gebaseerde beleidsregels gunstbetoon is als eis gesteld dat banden tussen sprekers (in casu medische opinieleiders) en de farmaceutische industrie vooraf bekend dienen te worden gemaakt. Deze bepaling is opgenomen voor het bijwonen van (wetenschappelijke) bijeenkomsten. In het verlengde van deze bepaling ligt het voor de hand dat een dergelijke eis ook geldt voor publicaties zoals folders en artikelen. Voor publicaties in medisch wetenschappelijke tijdschriften is het melden van banden/belangenverstrengeling overigens vaak een vereiste voor publicatie.
De Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) heeft de normen voor gunstbetoon nader uitgewerkt en merkt in de toelichting daarover het volgende op: `de beroepsbeoefenaar (in casu de medische opinieleider) heeft een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de normen inzake gunstbetoon, en hij dient open te zijn over zijn relaties met de farmaceutische bedrijfstak. Wanneer bijvoorbeeld een bepaalde arts diensten verricht voor een farmaceutisch bedrijf, zal hij dit bij optredens of in publicaties dienen te vermelden.'

Vraag 8
Erkent u dat het beïnvloeden van opinieleiders schadelijke gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid, en dat de omvang van dit probleem, bijvoorbeeld te zien aan het voorschrijven van Lipitor, wel eens behoorlijk groot kan zijn? Zo ja, bent u bereid de invloed van medische opinieleiders en de betalingen aan hen door de industrie, goed in kaart te brengen en waar nodig te beteugelen?

Antwoord 8
Ik kan op grond van de voorliggende gegevens niet de conclusie trekken dat er sprake is van schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid. Ik kan nu eveneens niet de conclusie trekken of er sprake is van een groot probleem. Ik kan wel de conclusie trekken dat meer transparantie over de banden tussen artsen, onderzoekers en farmaceutische industrie nodig is. Die transparantie zal uit de onderzoekssector en de medische professie zelf moeten komen en zal een belangrijke graadmeter zijn van de bewustwording. Ik steun daarom ook het pleidooi van huisarts Van der Linde gericht tot zijn vakgenoten om zich te bezinnen op de ontstane situatie. Waar mogelijk stimuleer ik transparantie en bewustwording en zonodig laat ik onderzoek uitvoeren. Ik heb de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) gevraagd een onderzoek te doen naar de mogelijke beïnvloeding van de farmaceutische industrie op de behandelrichtlijnen van voorschrijvers. Verder is de IGZ op eigen initiatief een onderzoek gestart naar de (mogelijke) invloed van farmaceutische bedrijven op het voorschrijfgedrag van artsen bij de nieuwe cholesterolverlagers.

1) British Medical Journal (BMJ), 10 juni jl.
2) zie noot 1
3) Antwoord op Kamervragen van 1 mei 2006 (Aanhangsel-Handelingen nr. 1520, vergaderjaar 2005-2006)
4) Reactie op initiatiefnota Kant (Kamerstuk 30 482, nr. 3, bijlage) 5) zie noot 3
6) Medisch Contact, 23 juni 2006
7) zie noot 4

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Arib (PvdA), ingezonden 26 juni 2006, (vraagnummer 2050615710).