Ministerie van Buitenlandse Zaken

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum
DVB/VD-236/06 10 juli 2006

Onderwerp: Het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid

In februari 2004 informeerden wij u over de visie van de regering ten aanzien van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB), met inbegrip van de lange termijn aspecten (kamerstuk 21 501 van 9 februari 2004). Sindsdien heeft het EVDB zich sterk ontwikkeld en is het steeds meer geworden tot een volwaardig instrument van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB). Met deze brief willen wij u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie, graag informeren over de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van het EVDB.

Het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid: actiever, capabeler en coherenter In de Europese Veiligheidsstrategie van december 2003 spraken de EU-Lidstaten af dat zij actiever, capabeler en coherenter zouden samenwerken om een effectievere bijdrage te kunnen leveren aan de internationale veiligheid. Onder deze drie noemers zijn de ontwikkelingen van de laatste tweeënhalf jaar goed te vangen.

Het aspect 'actiever' komt vooral tot uiting in de snelle groei van het aantal missies in de afgelopen jaren. Op dit moment voert de EU twee militaire en tien civiele operaties uit op drie continenten. Ook de mogelijkheid om indien nodig snel en robuust te kunnen reageren, is in dit opzicht belangrijk. In 2005 heeft de EU bijvoorbeeld op succesvolle wijze het vredesakkoord in Atjeh (Indonesië) kunnen ondersteunen met een monitoringsmissie. De volledige gereedstelling van de EU Battlegroups en de Civiele Respons Teams met ingang van 1 januari 2007 zal een belangrijke verdere bijdrage aan de snelle reactiecapaciteit van de EU vormen. Om deze activiteiten te kunnen uitvoeren heeft de EU voldoende capaciteiten nodig, zij moet in de bewoordingen van de Veiligheidsstrategie 'capabel' zijn. Hiertoe zijn de EU-landen in 2004 de militaire Headline Goal 2010 en de Civiele Headline Goal 2008 overeengekomen. In datzelfde jaar werd het Europees Defensie Agentschap opgericht, dat moet bijdragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten en voortvarend zijn taken heeft opgepakt.

Met betrekking tot het aspect 'coherentie' kan worden opgemerkt dat de EU over een breed en divers instrumentarium beschikt om crises het hoofd te bieden. Het is van belang dat de EU deze middelen op samenhangende wijze inzet, zowel als het gaat om de samenhang tussen de civiele en militaire EVDB middelen als om de afstemming tussen de Raad, de Europese Commissie en de Lidstaten. Daarnaast opereert de EU zelden alleen in een gebied en voert zij voortdurend overleg met andere internationale actoren, zoals de VN, de NAVO, de OVSE, de Afrikaanse Unie en individuele landen. De EU-operatie ter ondersteuning van de VN-vredesmacht MONUC tijdens de verkiezingen in de Democratische Republiek Congo (DRC), EUFOR RD Congo, is een goed voorbeeld van samenwerking met de VN. Met de NAVO wordt onder andere nauw samengewerkt op de Balkan (bijvoorbeeld Operatie ALTHEA in Bosnië-Herzegovina) en in Soedan, bij de ondersteuning van de operatie AMIS II van de Afrikaanse Unie in Darfur. In het vervolg van deze brief lichten wij de belangrijkste ontwikkelingen nader toe.

Missies
De EU voert op dit moment twaalf operaties uit. Opvallend is de sterke groei van de civiele missies, waarvan er op dit moment tien zijn. Er is nog steeds relatief veel nadruk op politiemissies, maar de diversiteit van de missies, zowel thematisch als geografisch, is sterk toegenomen. Zo zijn er twee militaire operaties (in Bosnië-Herzegovina en in de DRC), grensmonitorings- en assistentiemissies (in de Palestijnse Gebieden en in Moldavië/Oekraïne), waarnemingsmissies (in de Balkan en in Atjeh) en een 'Security Sector Reform' (SSR)-missie (in de DRC). Positief is ook de flexibiliteit die mogelijk is in het kiezen van de vorm en het mandaat voor de missies. Naast de standaard 'mentor, monitor en adviesformule' voor civiele missies is het mogelijk gebleken maatwerk te leveren voor specifieke situaties. Een aansprekend voorbeeld is EUJUST LEX, een gecombineerde politie- en justitiemissie ten behoeve van Irak, die verantwoordelijk is voor het organiseren van trainingsprogramma's voor sleutelfiguren uit de Irakese politie- en justitiesector. Een tweede voorbeeld is EUPOL Kinshasa, een politiemissie die zich, op verzoek van de VN, in samenwerking met de Europese Commissie heel specifiek richt op de oprichting en begeleiding van een etnisch gemengde Congolese elite politie-eenheid die als taak heeft Congolese regeringsleiders en -gebouwen te beschermen. Deze missie is tot stand gekomen op verzoek van de VN, opdat de eerdergenoemde VN-vredesmacht MONUC haar mensen voor andere taken kan inzetten. Een overzicht van alle missies die onder het EVDB zijn en worden uitgevoerd, hun doelstellingen en de Nederlandse bijdrage eraan, is gevoegd in bijlage 1. Ook op de internetpagina van het EU Raadssecretariaat is een overzicht van EVDB missies te raadplegen, zie http://www.consilium.europa.eu.

Uit het grote aantal civiele EVDB-missies blijkt de grote behoefte aan civiele inzet op het gebied van crisisbeheersing en blijkt tevens dat de EU goed in staat is hier invulling aan te geven. De Nederlandse inzet binnen de EU op dit gebied is in de afgelopen jaren dan ook geleidelijk verschoven van verdere operationalisering van het civiele EVDB naar een verbetering van de kwaliteit van de missies. In dit kader pleit Nederland voor vergroting van de capaciteit voor planning en ondersteuning van de civiele missies, betere samenwerking met andere actoren in het veld, in het bijzonder de Europese Commissie, en voor duidelijker commandostructuren voor civiele operaties. Ook wil Nederland, zowel nationaal als in EU-kader, meer aandacht voor het integreren van lessen uit de opgedane ervaring in lopende operaties. Dit geldt in het bijzonder voor de civiele, wederopbouw en SSR-aspecten van de missies, omdat daarmee nog relatief weinig ervaring is opgedaan.

De diversiteit van de EVDB-missies reflecteert de brede, geïntegreerde benadering die de EU kiest in haar buitenlands- en veiligheidsbeleid. De flexibiliteit en het brede spectrum aan mogelijkheden dat het EVDB biedt, sluiten goed aan bij de hedendaagse bredere aandacht voor de aard van duurzame vrede en haar bouwstenen, zoals sociaaleconomische ontwikkeling, goed bestuur, democratisering, rechtsstaat en respect voor mensenrechten. Het EVDB biedt daarmee de mogelijkheid maatregelen te nemen tegen de in de Europese Veiligheidsstrategie genoemde hedendaagse dreigingen -falende staten, verzwakking van staatssystemen, georganiseerde criminaliteit, mensen- en drugssmokkel en terrorisme. Dat het Nederlandse en het Europese internationale veiligheidsbeleid direct op elkaar aansluiten blijkt ook uit het feit dat Nederland aan bijna alle EVDB-operaties deelneemt.

Civiele capaciteiten en de Civiele Headline Goal 2008 Met de toename van het aantal civiele EVDB-missies is zowel op EU-niveau als in Nederland de aandacht voor capaciteitsontwikkeling voor civiele crisisbeheersing gegroeid. In 2004 hebben de Lidstaten een groot aantal functionarissen voor civiele crisisbeheersingsmissies toegezegd, waarmee de kwantitatieve doelstellingen die de Europese Raad in 2000 heeft gesteld ruimschoots zijn behaald. De verdere civiele capaciteitsontwikkeling vindt plaats onder de tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2004 vastgestelde doelstelling 'Civilian Headline Goal 2008' (CHG 2008). Op basis van scenarioplanning wordt meer inzicht gegenereerd in de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de capaciteitsbehoefte voor civiele missies. Dit zal deze zomer resulteren in een geprioriteerde lijst van tekorten, op basis waarvan de Lidstaten in een Civiele Capaciteiten Commitment Conferentie en marge van de Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen in november 2006 hun toezeggingen zullen kunnen aanpassen.

Het is reeds duidelijk dat de tekorten zullen liggen bij hele specifieke capaciteiten, zoals trainingscapaciteiten, politiecapaciteit op het gebied van detentiecentra, forensisch experts, persoonsbeveiligers, rechters en openbaar aanklagers en functionarissen op het gebied van het gevangeniswezen. Opvallend is verder dat er een overschot is aangeboden op het gebied van geïntegreerde politie-eenheden, dat wil zeggen eenheden die executief kunnen worden ingezet, in sommige gevallen ook in militaire crisisbeheersingsoperaties.

Het CHG 2008 proces is een uitdagende onderneming: zoiets is immers nog niet eerder gedaan voor capaciteiten voor civiele vredesmissies. Het is dan ook een proces van "leren door het te doen". Naar Nederlandse mening is het proces op de goede weg, al zijn de resultaten op dit moment nog maar beperkt bruikbaar. Dat komt vooral omdat in dit stadium gekozen is voor een breed spectrum van scenario's en niet voor scenario's die een weergave vormen van de meest verwachte operaties. De geïdentificeerde capaciteiten en tekorten geven nu nog onvoldoende realistisch weer wat in de praktijk de meest waarschijnlijke behoefte zal zijn. Nederland zal daarom tijdens de verdere uitwerking van de CHG 2008 blijven inzetten op het nader toespitsen van de behoeftestelling, opdat de CHG 2008 de Lidstaten kan helpen richting te geven aan de verdere ontwikkeling van hun capaciteiten voor civiele crisisbeheersing.

De Nederlandse capaciteit om te kunnen bijdragen aan civiele crisisbeheersings-operaties is gegroeid. In 2004 heeft Nederland 153 functionarissen van de Koninklijke Marechaussee, 40 civiele politiemensen, 10 experts op het gebied van de rechtsstaat en 10 op het gebied van openbaar bestuur, 10 waarnemers en 10 personen voor ondersteuning toegezegd voor inzet in crisisbeheersingstaken van de EU en andere organisaties of verbanden. Van deze functionarissen zijn er op dit moment 49 ingezet. Nederland levert hiermee een substantiële bijdrage aan de Europese capaciteit voor civiele crisisbeheersingsoperaties en verdere kwantitatieve ontwikkeling van de Nederlandse bijdrage is op dit moment niet nodig. Wel zal Nederland de uitkomsten van de CHG 2008 kunnen gebruiken om, indien mogelijk en wenselijk, te sturen op de kwaliteit en samenstelling van de nationale bijdrage. Een tweede belangrijk aspect van de groei van de Nederlandse capaciteit om bij te dragen aan civiele crisisbeheersingsoperaties is het faciliteren van de inzet van andere categorieën personeel dan politie. Zo zijn er afspraken gemaakt over de inzet van justitiepersoneel voor civiele crisisbeheersing, waarover u bent geïnformeerd in een Kamerbrief van 27 mei 2004 (TK, vergaderjaar 2003-2004, 29 200 V, nr. 83).

Tot slot is op het gebied van politie-uitzendingen veel vooruitgang geboekt met de mogelijkheden om functionarissen snel te kunnen uitzenden. In het kader van crisisbeheersing is snel reactievermogen immers vaak van essentieel belang. Zo heeft de Koninklijke Marechaussee een uitzendpool gecreëerd en heeft de civiele politie een aantal mensen van tevoren geselecteerd en opgeleid om het proces van werving en selectie te verkorten.

Civiele Respons Teams
In het kader van de CHG 2008 en met het oog op de behoefte aan snelle reactiecapaciteit is in 2006 het concept voor Civiele Respons Teams (CRTs) ontwikkeld. Dit zijn flexibele teams die binnen vijf dagen na een besluit tot uitzending door de EU uitgezonden kunnen worden om snel in te spelen op urgente situaties. CRTs kunnen worden uitgezonden als 'fact finding' missie om de aard van crises en mogelijkheden voor EU-interventies te beoordelen, om een EVDB-missie op te starten, als interim presentie voordat een volledige operatie kan worden begonnen of om een bestaande EVDB-missie tijdelijk te versterken als hiertoe een dringende noodzaak bestaat. CRTs worden ad hoc samengesteld uit een pool van honderd experts die alle terreinen van mogelijke interventie bestrijken: politie, rechtsstaat, openbaar bestuur, civiele bescherming, politieke zaken, mensenrechten en missieondersteuning. De experts krijgen dit jaar een opleiding, waarna de CRTs vanaf begin 2007 operationeel zullen zijn. Er zijn twee Nederlanders geselecteerd voor de CRT-pool, een politiek adviseur en een justitie expert.

Militaire capaciteiten, de Headline Goal 2010 en het Europees Defensie Agentschap Het oplossen van de Europese militaire tekortkomingen blijft centraal staan in het beleid van de regering. De militaire capaciteitsdoelstelling Headline Goal 2010, die mede is gebaseerd op de Europese Veiligheidsstrategie, beschrijft een Europees ambitieniveau langs het hele spectrum van crisisbeheersingsoperaties. In deze doelstelling wordt de nadruk gelegd op de kwaliteit van Europese militaire capaciteiten. Dit ambitieniveau omvat onder andere een verbetering van het expeditionaire vermogen van Europese militaire capaciteiten, snellere inzetbaarheid en de mogelijkheid om over een grotere afstand te opereren. Op basis van deze principes en vijf scenario's zijn de militaire behoeften van de EU vastgesteld in de zogenaamde 'Requirements Catalogue 2005', die in november 2005 door de Raad is aangenomen.

De eenheden die de Lidstaten momenteel aanbieden zullen in de tweede helft van 2006 worden beoordeeld en vastgelegd in een zogenaamde 'Force Catalogue'. Daarop volgt medio 2007 een overzicht van de aangeboden capaciteiten afgezet tegen de behoeftestelling, de zogenaamde 'Progress Catalogue'. Hiermee zal duidelijk worden welke militaire capaciteiten nog ontbreken en welke beperkingen dat oplegt aan het militaire optreden door de EU. Nu al is duidelijk dat de bestaande militaire tekorten ten aanzien van commandostructuren en communicatie (C3), bijtanken in de lucht en strategisch transport blijven bestaan. Vooral het tekort aan strategisch lucht- en zeetransport vraagt om een structurele oplossing. Wanneer de EU snel inzetbaar wil zijn en aan crisisbeheersingsoperaties over een grotere afstand wil deelnemen, dan is deze capaciteit onontbeerlijk. De regering zal, zoals aangegeven in de recente actualisering van de Prinsjesdagbrief (TK, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 X, nr. 107) de mogelijkheden onderzoeken om, ook door middel van internationale samenwerking, de luchttransportcapaciteiten te vergroten. In internationaal verband doen zich ook mogelijkheden voor om ook de strategische zeetransportcapaciteiten te verbeteren.

De versterking van Europese militaire capaciteiten vergt een doelmatige besteding van de schaarse middelen. Samenwerking tussen Europese landen, zoals gezamenlijke verwerving en 'pooling', is daartoe een oplossing. Met de oprichting van het Europees Defensie Agentschap (EDA) in juli 2004 zijn nieuwe mogelijkheden ontstaan om nationale defensie-inspanningen op elkaar af te stemmen en samen met andere EU-Lidstaten oplossingen te vinden voor de vastgestelde militaire tekorten. Voor de versterking van Europese militaire capaciteiten blijft ook een nauwe samenwerking tussen de EU en de NAVO van groot belang.

Op voorstel van Hoge Vertegenwoordiger Solana, tevens hoofd van het EDA, heeft de Raad een lijst met prioritaire tekorten vastgesteld waarvoor het EDA met de Lidstaten een oplossing zou moeten vinden. Het EDA heeft zich tot nu toe vooral gericht op vier speerpunten, namelijk C3, onbemande vliegtuigen, infanteriegevechtsvoertuigen en de Europese defensiemarkt. Mogelijke oplossingen voor tekorten op het gebied van 'Intelligence Surveillance & Reconaissance', bijtanken in de lucht en strategisch transport worden eveneens onderzocht. De regering onderschrijft deze prioriteiten vanwege het directe belang voor de operationele inzet van de militaire capaciteiten van de EU alsmede voor de versterking van de Europese pijler van de NAVO.

Het EDA heeft zich in 2005 ook gericht op het opstellen van een gedragscode voor defensieverwerving die op 1 juli 2006 in werking zal treden. Nederland sluit zich aan bij deze gedragscode, vergezeld van een 'Code of Best Practice in the Supply Chain', die transparantie en eerlijke concurrentie op het niveau van toeleveranciers bevordert. Dit vergroot de kansen voor onder andere het Midden- en Kleinbedrijf om toegang te krijgen tot de Europese defensiemarkt. De regering zal zich blijven inzetten voor aanvullende regelingen van zowel het EDA als de Europese Commissie om eerlijke concurrentie op de Europese defensiemarkt te bevorderen.

De komende tijd zullen de Lidstaten in EDA-verband werken aan het vaststellen van een Europese strategie voor defensieonderzoek en - technologie (R&T). De regering ondersteunt de doelstelling van meer Europese samenwerking op R&T-gebied, in het bijzonder waar deze samenwerking aansluit op belangrijke tekortkomingen op capaciteitengebied.

Naast bovengenoemde initiatieven werkt het EDA samen met het EU Militair Comité ook aan een langetermijnvisie voor de periode na 2010, de zogenaamde 'Long Term Vision', waarin -op basis van een analyse van de wereld anno 2025 en de verwachte technologische ontwikkelingen- de toekomstige militaire omgeving en het daarbij passende militaire optreden worden beschreven. Deze langetermijnvisie dient richtinggevend te zijn voor de Europese R&T-activiteiten, materieelsamenwerking en capaciteiteninitiatieven.

Battlegroups
Met ingang van 1 januari 2007 zullen de EU Battlegroups een volledig operationele inzetbare status hebben. De Battlegroups, die een omvang hebben van 1500 tot 2000 militairen, stellen de EU in staat snel met militaire middelen op een crisis te reageren. Battlegroups zijn ontworpen voor inzet langs het hele spectrum van crisisbeheersingsoperaties, zoals omschreven in artikel 17 lid 2 van het huidige Verdrag van de Europese Unie en de EU Veiligheidsstrategie. Battlegroups functioneren tevens als aandrijver voor de Europese capaciteitsversterking en Europese samenwerking.

Met haar kleinschalige omvang wijkt de Battlegroup zodanig af van de veel omvangrijkere 'NATO Response Force' (NRF), dat van concurrentie geen sprake is. Bovendien stemmen de Lidstaten hun deelname aan Battlegroups en NRF af. De EU en de NAVO houden elkaar voortdurend op de hoogte over de ontwikkelingen rond Battlegroups en de NRF. Zij dienen elkaar, conform de Berlijn Plus afspraken, te consulteren wanneer een crisis zich aandient en de inzet van een snelle reactiemacht wordt overwogen.

Nederland stelt samen met Duitsland en Finland vanaf 1 januari 2007 een Battlegroup beschikbaar voor zes maanden. Ons land levert ongeveer 750 van de in totaal 2000 militairen: onder meer een personele bijdrage aan het uitzendbare hoofdkwartier, het logistieke bataljon, waaronder een genie eenheid, een ISTAR eenheid, een infanterie compagnie en een medische taakgroep. In de eerste helft van 2010 zal Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk een EU Battlegroup formeren.

Civiel-militaire integratie
Het EVDB met zijn sterke civiele component leent zich bij uitstek voor gecombineerd civiel-militaire operaties. De EU beschikt bovendien over een breed palet aan middelen buiten het EVDB om crises te bestrijden, zoals de instrumenten van diplomatie, handel en ontwikkelingssamenwerking. Door deze middelen op coherente, geïntegreerde wijze in te zetten, wint het optreden van de EU aan kracht. In de praktijk hebben veel operaties al niet meer een eenduidig militair of civiel karakter. Zo maken de civiele monitoringsmissie in Atjeh en de civiele SSR-missie in de DRC gebruik van militaire expertise en worden zij voor een groot deel uitgevoerd door (ex-)militairen.

Om de civiel-militaire integratie binnen het EVDB beter te kunnen faciliteren heeft SG/HV Solana een aantal aanpassingen voorgesteld in de wijze waarop EVDB-missies in Brussel worden voorbereid en ondersteund. Zo zal de planning van operaties door teams van gemengde civiele en militaire expertise geschieden en komt er één faciliteit voor het onderhouden van contacten met de civiele en militaire missies vanuit Brussel. Het afgelopen jaar heeft de EU bovendien actief gewerkt aan de verbetering van de interne civiel-militaire coördinatie. Zo werd in de eerste helft van 2006 voor vier landen (Bosnië-Herzegovina; Soedan; DRC en Indonesië/Atjeh) een alomvattende evaluatie van de lopende EU activiteiten opgesteld. De Commissie is nauw betrokken bij dit werk.

Verregaande civiel-militaire integratie binnen het EVDB past in het Nederlandse streven naar een geïntegreerd veiligheidsbeleid. Het versterkt bovendien de kracht en coherentie van het externe optreden van de Unie. De regering blijft daarnaast pleiten voor een goede coördinatie en samenwerking tussen de Raad, de Commissie en de Lidstaten. Tot nu toe gebeurt het te vaak dat de Raad en de Commissie ieder hun eigen activiteiten in een land of regio ontwikkelen en deze in onvoldoende mate met elkaar afstemmen, waardoor het optreden van de EU als geheel, zeker naar buiten toe, onvoldoende samenhangend is.

Financiering
Met het groeiende aantal EVDB operaties neemt ook de financieringsbehoefte toe. Civiele missies dienen uit het zogenaamde GBVB-budget te worden gefinancierd, dat deel uitmaakt van titel IV ('External Actions') van de Gemeenschapsbegroting. In de eerste helft van 2006 zijn de Lidstaten een aanzienlijke verhoging van het GBVB-budget overeengekomen: onder de nieuwe Financiële Perspectieven loopt het gereserveerde bedrag op van 159 miljoen euro in 2007 op tot 406 miljoen euro in 2013. Uiteraard zullen deze bedragen per jaar nog definitief worden vastgesteld. De regering is tevreden met deze afspraak.

Militaire operaties worden door de deelnemende Lidstaten zelf gefinancierd, met uitzondering van een beperkte groep kosten die moeilijk aan één land zijn toe te wijzen, waaronder de kosten voor de hoofdkwartieren, lokaal personeel en het gebruik van NAVO middelen. Deze kosten worden gemeenschappelijk gefinancierd op basis van de BNI-verdeelsleutel. Bij speciaal besluit van de Raad kunnen ook de kosten voor transport en verblijf gemeenschappelijk worden gefinancierd. In de tweede helft van 2006 zal een herziening van dit zogenaamde ATHENA-mechanisme voor het beheer van de gemeenschappelijke kosten van militaire operaties plaatsvinden. De regering zal in dit kader pleiten voor opname van de kosten voor transport van snelle reactie operaties in de groep gemeenschappelijke kosten. Deze kosten kunnen, zeker als het gaat om de uitzending van een Battlegroup die binnen vijftien dagen na het besluit van de Raad dat de EU actie zal ondernemen ter plekke moet zijn, hoog oplopen en mogen geen belemmering vormen om troepen daadwerkelijk snel in te kunnen zetten. Bovendien getuigt het in de ogen van de regering van solidariteit en een meer gelijkwaardige lastenverdeling wanneer de Lidstaten die de troepen en middelen leveren niet ook nog eens opdraaien voor alle bijkomende kosten. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een consensus over gemeenschappelijke financiering van transportkosten voor snelle reactie operaties nog ver weg is.

Partners
In lijn met de Europese Veiligheidsstrategie is in het EVDB een bijzondere plaats weggelegd voor ondersteuning van de VN in haar verantwoordelijkheid voor internationale vrede en veiligheid. Dit komt het meest duidelijk naar voren in het Battlegroup concept, maar blijkt evengoed uit de bereidheid van de EU om op verzoek van de VN operatie MONUC te ondersteunen tijdens de komende verkiezingen in de DRC. Met de VN vindt voortdurend overleg plaats over de actuele situatie in crisisgebieden als ook over de samenwerking op het gebied van crisisbeheersing in het algemeen. De regering verwacht dat EVDB-samenwerking met de VN, ook op het civiele vlak, vaker aan de orde zal komen en zal er voor pleiten om de bestaande afspraken over EU - VN samenwerking op het gebied van crisisbeheersing op basis van de opgedane ervaringen voortdurend te herzien en aan te vullen.

Ook de EU en de NAVO komen elkaar steeds vaker tegen in landen of regio's waar zij actief zijn. Conform de Berlijn Plus afspraken werken de EU en de NAVO samen op het gebied van EU operaties met gebruik van NAVO middelen en militaire capaciteitsontwikkeling. De samenwerking met betrekking tot Operatie ALTHEA, waarbij de EU gebruik maakt van de NAVO middelen, verloopt goed. De samenwerking op het gebied van de militaire capaciteitsontwikkeling zou wat Nederland betreft moeten worden geïntensiveerd. De door de Nederlandse regering zeer gewenste verbreding en verdieping van de EU - NAVO dialoog en samenwerking komt helaas onvoldoende van de grond. De belangrijkste reden is dat enkele landen hameren op de autonomie van besluitvorming van beide organisaties. Bovendien hebben Cyprus en Malta geen veiligheidsovereenkomst met de NAVO, hetgeen formeel overleg tussen de EU en de NAVO belemmert.

Wel is het de afgelopen maanden mogelijk gebleken om informeel overleg te voeren over, onder andere, Soedan en zijn er voortdurend contacten tussen de staven van de twee organisaties. De regering blijft zich actief inzetten voor een verbreding van de formele EU - NAVO agenda door hier in zowel multi- als bilaterale besprekingen aandacht voor te vragen en steeds met nieuwe voorstellen te komen. Zo is Nederland actief bezig het onderwerp civiel-militaire coördinatie in EU - NAVO kader te agenderen, zodat de twee organisaties kunnen profiteren van elkaars ervaring.

In 2005 is een strategisch partnerschap tot stand gekomen tussen de EU en de Afrikaanse Unie (AU). Dit partnerschap bevat ook elementen van samenwerking op veiligheidsgebied. Deze samenwerking vindt reeds plaats in het kader van de EU ondersteuning van operatie AMIS van de AU in Darfur, Soedan, en zal onder andere ook steun voor de op te richten 'African Standby Force' van de AU omvatten.

Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat het EVDB volledig operationeel en sterk in ontwikkeling is. EVDB operaties zijn een belangrijk instrument geworden ter ondersteuning van het GBVB en de doelstellingen van de Europese Veiligheidsstrategie. Nederland levert hieraan een actieve bijdrage, zowel door middel van deelname aan operaties en de nationale capaciteitsopbouw hiervoor, als door middel van deelname aan de beleidsdiscussies tussen de Lidstaten die het EVDB verder versterken, zoals die over civiel-militaire coördinatie en de financiering van het EVDB.

Naast de behaalde resultaten, waaronder in de eerste plaats de missies, zijn er ook een aantal duidelijke punten aan te wijzen waarop verbetering gewenst is. De civiele en militaire capaciteitsprocessen brengen enkele evidente tekorten naar boven. De lessen die tot nu toe zijn geleerd worden onvoldoende meegenomen in de verdere ontwikkeling van nieuwe - met name civiele - EVDB missies en de verbreding van de dialoog met de NAVO komt onvoldoende van de grond. De aandacht van de regering zal zich de komende tijd dan ook vooral richten op een verdere kwalitatieve versterking van het EVDB en het onderhouden van goede relaties met de belangrijkste partners.

De regering hecht er veel belang aan dat het parlement goed op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen rond het EVDB. Deze brief is daar, naast de voortdurende dialoog met de Tweede Kamer ter voorbereiding van de Raad en over deelname aan operaties, een uiting van. Wij hopen u hiermee een goede indruk te hebben gegeven van de stand van zaken op dit moment.

De Minister van Buitenlandse Zaken De Minister van Defensie

Dr B.R. Bot H.G.J. Kamp

Bijlage 1: Onder het EVDB uitgevoerde operaties

Lopende Operaties

EUPM
Sinds 1 januari 2003 is in Bosnië-Herzegovina de 'European Union Police Mission' (EUPM) actief. Deze politiemissie is de opvolger van de Internationale Politiemacht van de VN. Doel van deze missie is om door middel van toezicht, advies en inspectie bij te dragen aan de opbouw van een duurzame politiestructuur in Bosnië-Herzegovina, die voldoet aan de Europese en internationale normen.

Per 1 januari 2006 is het mandaat van EUPM vernieuwd, waarbij de missie is verkleind van een omvang van ruim 800 personen (waarvan 500 internationale politiefunctionarissen) naar 388 personen (waarvan 170 internationale politiefunctionarissen). Deze vervolgmissie heeft een mandaat voor twee jaar en zal zich blijven richten op capaciteitsopbouw van het politieapparaat, met speciale aandacht voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad.

Nederland levert een bijdrage van tien politiefunctionarissen aan de tweede fase van EUPM, waarvan zes civiele politiefunctionarissen en vier functionarissen van de Koninklijke Marechaussee. De Nederlandse bijdrage aan EUPM bestond de eerste drie jaar uit ongeveer dertig mensen per jaar. Ten behoeve van een goede overdracht heeft Nederland zestien van deze functionarissen verlengd van 1 januari 2006 tot uiterlijk eind april 2006.

EUFOR ALTHEA
Sinds 2 december 2004 leidt de EU de militaire operatie ALTHEA in Bosnië-Herzegovina. De operatie wordt uitgevoerd door de EU-troepenmacht EUFOR. EUFOR heeft de stabilisatietaken overgenomen van de NAVO-geleide troepenmacht SFOR en is daarmee verantwoordelijk voor de handhaving van de militaire aspecten van annex 1A van de Dayton-akkoorden: 1) toezicht houden op het staakt het vuren en ontwapening van de voormalige Bosnische strijdkrachten en 2) zorgen voor een veilige omgeving waarin de internationale gemeenschap haar werk kan doen. Ondersteuning van het 'Mission Implementation Plan' van de Hoge Vertegenwoordiger/ EU Speciaal Vertegenwoordiger (HV/EUSV) Schwarz-Schilling (sinds 31 januari 2006 de opvolger van Ashdown) en meer aandacht voor de strijd tegen de georganiseerde misdaad zijn tevens belangrijke aandachtspunten van de missie. Binnen operatie ALTHEA maakt de 'Integrated Police Unit' (IPU) deel uit van de ingezette eenheden.

EUFOR is met dezelfde troepenomvang begonnen als de eindsterkte van de NAVO-troepenmacht SFOR - circa 6000 militairen. De in november 2005 vastgestelde 'mission review' stelt dat deze omvang in ieder geval tot aan de verkiezingen in oktober 2006 moet worden gehandhaafd. Wel wordt de mogelijkheid tot enige reductie via efficiëntiemaatregelen opengehouden.

Nederland levert momenteel een bijdrage van ongeveer 320 militairen aan EUFOR na een efficiëntiemaatregel in mei 2006; hierdoor konden de Nederlandse troepen worden geconcentreerd in de basis in Banja Luka, waardoor de Nederlandse basis in Bugojno kan worden gesloten. Tot mei 2006 bedroeg het aantal Nederlandse troepen 450.

EUPOL Kinshasa
In december 2003 besloot de EU de DRC te assisteren bij het opzetten van een Congolese 'Integrated Police Unit' (IPU). Deze IPU moet bijdragen aan bescherming van bewindslieden en instituties en moet daarmee het binnenlandse veiligheidsapparaat versterken. De EU inzet is begonnen met een trainingsproject van de Europese Commissie dat in januari 2005 opgevolgd werd door EUPOL Kinshasa. Het mandaat van EUPOL Kinshasa is begeleiding van de IPU door middel van toezicht en advies en loopt eind december 2006 af. Gedurende het verkiezingsproces in de DRC (eind juli - eind november 2006) wordt dit mandaat tijdelijk uitgebreid opdat de missie de circa tienduizend politiemensen in Kinshasa die belast zijn met 'crowd and riot control' zo goed mogelijk kan opleiden en adviseren. De missie bestaat uit 23 internationale politiefunctionarissen waaronder -tot eind 2006- twee officieren van de Koninklijke Marechaussee en zes Congolese werknemers. Gedurende de verkiezingen zal de missie tijdelijk uitgebreid worden met maximaal 38 internationale politiefunctionarissen.

EUJUST LEX
Met deze civiele EVDB-missie ten behoeve van de versterking van de Iraakse rechtsstaat stelt de EU zich ten doel ongeveer 800 politiefunctionarissen, onderzoeksrechters en gevangenisdirecteuren op te leiden. De opleidingen vinden plaats buiten Irak en worden aangeboden door diverse EU-Lidstaten. De missie werd per 1 juni 2006 verlengd met 18 maanden na een succesvol verlopen eerste jaar.

Nederland heeft tot dusverre succesvol bijgedragen aan deze missie met drie senior managementcursussen voor in totaal ongeveer honderd Irakezen. Momenteel wordt overwogen op welke wijze Nederland aan de volgende termijn van de missie kan bijdragen. De intentie bestaat dit wederom middels enkele senior managementcursussen te doen. Tevens bestaat de intentie het mandaat te verlengen van de Nederlandse cursuscoördinator die deel uitmaakt van het Coördinatiekantoor EUJUST LEX in Brussel en onlangs tot plaatsvervangend hoofd van de missie is benoemd.

EUSEC DRC
EUSEC DRC is een kleinschalige SSR-missie in de DRC die advies geeft over en assisteert bij het hervormen van de veiligheidssector in de DRC. Het doel is het ondersteunen van de totstandkoming van het nieuwe geïntegreerde Congolese leger (FARDC), waarbij aandacht wordt besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en het respect voor rechtsstaat. Onder de paraplu van EUSEC wordt tevens een project genaamd EUSEC FIN uitgevoerd dat de betaling van soldij aan FARDC soldaten stroomlijnt en transparant maakt, waaraan zes Lidstaten een vrijwillige bijdrage hebben gegeven van in totaal 900.000 euro. Nederland was één van deze Lidstaten en heeft 150.000 euro bijgedragen. Nederland draagt sinds mei 2006 twee functionarissen bij aan dit project en per juli 2006 één hoge functionaris aan de EUSEC missie zelf. De EUSEC missie is op 2 mei 2005 begonnen en heeft een mandaat tot eind juni 2007.

EU-ondersteuningsactie van AMIS II in Darfur, Soedan De EU ondersteunt de Afrikaanse Unie Monitoringsmissie in Soedan (AMIS II) met civiele en militaire middelen. De civiele component bestaat uit ondersteuning van de AU-politie structuren en het trainen van Afrikaanse politiewaarnemers. De militaire component bestaat uit technische ondersteuning en hulp bij planning en logistiek, militaire waarnemers, training en transport. De missie is begonnen op 18 juli 2005. Na afronding van de begin juni gestarte 'Technical Assessment Mission' van de VN ten behoeve van de overname door de VN van de AMIS operatie, zal de EU bezien welke vorm deze steun krijgt in aanloop naar en na deze transitie. Nederland heeft aan deze missie beperkte militaire expertise ter beschikking gesteld ten behoeve van de hoofdkwartieren van AMIS in Addis Abeba (Ethiopië) en El Fasher (Soedan/ Darfur).

Atjeh Monitoring Mission
De Atjeh Monitoringsmissie (AMM) is op 15 september 2005 van start gegaan in Atjeh, Indonesië. De missie moet toezien op naleving van het vredesakkoord tussen de Indonesische regering en de Beweging Vrij Atjeh (GAM) en bestaat uit ruim tweehonderd ongewapende waarnemers. De Indonesische regering en de GAM hebben de EU en vijf Aziatische landen gevraagd deze missie op zich te nemen.

Nederland heeft vanaf het begin van de missie met tien waarnemers deelgenomen. AMM wordt geleid door de Nederlandse vertegenwoordiger van het EU Raadssecretariaat Pieter Feith. De missie, die oorspronkelijk een half jaar zou duren, is verlengd tot 15 september 2006, opdat het werk van de missie tot aan de verkiezingen op Atjeh kan worden voortgezet. Het aantal deelnemers aan de missie is daarbij teruggebracht naar 85 personen, die werken aan de nog resterende taken (o.a. toezicht op de mensenrechtensituatie, re-integratie van GAM-strijders en oplossing van amnestiezaken). Nederland neemt met drie personen aan de verlenging deel.

EU Border Assistance Mission Rafah (EU BAM Rafah)
EU BAM Rafah is gestart op 25 november 2005 nadat Israël en de Palestijnse Autoriteit een akkoord bereikten over de openstelling van de grenzen tussen de Gazastrook en Egypte. Dit akkoord voorziet in een rol voor de EU met betrekking tot waarneming en capaciteitsopbouw van de Palestijnse grenswachten. Openstelling van deze grenzen, die sinds de terugtrekking van de Israëlische troepen uit Gaza vrijwel permanent gesloten zijn geweest, is van groot politiek en economisch belang. Het is een stap in de voortgang van het vredesproces, de eerste keer dat Palestijnen zelf het beheer krijgen over een grenspost en is van belang om het economische herstel van de Gazastrook op gang te brengen.

De missie bestaat op dit moment uit ongeveer tachtig personen en heeft in eerste instantie een mandaat voor een jaar. Nederland neemt met drie personen deel aan deze missie en heeft 250.000 euro bijgedragen aan de opstartkosten.

EUPOL COPPS
EUPOL COPPS is een civiele EVDB-missie voor de Palestijnse Gebieden die zich richt op het ondersteunen van de Palestijnen bij het opzetten van een effectieve en verantwoordelijke politieorganisatie. Dit zal de Palestijnse Autoriteit helpen zelf de verantwoordelijkheid voor vrede, veiligheid en ordehandhaving in de Palestijnse Gebieden op zich te nemen en daarmee te voldoen aan de verplichtingen die de routekaart naar vrede stelt op het gebied van de opbouw van veiligheidsinstituties.

EUPOL COPPS bestaat uit ongeveer 33 ongewapende politiefunctionarissen, voornamelijk afkomstig uit EU-Lidstaten, en richt zich vooral op het ondersteunen van de Palestijnse politie bij het uitvoeren van hun Politie Ontwikkelingsprogramma. De missie heeft geen executieve bevoegdheden. De missie is gestart op 1 januari 2006 voor een periode van drie jaar. Nederland levert geen personele bijdrage aan EUPOL COPPS.

EUFOR RD Congo
Op verzoek van de VN en op basis van VNVR resolutie 1671 besloot de EU op 12 juni tot het starten van een militaire EVDB operatie genaamd EUFOR RD Congo, bestaande uit circa 2000 militairen en een strategische reserve van bataljonsgrootte. Gedurende het verkiezingsproces in de DRC (eind juli - eind november 2006) zullen deze onder EU commando staande troepen zo nodig de VN-vredesmacht MONUC op bepaalde terreinen ondersteunen. Deze verkiezingen vormen het sluitstuk van de in 2003 gestarte transitieperiode in de DRC. Nederland levert drie stafofficieren aan het operationele hoofdkwartier van de operatie in Duitsland en heeft besloten om tevens twee stafofficieren voor het veldhoofdkwartier, een peloton infanteristen en een chirurgisch team bij te dragen aan de in Afrika gelegerde troepen.

Overige activiteiten op aan EVDB gerelateerde gebieden

European Union Border Assistance Mission (EUBAM)
De Europese Commissie is een missie inzake grensbeheer gestart op de grens tussen Moldavië en Oekraïne. De missie heeft tot doel smokkel, mensenhandel en douanefraude door de Moldavische en Oekraïense grensbewaking te helpen voorkomen en douanediensten te adviseren en op te leiden. Deze missie is opgezet in nauwe samenwerking met de EU Speciale Vertegenwoordiger (EUSV) voor Moldavië, de Nederlandse oud-diplomaat Adriaan Jacobovits de Szeged, wiens team voor deze missie versterkt is met drie extra adviseurs. Versterking van de Moldavische en Oekraïense capaciteiten voor grensbewaking kan helpen bij het vinden van een oplossing voor het bevroren conflict inzake Transdjnestrië.

Ook in Georgië is een klein team aan de EUSV toegevoegd met als doel het versterken van de Georgische grensbewakingcapaciteit.

European Union Monitoring Mission (EUMM)
Sinds 1991 is de EUMM actief op de Balkan. Deze waarnemingsmissie richt zich op het waarnemen van ontwikkelingen op politiek en veiligheidsbeleid, grensoverschrijdingen, interetnische aangelegenheden en de terugkeer van vluchtelingen. De waarnemers spelen bovendien een belangrijke rol in lokale, preventieve diplomatie en verlenen steun en advies aan andere internationale organisaties zoals de OVSE en de organisatie van de Hoge Vertegenwoordiger van de VN/EU Schwarz-Schilling Het werkgebied van de EUMM beslaat Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Servië en Montenegro, Albanië en Macedonië.

Nederland levert op dit moment vier van de in totaal ongeveer negentig waarnemers aan de EUMM.

Afgesloten operaties

Concordia
Op 31 maart 2003 ging in Macedonië de militaire operatie Concordia van start. Deze EU-operatie had een omvang van 400 militairen en had als taak bij te dragen aan een stabiele omgeving en de uitvoering van het 'Ohrid Framework Agreement' mogelijk te maken. De missie eindigde op 15 december 2003 en werd opgevolgd door de EU-politiemissie Proxima. De Nederlandse bijdrage aan Concordia bestond uit twee militairen.

Proxima
Op 15 december 2003 ging in Macedonië de EU-politiemissie Proxima van start met een omvang van 200 personen. Door middel van toezicht, advies en inspectie ondersteunde Proxima de Macedonische politie bij de opbouw van een duurzame politiestructuur en de aanpak van georganiseerde misdaad.

Op 15 december 2005 liep het mandaat van Proxima af. De situatie in Macedonië is zodanig verbeterd dat een verlenging van Proxima niet nodig werd geacht. De Europese Commissie heeft tevens een aantal projecten in voorbereiding die voor opvolging van het werk van Proxima zullen zorgen. Om een goede overdracht aan de Commissie te kunnen bewerkstelligen is na afloop van Proxima een team van dertig politieadviseurs (EUPAT) opgericht dat tot half juni 2006 actief is geweest.

Nederland leverde een bijdrage van tien politiefunctionarissen aan Proxima, bestaande uit vier civiele politiefunctionarissen en zes functionarissen van de Koninklijke Marechaussee.

Artemis
Artemis was een militaire operatie in Bunia, DRC die actief was van 12 juni 2003 tot 1 september 2003. Artemis was gebaseerd op een VN-Veiligheidsraadresolutie en overbrugde de periode tot een VN-missie van start kon gaan. Doel van de missie was een stabiele veiligheidssituatie te bereiken en de humanitaire situatie in Bunia te verbeteren. Nederland heeft één functie bemand op het operationele hoofdkwartier in Parijs.

EUJUST Themis
EUJUST Themis was een civiele missie van de EU in Georgië op het gebied van de rechtsstaat. Deze eerste rechtsstaatmissie van de EU had als doel om de Georgische autoriteiten te ondersteunen bij de hervorming van hun rechtssysteem. De missie begon op 16 juli 2004 en duurde één jaar. Nederland heeft één van de tien deelnemers aan deze missie geleverd.

---- --