Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief betreffende verzoek inzake brief van de heer Neerhof te Veenendaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Zuidoost- en Oost-Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |10 juli 2006                        |Behand|R.H. Lek             |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DZO-115/06                          |Telefo|+31 70 348 6098      |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/2                                 |Fax   |+31 70 348 5329      |
|Bijlag|                                    |ruud.lek@minbuza.nl          |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Uw verzoek inzake de brief van de   |                             |
|t     |heer Neerhof te Veenendaal          |                             |
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 31 mei 2006 met kenmerk 06-Buza-B-041 inzake de brief van de heer Neerhof te Veenendaal. Tot op heden heeft de brief van de heer Neerhof aan de Armeense president Kotsjarian mij alleen in kopievorm via uw Kamer bereikt.

In de brief geeft de heer Neerhof aan dat hij zich - naar aanleiding van berichtgeving in de media - zorgen maakt over de persoon Gagik Mirsojan in het bijzonder en de vrijheid van religie voor christenen in Armenië in het algemeen. In de brief vraagt hij of het Ministerie van Buitenlandse Zaken aandacht kan geven aan deze situatie.

Uit openbare bronnen maak ik op dat de heer Mirsojan afkomstig is uit en in hechtenis zit in Nagorno-Karabach. Dit gebied ligt binnen het territorium van Azerbeidzjan maar staat feitelijk onder autonoom (pro-Armeens) bewind. Nagorno-Karabach wordt door Nederland niet erkend als onafhankelijke staat. Mirsojan zou door lokale autoriteiten in hechtenis zijn genomen, op beschuldiging van dienstweigering. Volgens berichten ligt gewetensbezwaar aan zijn weigering ten grondslag.

De brief van de heer Neerhof is geadresseerd aan de president van Armenië. Armeense autoriteiten geven echter officieel aan geen zeggenschap te hebben over hetgeen in Nagorno-Karabach plaatsvindt. Alhoewel met Armenië afspraken zijn gemaakt over grondrechten en burgerrechten binnen de Raad van Europa en er in dat kader inmiddels ook is gezorgd voor een wet op de alternatieve dienstplicht, bestaat die mogelijkheid niet in Nagorno-Karabach.

In Nagorno-Karabach stelt het de facto leiderschap dat zolang het land in een toestand van conflict verkeert, alle dienstplichtigen nodig zijn voor het leger. Voor meer specifieke informatie verwijs ik u naar het algemeen ambtsbericht Armenië van het ministerie van Buitenlandse Zaken uit december 2005, waarin een hoofdstuk is gewijd aan de situatie in Nagorno-Karabach.

Armenië en Azerbeidzjan staan sinds de toetreding tot de Raad van Europa, mede op aandringen van Nederland, onder speciaal toezicht van een subcommissie bestaande uit ambassadeurs van enkele lidstaten van de Raad van Europa (zgn. Ago-groep). Deze groep ziet toe op de uitvoering van eisen die aan Armenië en Azerbeidzjan zijn gesteld, zoals de implementatie van grondrechten en burgervrijheden. Dit toezicht reikt echter niet tot in Nagorno-Karabach.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot


---- --