Gemeente Amsterdam



Amsterdamse onderwijsresultaten in het primair onderwijs 2006

12 juli 2006
-
Voorlichting

Op woensdag 12 juli worden de Amsterdamse onderwijsresultaten in het primair onderwijs gepresenteerd door de Amsterdamse scholen en de gemeente Amsterdam.

Dit jaar gaan ruim 6700 leerlingen in Amsterdam naar het voortgezet onderwijs: 51% van de leerlingen heeft een vmbo-advies, 46% heeft een advies voor havo/vwo en 3% gaat naar het praktijkonderwijs. Het advies van de (basis)school van vertrek is daarbij leidend. Dit advies wordt alom beschouwd als de beste voorspeller van schoolsucces in het voortgezet onderwijs. Daarnaast geldt nog een tweede onafhankelijk gegeven. De Cito-eindtoets of een didactisch onderzoek plus intelligentieonderzoek voor leerlingen met het advies praktijkonderwijs of vmbo met leerwegondersteuning. Deze leerlingen mogen overigens wel deelnemen aan de Cito-toets, maar deelname is niet verplicht, de basisschool bepaalt dit. Voor 21% van de leerlingen geldt dat zij niet verplicht zijn om deel te nemen aan de Cito-toets.

Resultaten Cito-toets

De Amsterdamse Cito-score van 2006 is 536,8, voor Nederland is dat 536. Iets minder dan de helft van de Amsterdamse scholen scoort hoger dan het landelijk gemiddelde. De gemiddelde score per stadsdeel verschilt overigens aanzienlijk.

Naam stadsdeel

Cito-score

% Cito-leerlingen

Geuzenveld/Slotermeer

531,8

67%

De Baarsjes

532,0

76%

Bos en Lommer

533,7

69%

Zuidoost

534,5

70%

Amsterdam-Noord

534,8

72%

Osdorp

535,9

77%

Slotervaart

535,6

79%

Zeeburg

536,1

73%

Oost/Watergraafsmeer

537,5

80%

Westerpark

537,4

77%

Oud-West

539,9

84%

ZuiderAmstel

539,9

87%

Amsterdam Oud Zuid

541,4

87%

Amsterdam-Centrum

541,1

94%

Amsterdam

536,8

79%

De samenstelling van de Amsterdamse bevolking en die van de G4 wijkt sterkt af van die van Nederland. Scholen zijn ingedeeld in zeven schoolscoregroepen op basis van de aanwezigheid van onderwijsachterstandsleerlingen. Hoe meer van deze leerlingen een school heeft, hoe hoger de schoolscore. Voor Nederland geldt dat de meerderheid (80%) van leerlingen op scholen in de schoolscoregroepen 1/2/3 zitten. Voor Amsterdam/G4 geldt het tegenovergestelde: de meerderheid (bijna 60%) van de leerlingen zit in de schoolgroepen 5/6/7. De grootste schoolscoregroep in Amsterdam en de G4 is de schoolscoregroep 7, met 25% van de leerlingen. Landelijk is dit 3,9% en landelijk zonder de G4 bevindt zich slechts 1% van de leerlingen in deze groep.

De lagere scores in een aantal stadsdelen zijn te verklaren, omdat in deze stadsdelen relatief veel scholen met een hoog percentage leerlingen in de categorie onderwijsachterstandsleerlingen vallen. Onder deze categorie vallen leerlingen van wie de ouders een laag opleidingsniveau hebben en waarvan de ouders een andere etnische herkomst hebben. Ook inkomen lijkt een rol te spelen. In stadsdelen met een lagere cito-score wonen relatief veel kinderen van wie de ouders een minimuminkomen hebben.

Ongeveer 40.000 Amsterdamse jongeren groeit op in een huishouden met een minimuminkomen. Dat is 29% van alle jongeren die in de stad wonen. De minimajongeren wonen niet gelijk verdeeld over de stad. In bepaalde buurten aan de rand van de stad zoals de Kolenkit, Slotermeer, de Indische Buurt, Bijlmer Centrum en Oost en Nieuwendam-Noord ligt dit aandeel veel hoger dan in het centrale en zuidelijke deel van Amsterdam.

Kinderen eerst!

Amsterdamse leerlingen die deelnemen aan de Cito-toets scoren gemiddeld hoger dan landelijk. Daartegenover staat dat voor 21% van de leerlingen uit het basisonderwijs in Amsterdam het eindniveau te hoog is. Deze kinderen gaan met een leerachterstand van ten minste anderhalf jaar naar het voortgezet onderwijs.

De wethouder Onderwijs, Ahmed Aboutaleb: "Ik maak mij daar grote zorgen over. Dit percentage moet omlaag. Daarvoor gaan we in de eerste plaats in Amsterdam nu al het nodige doen. Zo zijn in het nieuwe programma Jong Amsterdam concrete afspraken gemaakt met scholen. Voor dit college van B&W staat `kinderen eerst' voorop. Dit betekent dat wij kinderen zo jong mogelijk kansen willen bieden om latere onderwijsachterstand te voorkomen. We hebben samen met de schoolbesturen afspraken gemaakt om de omvang van deze groep terug te dringen. Ook worden de brede scholen en voorscholen in Amsterdam uitgebreid. Kopklassen moeten ervoor zorgen dat jongeren met een goed taalniveau aan het voortgezet onderwijs beginnen. Daarnaast zijn maatregelen in gang gezet zoals het vergroten van ouderbetrokkenheid door middel van taalonderwijs aan de ouders. Ten tweede moeten we in Nederland structureel meer geld in onderwijs investeren zoals onlangs is voorgesteld door het Innovatieplatform in haar Kennisinvesteringsagenda. Het Innovatieplatform is drie jaar geleden ingesteld door premier Balkenende."

Segregatie

De populatie van veel scholen is vaak wel een afspiegeling van de directe omgeving, maar niet een afspiegeling van de stad/Nederland als geheel. Ongeveer de helft van de Amsterdamse schoolbevolking is van allochtone afkomst, geconcentreerd in bepaalde gebieden. Hierdoor is gelijkmatige spreiding moeilijk. Er zijn witte scholen, gemengde scholen en zwarte scholen. Kortweg kan worden gesteld dat `witte scholen' hoger scoren dan `zwarte scholen'. Uit onderzoek is bekend dat bij een gemengde samenstelling leerlingen met een achterstand zich kunnen optrekken aan de betere leerlingen. Bij teveel achterstands­ kinderen in een groep gaat dit verschijnsel niet meer op. In Amsterdam blijkt dat op scholen met tot maximaal 50% veelal allochtone achterstandskinderen de schoolprestaties nauwelijks verschillen van scholen met weinig achterstandskinderen. Worden deze resultaten vergeleken met scholen met meer achterstandsleerlingen, dan is het opvallend dat die scholen aanzienlijk lager scoren.