Rechtbank Haarlem


Oplichting of civielrechtelijke wanprestatie?

19 juli - De meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht heeft uitspraak gedaan in de zaak van een 49-jarige man, die verdacht werd van oplichting en verduistering. De man voerde met zijn bedrijf onder andere kleine verbouwingen en verhuizingen uit.

Het is in deze zaak tot een strafrechtelijke procedure gekomen nadat een aangever, die zich benadeeld voelde door verdachte en van de politie te horen had gekregen dat het hier een civiele zaak zou betreffen, het TROS-programma 'Opgelicht' had benaderd. Naar aanleiding van uitzendingen van dit programma hebben verschillende mensen aangifte gedaan wegens oplichting. De man stond daardoor terecht voor 23 feiten.

De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen of hier sprake was van strafbare oplichting:

"Van strafbare oplichting kan alleen worden gesproken als men het oogmerk heeft om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, en daardoor iemand beweegt tot de afgifte van â kort en zakelijk gezegd - goed of geld.

Niet bewezen kan worden dat verdachte in enige tenlastegelegde zaak een valse naam heeft gebruikt, een listige kunstgreep heeft toegepast ("een trucje heeft uitgehaald") of aangevers opzettelijke dooreengeweven onwaarheden heeft verteld ("een samenweefsel van verdichtsels")."

Ook vond de rechtbank niet bewezen dat de verdachte de valse hoedanigheid van bonafide ondernemer / klusjesman / huurder / verkoper heeft aangenomen.

Op de zitting is gebleken dat verdachte in géén van de gevallen, waarin hem oplichting verweten werd, helemaal niets had gepresteerd. Hooguit kan gezegd worden dat hij niet (altijd) (geheel) had voldaan aan zijn verplichtingen, waardoor er sprake was van wanprestatie.

"Niet iedere gepleegde wanprestatie kan worden aangemerkt als oplichting. Zelfs niet als die wanprestatie willens en wetens wordt gepleegd. Ontbreken de kwade trouw versterkende omstandigheden en is er dus in wezen slechts sprake van een enkele (al dan niet stilzwijgende) leugen, dan is dat in beginsel onvoldoende om te kunnen concluderen tot een valse hoedanigheid. Het gebezigde oplichtingsmiddel moet van dien aard zijn, dat ook de burger die de normale, in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke voorzorgsmaatregelen in acht neemt, de dupe kan worden. Daarom is het enkele feit, dat verdachte zich heeft gepresenteerd als bonafide ondernemer / klusjesman / huurder / verkoper, maar - in de visie van de aangevers - niet heeft gedaan wat hij had beloofd, onvoldoende om te kunnen concluderen dat verdachte dus een valse hoedanigheid heeft aangenomen.

Om daarvan wel te kunnen spreken, is méér vereist. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het afsluiten van overeenkomsten en het daarbij bedingen van voorschotbetalingen door iemand die van meet af aan niet van plan is ook maar enige prestatie te verrichten. Daarnaast kan het bedrieglijk gebruik maken van een bepaald bestaand (maatschappelijk) verwachtingspatroon onder omstandigheden een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 Wetboek van Strafrecht opleveren.
Zulke bijkomende omstandigheden zijn echter niet komen vast te staan."

De rechtbank heeft de man daarom vrijgesproken van 22 van de 23 feiten. Slechts in één geval heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering. Daarvoor heeft hij een maand gevangenisstraf gekregen.

LJ Nummer

AY4311

Bron: Rechtbank Utrecht
Datum actualiteit: 19 juli 2006 Naar boven