Provincie Overijssel

Lintjes voor Hongaarse rechters

Sinds 1996 bestaat uitwisseling over de betekenis van rechtspraak voor de burger tussen Nederland en Hongarije. Zo heeft op woensdagmiddag 19 juli jl. een delegatie Hongaarse rechters de praktijk van de handhaving van milieuvoorschriften in de provincie Overijssel leren kennen. Specialisten van Openbaar Ministerie en Provincie lichtten in het gerechtsgebouw te Zwolle de opsporing en handhaving toe. Economisch politierechter mr. drs. H.F.J.M. Schröder schetste de achtergrond van de Nederlandse wet- en regelgeving. Daaruit ontstond een dialoog, zoals de afgelopen 10 jaar gebeurde op tal van onderwerpen in de rechtspraak.

Volgens de president van de rechtbank Zwolle-Lelystad, mr. E.A. Maan verrijkt het samenwerkingsverband met rechtbanken als die van Csongràd, Bàcs-Kiskun en Pést ons denken over het recht in de samenleving. Nadat in 1995 het eerste contact was gelegd heeft mr. Maan op verzoek van de Raad van Europa de twinning in 1996 gestart. In de loop der jaren groeide dat uit tot betrokkenheid van tientallen professionals in Nederland en Hongarije. De Raad voor de rechtspraak heeft intussen het European Network of Judicial Councils opgericht en de presidentenvergadering bezoekt jaarlijks één van de Europese hoofdsteden voor verbindingen met Europese collegaâs. Mr. Maan zei dat het hem verheugt dat de Raad voor de Rechtspraak intussen actief beleid voert om niet alleen op institutioneel vlak, maar ook op persoonlijk vlak het onderlinge vertrouwen te versterken. Zwolle-Lelystad was richtinggevend voor het interpersoonlijke karakter van twinnings als die met Hongarije. De Hongaarse en Nederlandse collegaâs hielden elkaar de spiegel voor en stimuleerden elkaar tot reflectie, niet alleen op hoe recht gepleegd wordt, maar ook waarom dat in de specifieke culturele context zo gedaan wordt. Daar hoorde voor Nederlanders bijvoorbeeld de kennismaking met de participatie van leken in de rechtspraak in Hongarije bij.

Drie Hongaarse rechters die een groot aandeel hebben geleverd in het uitwisselingsprogramma zijn daarvoor tot hun grote verrassing koninklijk onderscheiden. Mevrouw dr. Czene Klara, de heer dr. Bodóczky Làszló en mevrouw dr. Szelényiné Erzsébet werden ieder door Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden benoemd tot Officier in de Orde van Oranje- Nassau.

Mr. G.J. Jansen, Commissaris van de Koningin in de provincie Overijssel, maakte dit tijdens de jubileumviering bekend en reikte de versierselen uit die aan de onderscheidingen zijn verbonden. Hij memoreerde dat de drie decorandi vanaf het begin zijn betrokken bij de opzet en invulling van het uitwisselingsprogramma, dat âmede van betekenis wordt geacht voor de gerechtelijke samenwerking in Europa en voor de Nederlandse belangen op het gebied van de rechtspraakâ.

In zijn toespraak constateerde de heer Jansen dat er niet alleen in de rechtspraak sprake is van âEuropeaniseringâ maar op tal van maatschappelijke terreinen. De provincie Overijssel werkt grensoverschrijdend samen met Duitsland en heeft samenwerkingprojecten op touw gezet met een vijftal Europese regioâs (in Letland, Roemenie en Polen) onder andere op het gebied van bedrijfssamenwerking, onderwijs & onderzoek en het waterbeheer.

Ook persoonlijk heeft de heer Jansen een brede ervaring met samenwerken op Europese schaal. Als toenmalig directeur-generaal bij het ministerie van Binnenlandse Zaken onderhield hij in de jaren negentig nauwe contacten met Hongarije over de praktische uitwerking van het ontwikkelen van een democratische rechtsstaat, waaronder het ontwerpen van een gemeentewet.

Hongaarse en andere regioâs uit de 25 Europese lidstaten ontmoet de heer Jansen regelmatig als voorzitter van de Nederlandse delegatie naar het Comité van de Regioâs te Brussel; een adviescommissie van de lagere overheden. De vertegenwoordigers van de Europese regioâs behartigen hierin de (juridische) belangen van provincies en gemeenten, met name op het gebied van Europese wet-en regelgeving, die zij zelf uiteindelijk moeten uitvoeren. âSamenwerking komt de ontwikkeling en uitvoering van het beleid aantoonbaar ten goedeâ, aldus Jansen, âen heeft daarom een grote maatschappelijke betekenisâ.