FNV Bouw

Bouw stapt langzaam af van collectieve vakantie

Als het aan FNV Bouw lag, was de collectieve 'bouwvak' allang tussen de oren weg. Maar het cultuurverschijnsel dat bouw- en timmerbedrijven in de zomer drie weken sluiten, blijkt een hardnekkig leven te leiden. Weliswaar zijn de aangegeven datums van de werkgeversorganisatie slechts een advies, toch denkt bijna heel Nederland dat er op dit moment niet gebouwd kan worden. Zo komen journalisten langs bouwplaatsen in vol bedrijf en vragen verbaasd waarom daar gewerkt wordt.

Een citaat uit De Gelderlander van 27 juli 2006: "Denk je dat we zwartwerken of zo", vraagt een bezwete, gebronsde bouwvakkers achterdochtig. "Wij werken gewoon door. Dit project moet af. Maandag wordt beton gestort en dus hebben we haast."

Aannemers die de oplevering zien naderen, hebben er natuurlijk alle belang bij om zo'n bouwplaats te laten doordraaien. Andersom vindt FNV Bouw dat werknemers volop recht hebben om zelf het tijdstip van hun vakantie te bepalen. Zeker nu steeds meer gezinnen uit tweeverdieners bestaan en de partner van de bouwvakker zich lang niet altijd kan aanpassen. Voor veel stellen is het bovendien zonde van het geld om in de 'dure tijd' met vakantie te gaan, als het ook nog overvol is op veel reisbestemmingen. Niet iedereen heeft immers schoolgaande kinderen.

FNV Bouw juicht het dan ook toe wanneer in goed overleg tussen werknemers en werkgever iedere werknemer op zijn eigen tijdstip vakantie opneemt. Even ter herinnering: al in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw verdween de 'collectieve bouwvakvakantie' uit de CAO. De bouwvak bestaat niet! Ook goed om te weten: iedereen mag buiten de bedrijfssluiting drie weken vakantie opnemen, mits daarvoor voldoende dagen overblijven: 'Indien een werknemer verplicht is deel te nemen aan een in de onderneming vastgestelde collectieve bedrijfssluiting, krijgt hij daarnaast recht op een aaneengesloten vakantie van drie weken, als hij beschikt over voldoende vakantie- en roostervrije dagen', zegt de CAO voor de bouwnijverheid in artikel 23a lid 7 sub d.