Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Timmermans over de openbare raadpleging van de Europese Commissie inzake het gebruik van mobieltjes door kinderen. Deze vragen werden ingezonden op 28 juli 2006 met als kenmerk 2050617040.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Timmermans (PvdA) over de openbare raadpleging van de Europese Commissie inzake het gebruik van mobieltjes door kinderen.

Vraag 1
Kent u de openbare raadpleging die de Europese Commissie is gestart om inzicht te krijgen in het gebruik van mobieltjes door kinderen, met als doel te weten te komen welke risico's kinderen hierbij lopen? Zo ja, kunt u berichten op welke in de Europese verdragen genoemde bevoegdheid van de Europese Commissie, de EU of de EG deze openbare raadpleging is gebaseerd? Kunt u tevens berichten welke kosten met deze raadpleging zijn gemoeid en uit welk begrotingshoofdstuk deze kosten worden betaald?

Antwoord
Ja. De openbare raadpleging vloeit voort uit het 'Safer Internet Plus' programma, dat op 11 mei 2005 door het Europees Parlement en de Raad is vastgesteld (854/2005/EG) en zijn rechtsbasis vindt in art. 153 lid 2 EG (bijdrage Gemeenschap inzake consumentenbescherming). Een korte beschrijving van het programma is opgenomen in paragraaf 4.7.2. van de jongste Staat van de Unie (Kamerstuk 2005/6, 30303, nr.1). De kosten van deze specifieke raadpleging zijn mij niet bekend, maar in de begroting 2006 van de Europese Gemeenschappen wordt onder artikel 09 01 04 04 een bedrag van 360.000 euro aan de Commissie toegekend voor het verrichten van administratieve uitgaven ten behoeve van het 'Safer Internet Plus' programma.

Vraag 2
Deelt u de mening dat de bescherming van minderjarigen eerst en vooral een verantwoordelijkheid is van de nationale overheid en dat de Europese Unie weliswaar regels opstelt die de veiligheid van producten moeten garanderen, maar geen bevoegdheden heeft op het vlak van de risico's die kinderen zouden kunnen lopen bij het gebruik van mobieltjes?

Antwoord
Ja, vanuit het oogpunt van subsidiariteit is dit inderdaad met name primair een verantwoordelijkheid van nationale overheden. Het is wel zo dat het communautaire wetgevingskader daaraan aanvullend regels omvat voor on line-diensten om problemen op het gebied van digitale inhoud het hoofd te kunnen bieden. Het betreft hier onder meer de ongevraagde commerciële e-mail in de Richtlijn over privacy en elektronische communicatie en de aansprakelijkheid van als tussenpersonen optredende dienstenleveranciers in de Richtlijn inzake elektronische handel. Ook gaat het om aanbevelingen voor de lidstaten, het bedrijfsleven en andere betrokken partijen inzake de bescherming van minderjarigen, zoals vastgelegd in de Aanbeveling van het Europese Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten (Aanbeveling 98/560/EG).

Vanuit deze achtergrond hebben het Europese Parlement en de Raad in 1999 een communautair meerjarenprogramma vastgesteld ter bevordering van het veiliger gebruik van het internet en nieuwe on line-technologieën, dat in 2005 werd opgevolgd door 'Safer Internet Plus' met een looptijd tot en met 2008.

Vraag 3
Deelt u tevens de mening dat het voorkomen van een te hoge telefoonrekening ook bepaald geen Europese taak is? Zo ja, bent u bereid, zo mogelijk via de Raad van Ministers, de Europese Commissie erop te wijzen dat zij met deze openbare raadpleging haar bevoegdheden te buiten gaat en dat zij er beter aan zou doen zich te concentreren op die taken die haar krachtens de verdragen zijn opgedragen? Bent u tevens bereid de Commissie er met nadruk op te wijzen dat het besteden van belastinggeld voor zaken die niet tot de bevoegdheden van de EU behoren zo niet onrechtmatig, dan toch ondoelmatig is?

Antwoord
Neen. Het beschermen van consumenten die openbare elektronische communicatiediensten afnemen is onderdeel van het geharmoniseerde Europese regelgevende kader voor de elektronische communicatiesector. Het voorkomen dat een consument onverwachts geconfronteerd wordt met een hoge telefoonrekening, behoort daar eveneens toe. In dit verband is artikel 10 lid 2 van de de Universele dienstenrichtlijn (Richtlijn 2002/22/EG) van belang. In dit artikel is bepaald dat een onderneming die verplicht is de zogeheten universele telefoondienst aan te bieden, voldoende inzicht moet kunnen hebben in (de ontwikkeling van) de telefoonkosten van consumenten. Het voorkomen van hoge telefoonrekeningen is daarmee op hoofdlijnen een zaak die de Gemeenschap aangaat. Wel stel ik mij op het standpunt dat de uitwerking van maatregelen een nationale zaak is. Overigens wordt momenteel het Europese regelgevende kader herzien. Tegen deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat de Europese Commissie nader onderzoek doet.

Vraag 4
Kent u het 'Safer Internet' programma van de Europese Commissie, dat tot doel heeft de strijd aan te binden met illegale en schadelijke inhoud van het internet en dat mede als basis dient voor de genoemde openbare raadpleging? Wordt in de periode 2005-2008 hieraan 45 miljoen euro uitgegeven?

Antwoord
Ja, zie antwoord op vraag 1. Het Europees Parlement en de Raad hebben voor de periode 2005-2008 een bedrag van 45 miljoen euro gereserveerd. Of dit daadwerkelijk zal worden uitgegeven, valt moeilijk te voorspellen en zal afhangen van de jaarlijkse toekenning door de Begrotingsautoriteit. Vraag 5
Kunt u uiteenzetten op basis van welke in de Europese verdragen genoemde bevoegdheid de Europese Commissie dit programma heeft opgezet? Bent u het met de Commissie eens dat het hier een Europese bevoegdheid betreft? Zo ja, waarom? Zo neen, bent u bereid dit tevens aan de orde te stellen, zodat de Commissie zich houdt aan de in de Verdragen genoemde bevoegdheden?

Antwoord
Zie antwoord op vraag 1. De basis vormt artikel 153 lid 2 EG.

Zie antwoord op vraag 2. Het communautaire meerjarenprogramma is vastgesteld tot en met 2008. Bij een eventuele verlenging van dit programma na 2008 zal er er wat mij betreft sprake moeten zijn van een duidelijke bevoegdheidsafbakening op het gebied van consumentenbescherming tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de lidstaten anderzijds, mede vanuit het oogpunt van subsidiariteit.

Vraag 6
Welke concrete en meetbare resultaten heeft het 'Safer Internet' programma voor de Europese burgers opgeleverd? Heeft het programma enige relevantie voor wet- en regelgeving, dan wel zelfregulering op nationaal vlak? Zo ja, welke concrete voordelen levert het de nationale overheid op? Zo neen, welke waarde kan dan worden gehecht aan het programma en is er dan geen sprake van verspilling van belastingmiddelen?

Antwoord
De toegevoegde waarde van het programma zit vooral in de samenwerking op het gebied van bewustwording en - in beperktere mate - onderzoek. De vier pijlers van het 'Safer Internet' programma betreffen de ontwikkeling van zogenaamde 'hotlines' en meldpunten, het ontwikkelen en verspreiden van 'best practices' en gedragsregels, de ontwikkeling van filtersystemen en, als laatste punt, bewustwordingsactiviteiten. Vanuit deze punten draagt het programma concreet bij aan ontwikkelingen op nationaal niveau, waaronder initiatieven op het gebied van zelfregulering. Omgekeerd kan door het programma optimaal worden geprofiteerd van ervaringen elders in Europa en kunnen leermethoden, promotiemateriaal, gedragsregels en organisatiemodellen ter bestrijding van onder meer kinderporno verder worden ontwikkeld. Tevens wordt de vorming van een effectief internationaal netwerk bevorderd.


---- --