Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

`s -Gravenhage, 25 augustus 2006

Directie Arbeidsverhoudingen
Nr. AV/IR/2006/66661

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging
van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
ter bevordering van de naleving van deze wet middels
de invoering van bestuursrechtelijke handhaving

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van
3 juli 2006, no. 06.002313, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermeld voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd op 28 juli 2006, no. W12.06.0241/IV, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State heeft in overweging gegeven het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dan nadat met het advies rekening is gehouden. De opmerkingen van de Raad zijn als volgt verwerkt.


1. Aanleiding tot en doelstelling van het voorstel De Raad van State adviseert in de memorie van toelichting uiteen te zetten waarom bij onderbetaling doorgaans geen actie wordt ondernomen om de onderbetaling ongedaan te maken. Zonder een dergelijke uiteenzetting is het volgens de Raad niet duidelijk of maatregelen die minder ingrijpend zijn dan de thans voorgestelde, zoals betere informatievoorziening aan werknemers over hun rechten ten aanzien van het minimumloon er in voldoende mate toe kunnen leiden dat (organisaties van) werknemers en werkgevers hun verantwoordelijkheid nemen en voor een goede naleving zorg dragen.

De memorie van toelichting is conform het advies van de Raad op dit punt aangevuld.

Voort is het volgens de Raad het zonder nadere motivering niet duidelijk waarom het eigen initiatief van werknemers, die zich Aan de Koningin desgewenst kunnen laten bijstaan door hun vakvereniging, niet toereikend wordt geacht voor de naleving en de handhaving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) nu

werknemers uit de Midden- en Oost-Europese landen (MOE
landen) zich op de Nederlandse arbeidsmarkt kunnen aandienen.

Ook op dit punt is de memorie van toelichting aangevuld.

De Raad adviseert nader toe te lichten waarop de
veronderstelling gebaseerd is dat de Arbeidsinspectie (AI) bij de voorgestelde bestuursrechtelijke handhaving geen extra
capaciteit behoeft. De Raad acht het mede gelet op de last onder
dwangsom aannemelijk dat de activiteiten van de AI in de sfeer
van handhaving van de WML aanzienlijk zullen toenemen. Bij
gelijk blijven van de bestaande capaciteit zal dit tot een
herprioritering binnen de taken van de AI moeten leiden: de Raad
constateert dat de memorie van toelichting hierop niet ingaat.
Verder verzoekt de Raad aan te geven waarom de
toezichtactiviteiten in het kader van de WML zullen worden
ingebouwd in de controles op de naleving van de Wet arbeid
vreemdelingen (Wav) en aan te geven of de sectoren en
categorieën werknemers die genoemd worden in het rapport
`Werknemers met een bruto-loon op en onder het wettelijk
minimumloon in 2001' tevens bijzondere aandacht krijgen bij de
handhaving van de Wav.

De AI zet haar capaciteit in op basis van risicoanalyse en
controleert vooral in die sectoren waar het risico het grootst is. Een van de belangrijkste risico-indicatoren bij de Wav controles
is laagbetaalde arbeid. Er bestaat een sterke samenhang tussen
illegale tewerkstelling en onderbetaling. De sectoren waar
onderbetaling voorkomt, zoals blijkt uit het rapport "Werknemers
met een brutoloon op en onder het wettelijk minimumloon in
2004", vooral de sectoren detailhandel, reparatiebedrijven,
horeca en landbouw, zijn ook sectoren met een verhoogd risico
op illegale tewerkstelling. Het aandeel werknemers uit MOE
landen bedraagt ongeveer 40% van het totaal aantal door de AI
aangetroffen illegaal tewerkgestelden. Wanneer deze
werknemers vrij zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt, kan de
vrijgekomen capaciteit worden ingezet voor WML controles.
Voor het opleggen van een last onder dwangsom heeft de AI
vooralsnog geen extra capaciteit gereserveerd. De last onder
dwangsom wordt pas opgelegd een maand nadat de
onderbetaling is geconstateerd. Naar verwachting zal het
merendeel van de werkgevers binnen deze maand alsnog aan zijn
verplichtingen voldoen. WML controles hoeven dan ook niet ten
koste te gaan van de handhaving van meer prioritaire aspecten
van arbeidsrelaties.


2. Afschaffing van het verband tussen het wettelijke
minimummaandloon en de normale arbeidsduur
De Raad is kritisch wat betreft de aankondiging dat de
introductie van de bestuursrechtelijke handhaving van de WML
2

gepaard gaat met een aantal wijzigingen dat ziet op invoering van een wettelijk minimumuurloon. Het wettelijke minimummaandloon is dan niet langer gerelateerd aan de normale arbeidsduur, oftewel de arbeidsduur die in overeenkomstige arbeidsverhoudingen in de regel geacht wordt een volledige dienstbetrekking te vormen. In plaats daarvan zal artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bepalen dat het wettelijke minimummaandloon betrekking heeft op een arbeidsduur van 40 uren. De Raad stelt daar een aantal vragen bij gelet op de betekenis die de wettelijke bescherming van het minimumloon heeft.

Hoewel in het kabinetsstandpunt `Werknemersverkeer nieuwe EU-lidstaten' als flankerend beleid onder meer de introductie van een bestuurlijke boete WML, gecombineerd met de invoering van een minimumuurloon is opgenomen, is naar aanleiding van het bovenstaande commentaar van de Raad en het eerdere afwijzende advies van de Stichting van de Arbeid van 15 juni