Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid
Divisie Klinische Methoden en Public Health
Academisch Medisch Centrum
Universiteit van Amsterdam
Signaleringsrapport
Beroepsziekten '06
Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid
Divisie Klinische Methoden en Public Health
Academisch Medisch Centrum
Universiteit van Amsterdam
Signaleringsrapport
Beroepsziekten '06
Auteurs
Dick Spreeuwers
Paul Kuijer
Karen Nieuwenhuijsen
Jan Bakker
Teake Pal
Bas Sorgdrager
Gert van der Laan
Harry Stinis
Teus Brand
Jerzy Gryglicki
Statistiek
Ingrid Braam
Marloes van Beurden
Literatuur Alerts
Gonnie Zweerman
Redactie
Dick Spreeuwers
Teake Pal
Gert van der Laan
Eindredactie
Annet Lenderink
Bureauredactie
Yvonne Bulten
Met dank aan
Referenten (zie pagina 126)
In dit Signaleringsrapport worden in elk hoofdstuk diverse signalen gegeven die relevant zijn voor het
beleid over en de uitvoering van preventie, diagnostiek en behandeling van beroepsziekten.
Een aantal van deze signalen zou volgens het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) hoge pri-
oriteit moeten krijgen in het beleid en de activiteiten van overheid, arbodiensten en bedrijven. Het NCvB
komt tot vier signalen met hoge prioriteit ofwel alerts.
AAA Arbozorg begint al tijdens de beroepsopleiding
Leerlingen, studenten en stagiaires staan vaak bloot aan dezelfde risico's als werkenden. Waarschijnlijk
bestaat er in diverse situaties zelfs een hoger risico door onervarenheid. Toch geniet deze kwetsbare groep
vaak onvoldoende arbeidsbescherming. Zo is het aantal werkgerelateerde luchtwegklachten in beroepsop-
leidingen relatief hoog en is voor leerlingen in de verzorging en verpleging vaccinatie voor hepatitis B lang
niet altijd geregeld.
AAA Wetenschappelijke onderbouwing voor zero tolerance voor intimidatie en geweld
Werknemers in bijvoorbeeld de gezondheidszorg lopen een aanzienlijk risico om in aanraking te komen met
verbaal en fysiek geweld. Geweld en intimidatie kunnen leiden tot psychische klachten bij medewerkers,
(langdurig) ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Er is inmiddels wetenschappelijk bewijs dat een zero
tolerance beleid en duidelijkheid over welke gedragingen niet getolereerd worden, essentieel zijn voor suc-
cesvolle preventie van geweld en intimidatie. In veel bedrijven en organisaties ontbreekt het echter nog aan
een dergelijk beleid.
AAA Arbozorg rond zwangerschap en conceptie richten op zowel man als vrouw
Naast risico's voor de moeder kan ook blootstelling van de vader vóór de conceptie aan bijvoorbeeld oplos-
middelen, pesticiden, metalen of straling negatieve effecten hebben voor de vruchtbaarheid en de zwanger-
schapsuitkomst. Absoluut gezien zijn fysieke en psychomentale factoren in het werk vaker de oorzaak van
negatieve zwangerschapsuitkomsten dan chemische factoren. De gevolgen van de laatste kunnen echter wel
ernstiger zijn. Zowel het werk van de man als van de vrouw verdient aandacht bij de advisering rond zwan-
gerschap en conceptie.
AAA Slechte arbeidsomstandigheden aan de onderkant van de arbeidsmarkt
De dalende trend die waarneembaar is in het aantal meldingen van bepaalde beroepsziekten kan toege-
schreven worden aan verbeteringen van de arbeidsomstandigheden. Dit geldt echter niet voor de gehele
arbeidsmarkt. Het NCvB wordt ook nu nog geconfronteerd met ernstige gevallen van beroepsziekten door
arbeidsomstandigheden, die gelet op de huidige regelgeving niet meer voor zouden mogen komen. Zij
doen zich voor aan de `onderkant' van de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld bij bepaalde schoonmaak- en spuit-
werkzaamheden), die zich onttrekt aan het zicht van de arbozorg.
Inleiding 6
1 Doel en Methoden van informatieverzameling en -analyse 8
1.1 Nationale Registratie Beroepsziekten 10
1.2 Peilstations 10
1.3 Expertgroepen en expertnetwerken 11
1.4 Literatuuronderzoek: databestanden en websites 11
1.5 Helpdesk informatie 12
2 Beroepsziekten algemeen 13
2.1 Definities 14
2.2 Registratie van beroepsziekten 14
2.3 Ziekte door werk 16
2.4 (Inter)nationale gegevens en vergelijking 18
2.5 Maatschappelijke ontwikkelingen 19
2.6 Conclusies 20
3 Aandoeningen van houding- en bewegingsapparaat 21
3.1 Omschrijving aandoeningen houding- en bewegingsapparaat 22
3.2 Omvang van de problematiek 22
3.3 (Inter)nationale gegevens en vergelijking 25
3.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 26
3.5 Conclusies 28
4 Psychische aandoeningen 29
4.1 Omschrijving psychische aandoeningen 30
Inhoud 4.2 Omvang van de problematiek 30
4.3 (Inter)nationale gegevens en vergelijking 33
4.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 35
4.5 Conclusies 37
5 Huidaandoeningen 38
5.1 Omschrijving beroepshuidaandoeningen 39
5.2 Omvang van de problematiek 39
5.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 44
5.4 Conclusies 47
6 Long- en luchtwegaandoeningen 48
6.1 Omschrijving long- en luchtwegaandoeningen 49
6.2 Omvang van de problematiek 49
6.3 (Inter)nationale gegevens 51
6.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 53
6.5 Conclusies 55
7 Beroepsslechthorendheid 57
7.1 Omschrijving gehooraandoeningen 58
7.2 Omvang van de problematiek 58
7.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 59
7.4 Conclusies 62
8 Neurologische aandoeningen 63
8.1 Omschrijving neurologische aandoeningen 64
8.2 Omvang van de problematiek 64
8.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 66
8.4 Conclusies 68
9 Beroepsinfectieziekten 69
9.1 Omschrijving beroepsinfectieziekten 70
9.2 Omvang van de problematiek 70
9.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 72
9.4 Conclusies 75
10 Kanker 76
10.1 Omschrijving aandoeningen 77
10.2 Omvang van de problematiek 77
10.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 78
10.4 Conclusies 80
11 Reproductiestoornissen 81
11.1 Omschrijving reproductiestoornissen 82
11.2 Omvang van de problematiek 82
11.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen 83
11.4 Conclusies 87
12 Overige aandoeningen 89
12.1 Hart- en vaataandoeningen 90
12.2 Oogaandoeningen 91
12.3 Auto-immuun aandoeningen 93
12.4 Conclusies 93
13 Beroepsziekten in de agrarische sector 95
13.1 Arbozorg in de agrarische sector 96
13.2 Gezondheidsrisico's en beroepsziekten in de agrarische sector 97
13.3 Conclusies 102
14 Samenvatting en conclusies 103
14.1 Rapport in het kort 104
14.2 Alerts 108
15 Summary and conclusions 109
15.1 Report in brief 110
15.2 Alerts 114
Literatuur 115
Bijlagen 125
Referenten 126
Verantwoording gebruikte cijfers 127
Internetadressen 128
6 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Inleiding
7 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt
het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten jaarlijks het Signaleringsrap-
port Beroepsziekten op.
Het rapport biedt een overzicht van het vóórkomen en de verspreiding van
beroepsziekten in ons land en van de trends die hierin optreden. Daarnaast
beschrijft het nieuwe wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikke-
lingen in preventie, (vroeg)diagnostiek, behandeling en re-integratie bij
beroepsziekten.
Een belangrijk doel van dit rapport is tevens het afgeven van signalen
over beroepsziekten aan beleidsmakers en aan arboprofessionals in het
veld. Het gaat om signalen over (nieuwe) beroepsziekten of oorzaken van
beroepsziekten en signalen over knelpunten in de preventie en zorg rondom
beroepsziekten.
In de conclusies aan het slot van ieder hoofdstuk worden de belangrijkste
punten uit het betreffende hoofdstuk vermeld. Deze conclusies kunnen
betrekking hebben op signalen over nieuwe beroepsziekten of nieuwe
oorzaken, belangwekkende trends in het vóórkomen van aandoeningen of
nieuwe ontwikkelingen in preventie of zorg.
De belangrijkste conclusies worden weergegeven als `Alerts' en vormen
aangrijpingspunten voor preventief beleid.
Inhoud van het rapport
In het eerste hoofdstuk wordt een verantwoording gegeven van de metho-
dologie die aan het Signaleringsrapport ten grondslag ligt. Het hoofdstuk
beschrijft op welke wijze het materiaal verzameld wordt. Hoofdstuk 2 gaat
in op beroepsziekten in algemene zin, waarbij met name de resultaten van
de Nationale Registratie Beroepsziekten worden weergegeven. In de meer
gespecialiseerde hoofdstukken daarna worden verschillende categorieën
beroepsziekten behandeld met als afsluiting een hoofdstuk met een aantal
overige aandoeningen.
Sinds het Signaleringsrapport Beroepsziekten 2002 wordt ieder jaar een
hoofdstuk gewijd aan beroepsziekten in een bepaalde sector. De afgelopen
jaren zijn respectievelijk de volgende sectoren aan de orde geweest: de
bouwnijverheid, de gezondheids- en welzijnssector, de grafimedia en de
voeding- en genotmiddelenindustrie. Dit jaar wordt nader ingegaan op de
agrarische sector.
Netwerk
Het NCvB onderhoudt een uitgebreid netwerk van experts in binnen- en bui-
tenland. Bij het tot stand komen van dit rapport is gebruik gemaakt van de
adviezen en commentaren van vele experts in ons netwerk.
8 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
1 Doel en Methoden van
informatieverzameling en -analyse
9 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Welke informatie levert het Signaleringsrapport beroepsziekten?
Het Signaleringsrapport heeft als doel relevante informatie te bieden voor
beleid en praktijk.
Het wil een overzicht geven van het vóórkomen van beroepsziekten en de
verspreiding in sectoren en beroepen. Waar mogelijk worden sociaaldemo-
grafische kenmerken van de verspreiding van beroepsziekten weergegeven
en wordt ingegaan op trends (monitor-functie).
Het Signaleringsrapport heeft ook een signaal- of alert-functie. Alerts zijn
punten waarvan het NCvB het essentieel vindt dat professionals en beleids-
makers ervan op de hoogte zijn, zodat men in staat is erop in te spelen.
Alerts kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op nieuwe ziekten, nieuwe
risico's of op knelpunten in de zorg aan werknemers met beroepsziekten.
De onderstaande figuur geeft het signaleringsproces in schema weer. In
dit signaleringsproces kunnen worden onderscheiden: de informatiever-
zameling, de analyse en interpretatie en de kennisverspreiding. Het NCvB
maakt gebruik van diverse methoden van informatieverzameling zoals de
Nationale Registratie Beroepsziekten, peilstations, netwerken van experts,
literatuur en informatie uit de helpdesk.
Figuur 1.1 Schema van de alert-functie van het NCvB
Methoden van informatieverzameling en -analyse
Het NCvB benoemt ieder jaar enkele signalen die naar aar idee speci-
---
ale aandacht verdienen van werkgevers en werknemers, de overheid en
arboprofessionals. Het NCvB hanteert de volgende procedure voor het tot
stand komen van deze alerts. Na kennisname van de cijfers en studie van
de recente literatuur geven de beroepsziektespecialisten van het NCvB in
een brainstormbijeenkomst aan wat volgens hen de belangrijkste signalen
zijn. Deze signalen worden gewaardeerd door de hele groep van beroeps-
ziektespecialisten, waarmee een prioritering ontstaat. De specialisten die
verantwoordelijk zijn voor de inhoudelijke eindredactie maken een gemoti-
veerde keuze voor (dit jaar) vier alerts. Ten slotte worden voor de gekozen
alerts achtergronddocumenten opgesteld, waarin het signaal verder onder-
bouwd wordt. Criteria voor de keuze van alerts zijn:
1 de boodschap in de alert moet duidelijk zijn;
2 er is een duidelijk maatschappelijk belang;
10 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
3 er zijn mogelijkheden voor preventief beleid aanwezig;
4 er is voldoende onderbouwing voor de alert.
De gekozen alerts worden nogmaals voor commentaar aan alle beroeps-
ziektespecialisten voorgelegd.
1.1 Nationale Registratie Beroepsziekten
Het Nationale Registratiesysteem Beroepsziekten is gebaseerd op de mel-
dingen van beroepsziekten die de arbodiensten en bedrijfsartsen krachtens
de Arbowet verplicht zijn door te geven aan het NCvB. Het levert belang-
rijke informatie op over het vóórkomen en de verspreiding van beroeps-
ziekten en over trends daarin. Andere functies van het registratiesysteem
zijn het blijven vasthouden van de aandacht voor beroepsziekten en het
educatieve effect. Ook worden bijzondere gevallen op deze wijze gesigna-
leerd. Er lijkt echter nog altijd sprake van een behoorlijke ondermelding.
Bovendien geeft de Nationale Registratie geen inzicht in de gevolgen van
beroepsziekten, zoals ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Peilstations
kunnen additionele informatie leveren over beroepsziekten. Zo leveren
de peilstations voor huid- en luchtwegaandoeningen meer gedetailleerde
egevens over de blootstelling. In het Peilstation Intensieve Melding zijn ook
g
gegevens verzameld over het beloop en de gevolgen van beroepsziekten.
Door het combineren van gegevens uit meerdere registraties ontstaat een
beter beeld. Het NCvB heeft voor elk registratiesysteem een kwaliteits-
handboek opgesteld en er vindt kwaliteitscontrole plaats op de analyse en
presentatie van registratiegegevens.
1.2 Peilstations
De afgelopen jaren zijn bij het NCvB de volgende peilstations operationeel
geweest:
a ADS (ArbeidsDermatosen Surveillance): dit doorlopende peilstation is
een samenwerkingsverband van het NECOD (Nederlands Kenniscentrum
ArbeidsDermatosen) en het NCvB.
b PAL (Peilstation Arbeidsgebonden Longaandoeningen): dit doorlopende
peilstation is het resultaat van samenwerking van het NKAL (Nederlands
Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen `Opgelucht Werken') en het
NCvB.
c PIM (Peilstation Intensieve Melding): dit peilstation is operationeel
geweest van 1 januari 2003 tot en met 30 juni 2005. Het werd gevormd
door een groep van 40 bedrijfsartsen, die tweeënhalf jaar lang alle
beroepsziekten en vermoede beroepsziekten hebben gemeld aan het
NCvB. De populaties werknemers die werden verzorgd door de deelne-
mende bedrijfsartsen zijn bekend. De bedrijfsartsen hebben een intensieve
begeleiding en feedback ontvangen bij het identificeren en melden van
beroepsziekten. De gemelde patiënten werd gevraagd deel te nemen aan
een follow-up onderzoek.
Vorig jaar zijn in het Signaleringsrapport de eerste resultaten weergegeven.
Het NCvB is bezig met de analyse van de follow-up van de meldingen. In
2007 volgt rapportage over de sociale en economische consequenties van
beroepsziekten.
11 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
1.3 Expertgroepen en expertnetwerken
Om relevante kennis bij elkaar te laten komen, onderhoudt het NCvB een
nationaal en internationaal netwerk van experts op het terrein van beroeps-
ziekten. In eigen land is het NCvB de initiator van drie werkgroepen van
nationale experts: de Werkgroep Infectieziekten bij Arbeid (WIZA), de
Werkgroep Allergische Beroepsziekten en de Werkgroep Reproductie en
Arbeid.
Het NCvB is mede-initiatiefnemer van het Expertisecentrum Gehoor en
Arbeid. Dit centrum heeft een zorgfunctie voor patiënten met complexe
arbeidsrelevante gehoorproblematiek. Daarnaast fungeert het als ken-
niscentrum. Het NCvB is tevens betrokken bij de polikliniek voor arbeids-
gebonden luchtwegaandoeningen en de polikliniek voor musici bij het
AMC. Ook deze activiteiten leveren praktische kennis en signalen op over
beroepsziekten. De genoemde zorgactiviteiten zijn inmiddels met het Sol-
vent Team, een poliklinische voorziening bij het NCvB voor patiënten met
neurologische aandoeningen ten gevolge van blootstelling aan oplosmidde-
len, en nieuwe initiatieven op het terrein van huidaandoeningen en psychia-
trische aandoeningen gebundeld in de Polikliniek Mens en Arbeid.
Het NCvB onderhoudt contacten met buitenlandse instituten en partici-
peert in internationale projecten op het gebied van beroepsziekteregistra-
tie. Sinds 2005 bestaat een samenwerkingsverband met de universiteit van
Manchester die verantwoordelijk is voor de Britse registratie van beroeps-
ziekten. Ook met andere buitenlandse instituten is regelmatig contact.
Statistieken van de diverse Europese landen zijn slecht met elkaar te ver-
gelijken door het gebruik van verschillende criteria voor de vaststelling van
beroepsziekten en verschillen in sociale zekerheidssystemen. Het Eurostat
project `European Occupational Diseases Statistics' (EODS) heeft tot doel
te komen tot beter vergelijkbare statistieken. Het NCvB levert hiervoor
gegevens aan.
Ook participeert het NCvB in een werkgroep van het `European Forum of
insurances against accidents at work and occupational diseases' (Eurofo-
rum). Deze werkgroep heeft als taak de vergelijkbaarheid tussen de ver-
schillende Europese landen ten aanzien van het beleid gericht op signale-
ring en preventie van beroepsziekten te verbeteren.
1.4 Literatuuronderzoek: databestanden en websites
In het kader van de signaalfunctie van het NCvB wordt jaarlijks uitgebreid
gezocht in de recente wetenschappelijke literatuur op het terrein van
beroepsziekten. Per aandachtsgebied wordt een vergelijkbare zoekstrate-
gie gehanteerd:
· Per beroepsziektecategorie zijn relevante tijdschriften handmatig gecheckt
op publicaties;
· Er is gezocht in de databestanden PubMed (Medline), Embase, OSHROM of
PsycInfo;
· Relevante websites worden gescreend;
· Het expertnetwerk is om relevante publicaties gevraagd.
12 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
1.5 Helpdesk informatie
Het NCvB ontvangt en beantwoordt jaarlijks bijna achthonderd vragen uit
de praktijk. Deze vragen zijn vaak aanleiding tot het verrichten van zoek-
acties in de literatuur of het raadplegen van deskundigen. De vragen die
via de helpdesk gesteld worden, geven een beeld van de informatiebe-
hoefte van het professionele veld. Regelmatig leveren vragen interessante
gevalsbeschrijvingen op, die deels als illustratie gebruikt worden in dit
Signaleringsrapport, en ook worden gebruikt in de nieuwsbrieven van het
NCvB.
13 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
2 Beroepsziekten algemeen
Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van de registraties van beroepsziekten door het NCvB. Waar
mogelijk worden trends weergegeven. Om tot een beeld te komen van de omvang van de ziektelast
door beroepsziekten en de sociale consequenties hebben we naast de eigen registratie ook andere
bronnen, zoals WAO-gegevens en wetenschappelijke literatuur, geraadpleegd. Ook plaatsen we de
cijfers in internationaal perspectief. Ten slotte bespreken we in dit hoofdstuk een aantal belangrijke
maatschappelijke ontwikkelingen op het terrein van beroepsziekten.
14 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
2.1 Definities
In de praktijk hanteert men, afhankelijk van de context, verschillende defini-
ties voor beroepsziekten. Zo kennen juridische en verzekeringsgeneeskun-
dige definities meestal relatief strenge criteria. Ze worden in het buitenland
gehanteerd in het kader van de compensatieregelingen. Het gaat daarbij
vaak om de `klassieke beroepsziekten', waarbij sprake is van een bewezen
relatie tussen de blootstelling en de aandoening. Bedrijfsgezondheidskun-
dige definities zijn daarentegen vaak ruimer geformuleerd. In dat geval
moeten we het vaststellen van een relatie met de arbeid vooral zien als een
signaal voor het nemen van preventieve maatregelen. Bij bedrijfsgezond-
heidskundige definities rekent men bijvoorbeeld ook psychische aandoenin-
gen tot de beroepsziekten, aandoeningen waarbij het werk in veel gevallen
niet de enige oorzaak is.
Een andere manier om beroepsziekten te onderscheiden, is naar de sterkte
van het oorzakelijke verband (Lesage, 1998), waarbij een ziekte met een
duidelijke oorzaak meer houvast biedt voor preventieve maatregelen.
Klassieke beroepsziekten zijn beroepsziekten waarbij sprake is van een
duidelijk, vaak min of meer monocausaal, verband tussen oorzaak en
aandoening. Dit geldt bijvoorbeeld voor mesothelioom bij asbestblootstel-
ling en voor beroepsastma door isocyanaten. Wanneer het verband tus-
sen oorzaak en aandoening minder duidelijk is en wanneer meer oorzaken
een rol spelen, spreekt men van werkgebonden aandoeningen. Denk aan
overspannenheid na overbelasting in het werk of rugklachten bij zwaar
tillen. In beide gevallen spelen naast de belasting in het werk privé-omstan-
digheden, persoonlijke gevoeligheid, gedragsfactoren en een verminderde
belastbaarheid vaak een rol in het complex van oorzaken. Ten slotte is er
een groep aandoeningen, waarbij op groepsniveau een relatie met het werk
is aangetoond. Deze aandoeningen komen vaker voor in bepaalde beroeps-
groepen of bepaalde werkomstandigheden, maar een oorzakelijk verband
is in individuele gevallen moeilijk aan te tonen. Dit is bijvoorbeeld het geval
bij ploegendienstwerkers met een verhoogd risico op hart- en vaataandoe-
ningen.
Het NCvB hanteert een bedrijfsgezondheidskundige definitie van beroeps-
ziekten. Het centrum verzamelt gegevens over beroepsziekten met als doel
beleidsmakers en arboprofessionals in de praktijk te ondersteunen bij preven-
tie van beroepsziekten en het beperken van de schadelijke gevolgen ervan.
2.2 Registratie van beroepsziekten
Arbodiensten en bedrijfsartsen hebben een wettelijke verplichting beroeps-
ziekten te melden aan het NCvB. Het aantal meldingen in het kader
van deze Nationale Registratie is de afgelopen zes jaren redelijk stabiel
geweest en ligt tussen 5500 en 6000 meldingen. Het NCvB heeft in de
afgelopen jaren een aantal peilstations opgezet die aanvullende informatie
opleveren. We bespreken de resultaten van de peilstations voor huidaan-
doeningen en luchtwegaandoeningen in de desbetreffende hoofdstukken.
De eerste resultaten van het Peilstation Intensieve Melding zijn in het Sig-
naleringsrapport 2005 besproken.
Melden door arbodiensten en bedrijfsartsen
In 2005 zijn door arbodiensten 6335 meldingen van beroepsziekten gedaan
aan het NCvB. Hiervan zijn 5740 meldingen geaccepteerd, omdat ze volde-
15 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
den aan de meldingscriteria van het NCvB. De uitval bedroeg 595 meldin-
gen (9%). Het aantal geaccepteerde meldingen is iets gedaald ten opzichte
van 2004 (5788 geaccepteerde meldingen). Hierbij dient te worden
opgemerkt dat de uitval aanzienlijk is afgenomen. In 2004 bedroeg deze
1154 meldingen (16,6 % van het totale aantal meldingen). De oorzaak van
deze afname is vooral gelegen in het feit dat per 1-1-2005 meldingen van
aspecifieke lage rugklachten die voldoen aan de nieuwe registratierichtlijn,
worden geaccepteerd.
Het NCvB hanteert als criterium voor opname in het registratiebestand
de aanwezigheid van een specifieke diagnose. Klachten zonder specifieke
diagnose worden niet als beroepsziekte beschouwd (521 meldingen, 88%
van de uitval). Het NCvB registreert deze gemelde werkgebonden klachten
overigens wel in een apart bestand. Andere redenen voor het niet accepte-
ren van meldingen in het registratiebestand zijn: melding van bedrijfsonge-
vallen (48 meldingen, 8% van de uitval) of het ontbreken van een diagnose
(26 meldingen, 4% van de uitval).
Er bestaan grote verschillen in de meldingsfrequentie van arbodiensten.
Figuur 2.1 geeft een overzicht van het aantal meldingen per 100.000 ver-
zorgde werknemers van de grote landelijke arbodiensten, de interne en
overige externe diensten in de afgelopen drie jaar.
Figuur 2.1 Aantal geaccepteerde meldingen van een aantal arbodiensten per 100.0000 werknemers onder contract 2003-2005
(gegevens van bureau Market Concern)
Arbo Unie 1200
ArboNed
Achmea Arbo
(fusie AGG/AMG) 1000
Commit BV (fusie Relan
Arbo ommit Arbo)
/C nw
Maetis 0 800
00.0
ArboDuo 01 r
Ardyn ep
(v/h Arbo Noord) n 600
eg
Interne arbodiensten nidle
Overige arbodiensten m lat 400
naA
200
---
2003 2004 2005
Het aantal gemelde beroepsziekten door arbodiensten varieert sterk. Deze
variaties zijn vermoedelijk het gevolg van het meldgedrag van arbodiensten
en reflecteren geen werkelijke variaties in het aantal beroepsziekten. In
figuur 2.1 valt vooral de sterke daling van het aantal meldingen per 100.000
werknemers onder contract bij ArboDuo op. Niettemin komen nog altijd
relatief veel meldingen van ArboDuo. Dat relatief hoge aantal meldingen
16 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
heeft te maken met de afspraken met Arbouw over het aanbieden van
Periodiek ArbeidsGezondheidskundig Onderzoek. uit dit onderzoek komen
veel meldingen van beroepsziekten voort.
Ook bij de interne arbodiensten is het aantal meldingen per 100.000 werk-
nemers onder contract gedaald. Na intern aandacht besteed te hebben
aan het melden van beroepsziekten, steeg het absolute aantal meldingen
van Achmea Arbo in 2004 naar 1005. In 2005 is het aantal meldingen weer
wat afgenomen, maar nog steeds behoorlijk hoger dan in de voorafgaande
jaren. Het aantal meldingen door Maetis is duidelijk gestegen. Ook bij Mae-
tis is aan het melden van beroepsziekten intern aandacht besteed.
Bedrijfsartsen constateren de meeste beroepsziekten tijdens het verzuim-
spreekuur (39% van de geaccepteerde meldingen in 2005) en het periodiek
onderzoek (38%). Het arbeidsgezondheidskundig spreekuur leverde in 2005
17% van de meldingen op.
In het Signaleringsrapport 2005 is melding gemaakt van de eerste resul-
taten van het Peilstation Intensieve Melding. In dit project is een groep
bedrijfsartsen gedurende twee jaar intensiever begeleid bij het melden van
beroepsziekten. Dit project liet zien dat intensieve begeleiding aanzienlijk
meer meldingen van betere kwaliteit per bedrijfsarts oplevert. De inciden-
tiecijfers zijn circa 5 maal hoger dan in de Nationale Registratie. Voor de
sectoren industrie en reparatie en handel en voor de ziektecategorieën
aandoeningen van het bewegingsapparaat en psychische aandoeningen zijn
deze verschillen nog sterker (Spreeuwers, 2006 submitted). De resultaten
van dit project vormen een pleidooi voor aanvullende instrumenten naast
de Nationale Registratie Beroepsziekten. Op verzoek van het ministerie
van Sociale Zaken is het NCvB bezig met het opstellen van een advies over
verbetering van de monitoring van beroepsziekten.
2.3 Ziekte door werk
In 2005 zijn 5740 meldingen van beroepsziekten geaccepteerd door het
NCvB. Op basis van extrapolatie van de gegevens uit het Peilstation
Intensieve Melding vermoeden we dat het werkelijke aantal beroepsziekten
ten minste 30.000 nieuwe gevallen per jaar bedraagt (Spreeuwers, 2006
submitted).
Van de meldingen bedraagt het percentage mannen 72% en het percen-
tage vrouwen 25%. Bij 3% van de meldingen is geen geslacht vermeld. De
oververtegenwoordiging van meldingen uit de bouwnijverheid verklaart
waarom meer beroepsziekten bij mannen gemeld worden. Ook de oudere
leeftijdsgroepen zijn sterker vertegenwoordigd in de meldingen: 34% van
de meldingen (1975) is afkomstig uit de leeftijdsgroep boven 50 jaar. Verge-
lijking over de laatste vijf jaren levert een vrij constant beeld op:
· er worden jaarlijks 5500 tot 6000 meldingen verricht;
· na correctie voor het effect van de meldingen vanuit de bouwnijverheid is
de relatieve verdeling tussen mannen en vrouwen ongeveer gelijk en stabiel
over de jaren;
· de leeftijdsverdeling is vrij constant met een oververtegenwoordiging van
de oudere leeftijdsgroepen.
17 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Figuur 2.2 Aantal meldingen per diagnose categorie in 2001-2005
Aandoeningen van 3000
houding- en bewegings-
apparaat
Psychische
aandoeningen 2500
Gehoor-
aandoeningen
Huidaandoeningen 2000
Luchtweg- ne
aandoeningen gnidl
Ziekten van e 1500
zenuwstelsel m latnaA
1000
500
---
2001 2002 2003 2004 2005
Figuur 2.2 geeft een overzicht van het aantal meldingen in een aantal
beroepsziektecategorieën over de laatste vijf jaren. Het aantal meldingen
van aandoeningen van het houding- en bewegingsapparaat is vanaf 2002
redelijk stabiel. Het aantal meldingen van psychische aandoeningen is iets
gedaald en het aantal meldingen van gehooraandoeningen is licht gestegen
ten opzichte van 2004. Het aantal gemelde huidaandoeningen is met circa
20% gedaald.
Figuur 2.3 Het beroepsziekteprofiel van een aantal sectoren, 2005
Aandoeningen houding- 80
en bewegingsapparaat
Psychische aandoeningen 70
Gehoor aandoeningen
60
Huidaandoeningen
50
egatn 40
ecreP
30
20
10
---
Industrie Gezondheids- Bouw- Onderwijs Vervoer Financiële
zorg nijverheid instellingen
18 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Figuur 2.3 laat voor een aantal sectoren de beroepsziekteprofielen zien
voor 2005. Deze profielen zijn nauwelijks veranderd in de afgelopen jaren.
Meldingen van beroepsziekten in de sector onderwijs betreffen voor 70-
80% psychische aandoeningen. Aandoeningen van het bewegingsapparaat
worden het meest gemeld in de sectoren vervoer en industrie. Risicosecto-
ren voor huidaandoeningen blijven de gezondheidszorg en de industrie.
2.4 (Inter)nationale gegevens en vergelijking
In de afgelopen jaren zijn verschillende rapportages verschenen over het
project `Global Burden of Diseases' van de WHO (World Health Organisati-
on). Een onderdeel van het project is de schatting van de sterfte en ziekte-
last door werkfactoren.
De mondiale sterfte door werkfactoren wordt geschat op twee miljoen
werknemers per jaar (Driscoll et al., 2005a). De ziektelast door werkfactoren
is zeer omvangrijk en voor een groot deel te voorkomen door bekende pre-
ventieve strategieën (Eijkemans en Takala, 2005; Nelson et al., 2005a). De
economische schade wordt geschat op 2-14% van het BNP (Bruto Nationaal
Product) in verschillende studies in verschillende landen (Leigh et al., 1999).
Driscoll et al. schatten voor de regio West-Europa dat 6% van alle geval-
len van longkanker veroorzaakt wordt door het werk. Het absolute aantal
sterfgevallen door werkgebonden longkanker bedraagt 12.200 in deze
regio. De gezondheidsschade kan uitgedrukt worden in DALY's (disability
adjusted life years). De DALY is de som van het aantal verloren levensjaren
door sterfte en het aantal jaren geleefd met de ziekte, gecorrigeerd voor
de ernst ervan. De gezondheidsschade door longkanker veroorzaakt door
het werk bedraagt voor de regio West-Europa 89.000 DALY's (Driscoll et
al., 2005b).
Punnett et al. schatten voor dezelfde regio dat 29% van alle gevallen van
lage rugklachten veroorzaakt wordt door het werk. De gezondheidsschade
door lage rugklachten veroorzaakt door het werk bedraagt voor de regio
West-Europa 32.000 DALY's (Punnett et al., 2005).
Bovengenoemde berekeningen zijn door de WHO voor verschillende ziek-
ten gemaakt. In Nederland heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) een schatting gemaakt van de gezondheidsschade in DALY's
door blootstelling aan stoffen in het werk. Men komt uit op 47.000 DALY's
per jaar, waarvan 1900 sterfgevallen (Baars et al., 2006; Pal, 2005).
Het jaarverslag van de Health and Safety Executive (HSE) over 2004/2005
in Groot-Brittannië meldt een jaarincidentie van 1800 gevallen van werk-
gebonden aandoeningen per 100.000 werknemers. Dit cijfer is verkregen
op basis van zelfrapportage door werknemers in een vragenlijstonderzoek.
De beleidsdoelstelling van een daling van 10% ten opzichte van 1999/2000
(2200 gevallen per 100.000 werknemers) is hiermee gehaald. De resultaten
laten een geleidelijke daling zien van het aantal werkgebonden aandoenin-
gen van het houding- en bewegingsapparaat en het aantal werkgebonden
psychische aandoeningen. Ook het aantal gevallen van werkgebonden
astma en huidaandoeningen neemt af en datzelfde geldt voor het werkge-
relateerde ziekteverzuim. Het jaarlijkse aantal gevallen van asbestkanker
neemt nog wel toe (www.hse.gov.uk).
Duitsland liet de laatste jaren ook een daling zien van het aantal gemelde
gevallen van beroepsziekten. In 2005 is het aantal gemelde gevallen echter
19 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
weer iets toegenomen tot ruim 65.000. In circa 40% van deze gevallen werd
de diagnose beroepsziekte bevestigd (www.hvbg.de).
De incidentie van beroepsziekten in Finland, een land met een relatief
goede registratie van beroepsziekten, wordt geschat op 210/100.000
(http://fi.osha.europa.eu/statistics/). In België is het aantal aanvragen voor
erkenning in 2005 weer gedaald na een aantal jaren van stijging. Met name
aandoeningen van het houding- en bewegingsapparaat laten een toename
van meldingen zien (http://be.osha.europa.eu/statistics/).
De cijfers uit de verschillende landen zijn nog steeds niet goed vergelijk-
baar vanwege verschillen in bijvoorbeeld wetgeving, registratie- en erken-
ningscriteria en verschillen in de systemen van bedrijfsgezondheidszorg.
Kwalitatief redelijk goede registratie levert incidentiecijfers op van 210
gevallen per jaar per 100.000 werknemers (Finse registratie) tot circa 500
gevallen per jaar per 100.000 werknemers (onze eigen intensieve registra-
tie). Daarbij moet vermeld worden dat in Finland geen registratie plaats-
vindt van werkgebonden psychische aandoeningen.
In opdracht van Eurostat stellen experts momenteel richtlijnen op voor
diagnostiek (information notices, opgesteld voor de beroepsziekten op de
Europese lijst). Deze documenten kunnen bijdragen aan een betere verge-
lijkbaarheid van beroepsziektestatistieken.
2.5 Maatschappelijke ontwikkelingen
Verbetering monitoring en signalering
Hoewel uit de cijfers van de Nationale Registratie wel een aantal trends is
af te lezen, geven zij onvoldoende betrouwbare informatie om het vóórko-
men en de verspreiding van beroepsziekten in sectoren en beroepen goed
te kunnen monitoren. In de nieuwe Arbowet komt de verantwoordelijk-
heid voor preventie van beroepsziekten meer dan voorheen te liggen bij
werkgevers en werknemers. Een optimale registratie en monitoring van
beroepsziekten in sectoren en beroepen is hierbij van belang. Het minis-
terie van SZW heeft aan het NCvB advies gevraagd over de wijze waarop
een registratiesysteem zo optimaal mogelijk kan worden ingericht om de
gewenste informatie te kunnen leveren. Wij verwachten het advies in de
loop van 2007 te publiceren.
Naast goede monitoring is ook het signaleren van nieuwe risico's van
belang. Hiervoor is het in bijzondere gevallen noodzakelijk dat meer infor-
matie wordt verzameld dan bij de standaardmeldingen. Ook kan het soms
zinvol zijn nader onderzoek te doen bij de patiënt of op diens werkplek.
De onlangs opgerichte Polikliniek Mens en Arbeid biedt het NCvB meer
mogelijkheden tot het uitvoeren van dergelijk onderzoek. Het NCvB werkt
in de ontwikkeling van deze signaalfunctie samen met de universiteit van
Manchester, waar de Britse registratie van beroepsziekten is gehuisvest.
Arbeidsgezondheidskundig spreekuur
Met de daling van het verzuim worden het arbeidsomstandighedenspreek-
uur ofwel open spreekuur en het Preventief Medisch Onderzoek (PMO)
belangrijker als bron voor opsporing van beroepsziekten. Ook al omdat
lang niet alle beroepsziekten gepaard gaan met verzuim. Op dit moment
is 17% van de meldingen aan het NCvB afkomstig van dit spreekuur. Het
zogenaamde open spreekuur is dus een belangrijke bron voor het signale-
ren en monitoren van beroepsziekten. Long- en huidaandoeningen worden
20 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
vaak via het arbeidsomstandighedenspreekuur ontdekt, lawaaislechtho-
rendheid via het periodiek medisch onderzoek. Een laagdrempelige toe-
gang tot de bedrijfsarts voor werknemers die niet verzuimen is belangrijk
voor de signalering en preventie van beroepsziekten.
Consequenties van de nieuwe Arbowet en de WIA
uit de evaluatie van de Arbowet 1998 bleek dat werkgevers de arboregels
als te ingewikkeld en tijdrovend ervaren. Staatssecretaris Van Hoof heeft in
mei 2006 een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd dat beoogt de
Arboregelgeving eenvoudiger en gemakkelijker uitvoerbaar te maken. Naar
verwachting zal de wet begin 2007 in werking treden. De nieuwe wet heeft
geen gevolgen voor de melding en registratie van beroepsziekten.
De minister van SZW heeft een informeel oordeel gevraagd aan de ILO
(International Labour Organisation) over de verenigbaarheid van de WIA
(wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) met het ILO Verdrag nr. 121
betreffende de compensatie bij arbeidsongevallen en beroepsziekten. De
ILO heeft aangegeven geen informeel oordeel te kunnen uitbrengen omdat
de wet inmiddels op 29 december 2005 in werking is getreden. Het dossier
is overgedragen aan het ILO Comité van Deskundigen, dat toeziet op de
naleving van verdragen en aanbevelingen. De verwachting is dat dit Comité
eind 2006 zijn bevindingen zal presenteren (www.minszw.nl).
2.6 Conclusies
A Hetaantalnieuweberoepsziektenperjaarwordtopminimaal
30.000geschat
Een peilstation, waarbij de bedrijfsartsen ondersteund werden bij de diag-
nostiek en melding van beroepsziekten, heeft incidentiecijfers opgeleverd
die vijf maal hoger zijn dan de cijfers uit de Nationale Registratie Beroeps-
ziekten. Voor de sectoren industrie en reparatie en handel en voor de
ziektecategorieën aandoeningen van het houding- en bewegingsapparaat
en psychische aandoeningen zijn deze verschillen nog sterker.
A Lagedrempeltoegangtotspreekuurbedrijfsartsisbelangrijk
Met de daling van het verzuim worden het arbeidsomstandighedenspreek-
uur ofwel open spreekuur en het periodiek medisch onderzoek belangrijker
als bron voor de opsporing van beroepsziekten.
Bedrijfsartsen constateren de meeste beroepsziekten tijdens het verzuim-
spreekuur (39% van de geaccepteerde meldingen in 2005) en het perio-
diek onderzoek (38%). Zeventien procent wordt gesignaleerd tijdens het
arbeidsgezondheidskundig spreekuur. Een laagdrempelige toegang tot
de bedrijfsarts voor werknemers die niet verzuimen, is belangrijk voor de
signalering en preventie van beroepsziekten.
21 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
3 Aandoeningen van houding-
en bewegingsapparaat
Opnieuw zijn aandoeningen van het houding- en bewegingsapparaat de meest gemelde categorie van
beroepsziekten: 2296 (40%) op een totaal van 5740 beroepsziektemeldingen in 2005. Dit betekent
één melding van een beroepsziekte van het houding- en bewegingsapparaat per 3853 werknemers
in Nederland ofwel 26 per 100.000 werknemers. Verdeeld over de lichaamsregio's gaat het om 1257
(55%) beroepsziektemeldingen van de bovenste ledematen, 647 (28%) beroepsziektemeldingen
van de rug en 141 (6%) beroepsziektemeldingen van de onderste ledematen. Daarnaast zijn er 251
(11%) overige aandoeningen van het houding- en bewegingsapparaat. Deze konden niet worden
ingedeeld bij één van de drie genoemde categorieën omdat de lichaamsregio niet gespecificeerd
was in de beroepsziektemelding. De drie meest gemelde beroepsziekten aan het houding- en
bewegingsapparaat zijn:
1 klachten aan de schouder en/of bovenarm (520);
2 aspecifieke lage rugklachten (417);
3 tenniselleboog (259).
Het aantal meldingen van RSI is dit jaar met 21% (verder) gedaald ten opzichte van vorig jaar: van
1601 naar 1257. Het aantal beroepsziektemeldingen van RSI is sinds 2000 met 58% gedaald. In het
afgelopen jaar is de registratierichtlijn ingevoerd voor het melden van aspecifieke lage rugklachten
als beroepsziekte. Daardoor ontstaat een beter zicht op de omvang van de beroepsgebondenheid
van deze aandoening: het totaal aantal meldingen voor deze lichaamsregio is verviervoudigd in
vergelijking met vorig jaar: van 160 naar 647.
22 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
3.1 Omschrijving aandoeningen houding- en bewegingsapparaat
Beroepsziekten van het houding- en bewegingsapparaat zijn onderverdeeld
naar lichaamsregio: aandoeningen aan de bovenste ledematen (schouder,
arm, elleboog, pols, hand en nek), de rug en de onderste ledematen (heup,
benen, knieën, enkel en voet). Voorbeelden van beroepsziekten uit deze
drie categorieën zijn respectievelijk een tenniselleboog bij een schilder
door langdurig schilderen, aspecifieke lage rugklachten bij een chauffeur
van grondverzetmachines door het hoge trillingsniveau en veelvuldig tillen,
en artrose van de knie door zwaar tillen en geknield werken bij een vloeren-
legger.
Aspecifiekelagerugklachtendoorhetwerk?
Tijdens het arbeidsgezondheidskundig spreekuur ziet een bedrijfsarts een
magazijnmedewerker met aspecifieke lage rugklachten. De magazijnme-
dewerker moet in zijn werk veel tillen uit stellingen: de lasten variëren in
gewicht van 4 tot 22 kg. De magazijnmedewerker doet dit werk ruim 10 jaar.
De bedrijfsarts vraagt zich af in hoeverre sprake kan zijn van een beroepsziek-
te. Met behulp van de registratierichtlijn D004 `Aspecifieke lage rugklachten'
blijkt dat de bijdrage van het werk op het ontstaan van deze aspecifieke lage
rugklachten 42% bedraagt. Uit de RI&E van het bedrijf bleek dat de tilindex,
berekend via de NIOSH formule, groter is dan 2. Op grond van deze bevin-
dingen is de aandoening bij deze werknemer, conform de registratierichtlijn
D004, gemeld als beroepsziekte. Het bedrijf bekijkt in hoeverre een aanpas-
sing van de werkhoogte in de stellingen en het plaatsen van veel getilde
lasten op een gunstiger hoogte tot een afname van de tilindex leidt.
Hielpijndoorhetwerk?
Na een interne verhuizing meldt een medewerker van de postkamer zich
bij de bedrijfsarts met een pijnlijke hiel. De bedrijfsarts stelt de diagnose
fasciïtis plantaris, een ontsteking van de bindweefselplaat onder de voet. Uit
de literatuur blijkt dat je, wanneer je het grootste deel van de dag staat of
loopt, een 3,6 keer zo grote kans hebt op deze aandoening. Uit de arbeids-
anamnese blijkt dat door de interne verhuizing de loopafstanden voor de
medewerker aanzienlijk zijn vergroot. Met inachtneming van het overgewicht
van de medewerker, eveneens een risicofactor voor deze aandoening, heeft
de bedrijfsarts deze aandoening toch als beroepsziekte gemeld.
3.2 Omvang van de problematiek
Meldingen door bedrijfsartsen
In 2005 zijn in totaal 2296 beroepsziekten gemeld van het houding- en
bewegingsapparaat: 40% van het totaal aantal meldingen. Dit aantal (en
percentage) is vergelijkbaar met voorgaande jaren. De verdeling over de
lichaamsregio's is echter sterk veranderd: waar het aantal aandoeningen
aan de bovenste ledematen sterk is gedaald, blijkt het aantal aandoenin-
gen aan de rug sterk gestegen. De reden van deze stijging is een nieuwe
registratierichtlijn, waardoor aspecifieke rugklachten in 2005, in tegenstel-
ling tot voorafgaande jaren, als beroepsziekte gemeld konden worden.
Bij 83% van de beroepsziektemeldingen waren de bedrijfsartsen er vrijwel
zeker van dat het een beroepsziekte betrof, bij 12% van de meldingen was
sprake van twijfel en bij 5% was het onbekend. Van de meldingen is 47%
23 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
opgespoord tijdens verzuimbegeleiding, 24% tijdens het arbeidsgezond-
heidskundig spreekuur, 27% tijdens een Periodiek ArbeidsGezondheids-
kundig Onderzoek (PAGO) en 2% op een andere manier, zoals bij een
aanstellingskeuring of via de curatieve sector.
Wanneer het aantal beroepsziekten in verschillende sectoren wordt ver-
geleken, dan blijkt dat het aantal meldingen van het houding- en bewe-
gingsapparaat het hoogst is voor werknemers in de bouwnijverheid: 232 op
100.000 werknemers (figuur 3.1). Dit relatief hoge aantal meldingen wordt
niet alleen verklaard door de aanwezige risico's in de bouw, maar ook door
de geprotocolleerde wijze van registratie via de Stichting Arbouw. Er is
sprake van een stijging van het totaal aantal meldingen in de bouw met
22%: van 694 in 2004 naar 885 in 2005. Voor de sector landbouw, jacht en
bosbouw is het aantal meldingen per 100.000 werknemers gedaald van
89 in 2004 naar 45 in 2005. Voor de overige sectoren varieert het aantal
beroepsziektemeldingen per 100.000 werknemers in 2005 tussen 5 (sec-
tor onderwijs) en 62 (sector vervoer, opslag en communicatie). Het aantal
beroepsziektemeldingen van het houding- en bewegingsapparaat per
100.000 werknemers over alle sectoren is gedaald ten opzichte van 2004,
26 in 2005 tegen 36 in 2004.
Bovenste ledematen
De arbeidsgerelateerde aandoeningen aan de bovenste ledematen wor-
den veelal aangeduid als RSI (`Repetitive Strain Injury') en soms als CANS
(`Complaints of Arm, Neck and/or Shoulder'). Het NCvB hanteert voor het
melden van deze aandoeningen het Europese criteriadocument voor de
arbeidsgerelateerdheid van aandoeningen aan de bovenste ledematen:
registratierichtlijn D001 (Sluiter et al., 2001). In dit document worden elf
specifieke medische aandoeningen onderscheiden, zoals zenuwafknelling in
de pols (carpaal tunnel syndroom) en tenniselleboog (epicondylitis lateralis),
naast een groep van aspecifieke aandoeningen. Ook zijn per lichaamsregio
Figuur 3.1 Het aantal beroepsziektemeldingen van het houding- en bewegingsapparaat per 100.000 werknemers voor sectoren met meer dan
20 beroepsziektemeldingen per 100.000 werknemers in 2005, weergegeven over de afgelopen 5 jaar
Bouwnijverheid 250
Industrie
Vervoer, opslag en
communicatie 200
n
Openbaar bestuur, w
overheid 000.0
Milieu, cultuur, 0 150
recreatie en overig 1 rep n
Landbouw, jacht en eg
bosbouw nidl 100
e
Elektriciteit, gas en
water m latnaA 50
---
2001 2002 2003 2004 2005
24 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Figuur 3.2 Het aantal beroepsziektemeldingen van aandoeningen aan de bovenste ledematen verdeeld naar lichaamsregio volgens de
registratierichtlijn D001 van het NCvB in 2000 tot en met 2005
2000 (n=3011) 1000
2001 (n=2670)
800
2002 (n=1867)
n
2003 (n=1746) egni 600
2004 (n=1601) dle
2005 (n=1257) m lat 400
naA
200
0
Schouder/ Elleboog/ Pols/hand RSI, niet
bovenarm onderarm gespecificeerd
Lichaamsregio
criteria geformuleerd voor het vaststellen of sprake is van een beroepsziek-
te. Risicofactoren zijn herhaling van beweging, de te leveren kracht en de
lichaamshouding. Het totaal aantal beroepsziektemeldingen van de boven-
ste ledematen op basis van de registratierichtlijn D001 bedroeg in 2005
1257. De drie meest gemelde beroepsziekten zijn: klachten aan schouder
of bovenarm (520), tenniselleboog (259) en klachten aan elleboog of pols
(146).
Hoewel geen recente, goede cijfers beschikbaar zijn over incidentie en
prevalentie van aandoeningen van de bovenste ledematen, is het aantal
beroepsziektemeldingen in het afgelopen jaar voor het vijfde opeenvolgen-
de jaar gedaald (zie figuur 3.2). De daling was dit jaar fors: 21% ten opzich-
te van 2004. De daling komt doordat minder aspecifieke aandoeningen
worden gemeld als beroepsziekte. Ook het aantal beroepsziektemeldingen
voor de specifieke aandoening zenuwafknelling in de pols (carpaal tunnel
syndroom) was dit jaar iets lager; 49 ten opzichte van gemiddeld 58 in de
afgelopen 5 jaar. Het aantal beroepsziektemeldingen voor de tenniselle-
boog blijft relatief hoog: 259 ten opzichte van gemiddeld 301 in de afgelo-
pen 5 jaar. De NVAB richtlijn `Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers
met klachten aan arm, schouder of nek' (Verbeek et al., 2003) schat de duur
van de klachten bij een tenniselleboog op gemiddeld driekwart jaar. Daarbij
belemmert het moeten verrichten van armbelastend werk de werkhervat-
ting. Preventie is dus van groot belang. Dit kan door de blootstelling aan
de risicofactoren op het werk zoals beschreven in registratierichtlijn D001
te verminderen of te elimineren (Sluiter et al., 2000).
Een eenduidige verklaring voor de gevonden afname van aandoeningen
aan de bovenste ledematen kan echter niet worden gegeven. Mogelijk zien
bedrijfsartsen minder werknemers met deze aandoeningen doordat werk-
nemers minder vaak verzuimen en zich niet bij de bedrijfsarts melden. Daar-
naast kan de grote aandacht, onder andere in de Arboconvenanten, voor
RSI hebben geleid tot betere preventie. Het gebruik van de registratiericht-
lijn kan ertoe hebben bijgedragen dat bedrijfsartsen een meer zorgvuldige
afweging maken bij het vaststellen of de aandoening als beroepsziekte
dient te worden gemeld. Ondanks deze positieve ontwikkelingen blijven
aandoeningen aan de bovenste ledematen de meest gemelde beroepsziek-
ten in Nederland.
25 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Rug
Door de invoering van de registratierichtlijn D004 eind 2004, was het in
2005 voor het eerst mogelijk om aspecifieke lage rugklachten als beroeps-
ziekte te melden. De ontwikkeling van een richtlijn was gewenst omdat rug-
klachten veel voorkomen en veel mensen door lage rugklachten verzuimen.
Een deel van deze klachten wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het werk
en kon tot begin 2005 niet worden gemeld als beroepsziekte. Afgelopen
jaar zijn in totaal 647 meldingen gedaan vanwege een aandoening aan de
rug. Dit is een verviervoudiging ten opzichte van de 160 meldingen in 2004.
Dit komt zoals verwacht doordat 463 beroepsziekten zijn gemeld op basis
van registratierichtlijn D004: 196 meldingen vanwege chronische aspeci-
fieke lage rugklachten, 160 vanwege acute aspecifieke lage rugklachten en
61 vanwege subacute aspecifieke lage rugklachten. Daarnaast waren er 43
meldingen vanwege lumbago met ischialgie en 3 vanwege ischialgie. De
belangrijkste specifieke aandoening was een hernia: 73 meldingen in 2005.
Risicofactoren voor aandoeningen aan de rug zijn tillen, blootstelling aan
lichaamstrillingen en herhaald buigen en/of draaien van de romp. Deze
risicofactoren komen op veel werkplekken in Nederland voor: in de helft
van de Nederlandse bedrijven worden regelmatig lasten getild of gedragen
(ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2004). Ook moet 12%
van de werknemers regelmatig meer dan de tilnorm van 25 kg tillen. uit
de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003 (Smulders en Van den
Bossche, 2004) blijkt dat 49% van de werknemers regelmatig of vaak de
romp buigt of draait in het werk en 24% lang achtereen in een voorover-
gebogen romphouding werkt. In Nederland staat 7% van de werknemers
bloot aan lichaamstrillingen (ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegen-
heid, 2004). In de Arboconvenanten is veel aandacht voor deze risicofac-
toren. De aandacht voor trillingen is versterkt door de Europese richtlijn
voor lichaamstrillingen die op 6 juli 2005 in de Nederlandse regelgeving is
ingevoerd.
Onderste ledematen
Het aantal beroepsziektemeldingen van de onderste ledematen bedroeg in
2005 141. Dit aantal is vergelijkbaar met de 127 meldingen uit 2004 en 130
uit 2003. De drie meest gemelde aandoeningen zijn: artrose van de knie
(44), slijmbeursontsteking van de knie (bursitis prepatellaris) (38) en déran-
gement interne van de knie (verzamelnaam van verschillende aandoeningen
in het kniegewricht zoals `iets voelen bewegen in de knie' en `slotklachten')
(38).
Op dit moment zijn alleen registratierichtlijnen beschikbaar voor aandoe-
ningen aan de meniscus en de slijmbeurs van de knie. Om een beter beeld
te krijgen van het vóórkomen van aandoeningen aan de onderste ledema-
ten is het NCvB samen met het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezond-
heid van het Academisch Medisch Centrum gestart met het opstellen van
achtergronddocumenten voor relevante aandoeningen zoals artrose van de
knie en heup. Op basis hiervan worden in de toekomst registratierichtlijnen
opgesteld.
3.3 (Inter)nationale gegevens en vergelijking
In Nederland is veel aandacht voor arbeidsgerelateerde aandoeningen aan
de bovenste ledematen. uit de studie van de European Foundation for
Improvement of the Living and Working Conditions (Paoli en Merllié, 2001)
26 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
blijkt dat het vóórkomen van zelfgerapporteerde arbeidsgerelateerde
klachten aan nek en schouder over het afgelopen jaar in Nederland met
23,4% vergelijkbaar is met het Europese gemiddelde van 22,8%. uit het-
zelfde onderzoek blijkt dat de prevalentie van zelfgerapporteerde arbeids-
gerelateerde rugklachten in Nederland lager is dan het gemiddelde voor
de 15 Europese landen: 25,5% versus 33,2%. Ook voor arbeidsgerelateerde
klachten aan de onderste ledematen is de prevalentie in Nederland lager
dan het gemiddelde in Europa: 6,4% versus 11,5%. Mogelijk hangt het
lagere percentage klachten van de rug en de knie samen met het verrichten
van minder fysiek belastend werk voor de betreffende lichaamsregio's.
3.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
Bovenste ledematen
Onderzoek van TNO Kwaliteit van Leven (Verheijden et al., 2006) laat zien
dat RSI-klachten in 2003 voorkwamen bij 25% van de Nederlandse beroeps-
bevolking. Van de werknemers met klachten verzuimt 20%. RSI-klachten zijn
hiermee een belangrijke factor die de arbeidsproductiviteit beïnvloedt. Er
waren grote verschillen tussen beroepen en bedrijfstakken in het vóórko-
men van verzuim als gevolg van RSI-klachten. Ziekmelding als gevolg van
RSI-klachten kwam relatief vaak voor bij werknemers met beroepen in de
transportsector (9,2%) en bij werknemers met ambachtelijke/industriële
beroepen (7,6%) en relatief weinig bij werknemers in leidinggevende beroe-
pen (1,6%). Deze verschillen in het vóórkomen van verzuim werden vooral
verklaard door verschillen in arbeidsbelasting.
Een studie van het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid (Sluiter en
Frings-Dresen, 2005) onder de leden van de RSI patiëntenvereniging toont
aan dat de mate van ervaren beperkingen relatief groot is. Dit hangt waar-
schijnlijk samen met het feit dat deze patiënten zelf hebben aangegeven
rond meerdere gewrichten in de bovenste ledematen klachten te ervaren.
Desondanks zijn de meeste patiënten in staat om te werken.
Huisstede et al. (2006) hebben op basis van internationale cijfers getracht
een overzicht te geven van incidentie (aantal nieuwe gevallen in een
bepaalde periode) en prevalentie (aantal gevallen op een bepaald tijdstip)
van aandoeningen aan de bovenste ledematen. Zij konden geen studies vin-
den met cijfers over de incidentie. De prevalentie varieerde tussen 1,6% en
53%, de 12-maandsprevalentie varieerde tussen 2,3% en 41% en één studie
rapporteerde dat 29% van de personen gedurende het leven ten minste
één keer last kreeg van een aandoening aan de bovenste ledematen. Huis-
stede et al. (2006) vonden geen duidelijke cijfers over eventuele stijging of
een daling van dit type aandoeningen. Het ontbreken van een eenduidige
internationale definitie van aandoeningen aan de bovenste ledematen
bemoeilijkte het vergelijken van deze cijfers.
Van den Heuvel et al. (2005) laten zien dat sporten gedurende tien maan-
den per jaar een positief effect heeft op het ontstaan van klachten aan de
nek en schouder en dat het leidt tot een daling van verzuim door aandoe-
ningen van de bovenste ledematen. Er werd geen relatie gevonden tussen
sporten en klachten aan hand, pols of elleboog.
De eerste kwalitatief hoogwaardige studie naar de effectiviteit van een
multidisciplinair programma bij werknemers met chronische aspecifieke
27 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
RSI-klachten is verschenen (Meijer et al., geaccepteerd). Het multidiscipli-
naire programma is meer effectief dan `care as usual' in het verbeteren van
het fysiek functioneren, het verminderen van de fysieke beperkingen, angst
voor bewegen en ernst van de klachten. Het effect op terugkeer naar werk
verschilde niet van `care as usual': 86% had het werk hervat na 12 maanden
bij het multidisciplinaire programma en 73% bij `care as usual'.
Rug
Punnett et al. (2005) hebben berekend dat wereldwijd gemiddeld 37%
(variërend van minimaal 21% tot maximaal 41%) van de lage rugpijn wordt
veroorzaakt door het werk. Deze klachten hebben een groot effect op het
functioneren in het werk en zijn door de inzet van onder andere training en
ergonomische maatregelen veelal te voorkomen.
Een Europese richtlijn over preventie van lage rugpijn is recent verschenen
(Burton et al., 2005). De richtlijn beschrijft op overzichtelijke wijze welk
wetenschappelijk bewijs beschikbaar is voor preventie in de algemene
bevolking, bij werknemers en schoolgaande kinderen. Ook zijn er richtlij-
nen voor de behandeling van acute en chronische aspecifieke lage rugpijn
beschikbaar. Meer informatie is te vinden op www.backpaineurope.org.
De laatste vijf jaar is veel bekend geworden over werk als oorzaak én the-
rapie bij lage rugklachten. In 2006 verschijnt een herziening van de NVAB
richtlijn uit 1999 `Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met lage
rugklachten'.
Onderste ledematen
De Leidraad aanstellingskeuringen is ontwikkeld in opdracht van de minis-
teries van SZW en VWS en ondersteund door de NVAB en BrancheOrga-
nisatie arbodiensten (BOA). De onderbouwing van deze Leidraad is niet
alleen van nut voor het handelen bij aanstellingskeuringen maar geeft ook
een handzaam overzicht van het wetenschappelijke bewijs dat bestaat voor
de relatie tussen functie-eisen en werkgerelateerde klachten. Zo geeft de
onderbouwing van de Leidraad aan welke functie-eisen een risicofactor
zijn voor aandoeningen waarvoor op dit moment geen registratierichtlijn
bestaat, zoals artrose van de knie en heup. Er is bijvoorbeeld sterk bewijs
dat meer dan 15 minuten per dag knielen, kruipen of hurken de kans op
artrose van de knie vergroot (Heymans et al., 2005). Het NCvB verwacht
dit najaar een registratierichtlijn, inclusief achtergronddocument, gereed te
hebben voor artrose van de knie.
Voor de diagnostiek en het vaststellen van de werkgerelateerdheid van
aandoeningen aan de strekzijde van de knie is recent een publicatie ver-
schenen in het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde (Mas-
saut-Panis et al., 2006). Voor anterior knee pain of patellofemoraal pijnsyn-
droom en jumper's knee wordt een relatie met werk vooral gezien bij een
toename in de mate van activiteit of training, bij frequente kniebuigingen
en bij een harde ondergrond. Risicogroepen zijn volleybalspelers en werk-
nemers die intensief trainen, zoals militairen. Voor een stressfactuur van
de patella zijn geen bewezen risicofactoren gevonden. Er is op dit moment
onvoldoende bewijs om deze aandoening als beroepsziekte te melden.
Bovengenoemd artikel vormt het achtergronddocument voor de registratie-
richtlijn die dit najaar verschijnt.
28 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
3.5 Conclusies
A VerderedalingRSIalsberoepsziekte
Hoewel geen recente, goede cijfers beschikbaar zijn over incidentie en
prevalentie van aandoeningen aan de bovenste ledematen, is het aantal
beroepsziektemeldingen in de afgelopen 5 jaar sterk gedaald van 3011
in 2000 naar 1257 in 2005. Niettemin zijn aandoeningen van de bovenste
ledematen nog steeds de meest gemelde beroepsziekten en bovendien
een belangrijke reden van verzuim en verlies van productiviteit.
A Aandeslagmetdetenniselleboog
Het aantal beroepsziektemeldingen vanwege een tenniselleboog schom-
melt al verschillende jaren rond de 300. Deze aandoening is de meest
gemelde specifieke aandoening binnen de verzamelnaam RSI. Herhaald
uitvoeren van bewegingen en het leveren van kracht zijn risicofactoren voor
het ontstaan van een tenniselleboog. De NVAB-richtlijn `Handelen van de
bedrijfsarts bij werknemers met klachten aan arm, schouder of nek' (Ver-
beek et al., 2003) schat de duur van de klachten bij een tenniselleboog op
gemiddeld driekwart jaar. Daarbij belemmert het moeten verrichten van
armbelastend werk de werkhervatting. Preventie is dus van groot belang.
Dit kan door de blootstelling aan de risicofactoren op het werk zoals
beschreven in registratierichtlijn D001 te verminderen of te elimineren (Slui-
ter et al., 2000).
A Aspecifiekelagerugklachtenbeterinbeeld
Dit is het eerste jaar dat aspecifieke lage rugklachten als beroepsziekte
kunnen worden gemeld. De invoering van de registratierichtlijn D004 heeft
geleid tot een beter zicht op het vóórkomen van deze klacht als beroeps-
ziekte. Aspecifieke lage rugklachten zijn de op één na meest gemelde
beroepsziekte van het houding- en bewegingsapparaat.
29 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
4 Psychische aandoeningen
Het aandeel van de psychische aandoeningen in het totale aantal meldingen aan het NCvB is met een
kwart constant gebleven. Risicosectoren zijn onder andere de gezondheidszorg, het openbaar bestuur
en het onderwijs. In de gezondheidszorg zijn geweld en agressie een belangrijke oorzaak van psychische
aandoeningen. Expliciet beleid, waaronder het zogeheten zero tolerance beleid, kan helpen de situatie te
verbeteren.
30 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
4.1 Omschrijving psychische aandoeningen
Overspannenheid en burn-out
Overspannenheid is een klinisch beeld dat gekenmerkt wordt door aspe-
cifieke spanningsklachten met aanzienlijke beperkingen in het sociaal of
beroepsmatig functioneren. Patiënten zijn moe, gespannen, prikkelbaar,
emotioneel labiel, lijden aan concentratieverlies of slapen slecht. Over-
spannenheid wordt gezien als het gevolg van een relatieve overmaat aan
stress, waardoor de coping faalt en iemand controleverlies en demoralisatie
ervaart. Een relatief ernstige vorm van overspannenheid met een langdu-
riger beloop wordt burn-out genoemd. Kenmerkend is een lange voorge-
schiedenis met spanningsklachten en emotionele uitputting. Ook is er vaak
een gevoel van verminderde competentie en een cynische houding ten
opzichte van het werk.
Posttraumatische stress stoornis
Posttraumatische stress stoornis (PTSS) is een ziektebeeld dat kan optreden
na één of meer ernstige traumatiserende gebeurtenis(sen). De gebeurtenis-
sen, die men zelf ondergaat of waar men getuige van is, roepen een reactie
op van intense angst, hulpeloosheid of afschuw.
Drie typen klachten zijn kenmerkend:
1 symptomen van herbeleving van (delen) van het trauma;
2 vermijding van personen of situaties die aan het trauma gerelateerd zijn;
3 aanhoudende symptomen van verhoogde prikkelbaarheid zoals slaappro-
blemen, concentratieproblemen, woede-uitbarstingen en schrikachtigheid.
PTSS als beroepsziekte komt onder andere voor bij personeel van hulp-
diensten (politie, brandweer en ambulancepersoneel), bij personeel uit de
publieke sector (bijvoorbeeld baliemedewerkers of veiligheidsemployees)
en in de gezondheidszorg.
Depressie
Het kenmerkende symptoom van depressie is een verlaagde stemming,
ervaren als somberheid en/of een onvermogen om plezier te beleven.
Meestal is depressie de resultante van een interactie tussen aanleg en
belasting. Bij een deel van de patiënten blijkt psychosociale belasting in het
werk een oorzakelijke factor. Bij een deel van de werknemers is de depres-
sie een (later) gevolg van één van de bovengenoemde psychische, aan
(chronische) stress gerelateerde aandoeningen.
4.2 Omvang van de problematiek
In 2005 werden aan het NCvB 1336 meldingen van werkgebonden psychi-
sche aandoeningen gedaan. Dit is 23% van alle meldingen en een daling
van 16% ten opzichte van 2004. Met uitzondering van 2002 (1159 meldin-
gen) schommelde het aantal meldingen van psychische aandoeningen sinds
2000 rond de 1500 per jaar. Tabel 4.1 geeft een overzicht van de diagnoses
van de meldingen van 2003 tot en met 2005. Overspannenheid en burn-out
vormen net als voorgaande jaren het grootste deel van het aantal meldin-
gen (78%). De verhouding tussen de verschillende diagnoses is in de afge-
lopen jaren niet veel veranderd. Het aandeel van posttraumatische stress
stoornis is iets afgenomen van 7% naar 5%.
31 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Tabel 4.1 Overzicht van de diagnoses van de meldingen van 2003 t/m 2005
Aantal % Aantal % Aantal %
meldingen meldingen meldingen
2003 2004 2005
Overspannenheid en burn-out 1125 80 1223 77 1051 79
Depressie 61 4 92 6 79 6
Posttraumatische stress stoornis 75 5 117 7 68 5
Overige reacties op ernstige stress 67 5 81 5 60 4
Overige aandoeningen 78 6 69 5 78 6
totaal 1406 100 1582 100 1336 100
Vooral bij de categorie psychische aandoeningen geven bedrijfsartsen vaak
aan dat het lastig is te beoordelen of de oorzaak in hoofdzaak werkgebon-
den is of dat andere factoren zoals privé-omstandigheden of persoonlijke
eigenschappen een doorslaggevende rol spelen. De meldende artsen
waren bij 1094 (82%) van de meldingen bijna zeker dat de aandoening door
het werk veroorzaakt werd. In 9% van de meldingen twijfelden de artsen
hierover. Bij bijna de helft (45%) van alle meldingen vanwege psychische
klachten geven de melders aan dat persoonlijke eigenschappen hebben bij-
gedragen aan het ontstaan van de aandoening. Bij overspannenheid/burn-
out en depressie geven bedrijfsartsen vaker aan dat persoonlijke eigen-
schappen een rol spelen (respectievelijk 46% en 59%) dan bij PTSS (24%) en
overige reacties op ernstige stress (30%).
De meldingen zijn ongeveer gelijk verdeeld over mannen (51%) en vrouwen
(46%). Eén op de tien meldingen (11%) betreft werknemers jonger dan 30
jaar. Een relatief groot deel betreft werknemers van 41-50 jaar (35%). Van
Grafiek 4.1 Sectoren waarin relatief veel psychische beroepsziekten worden gemeld. Weergegeven worden het aantal meldingen per
100.000 werknemers in de betreffende sector
Bouwnijverheid 60
Vervoer, opslag
en communicatie
Openbaar bestuur 50
Onderwijs
n
Gezondheids- w
en welzijnszorg 0 40
00.
Financiële sector 001 rep n 30
egnidlem lat 20
naA
10
---
2001 2002 2003 2004 2005
32 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
het totale aantal psychische aandoeningen werd 73% gesignaleerd via een
verzuimspreekuur en 18% via een arbeidsgezondheidskundig spreekuur.
Slechts 4% van de aandoeningen werd gemeld naar aanleiding van een
Periodiek ArbeidsGezondheidskundig Onderzoek (PAGO). Psychische aan-
doeningen door het werk lijken dus voornamelijk aan het licht te komen als
er al sprake is van verzuim.
Grafiek 4.1 geeft een overzicht van de meldingen van werkgebonden psy-
chische aandoeningen per sector vanaf 2001. In deze grafiek worden alleen
sectoren weergegeven waar relatief veel gemeld wordt. De sector vervoer,
opslag en communicatie is de enige sector met een lichte stijging van het
aantal meldingen per 100.000 werknemers, alle andere sectoren laten een
daling zien. Het grote aandeel van meldingen uit de bouwsector komt door
een betere meldingssystematiek vanuit die sector.
Dat in de gezondheidszorg en onderwijssector veel psychische aandoenin-
gen voorkomen komt overeen met internationale cijfers. Recent werden in
Denemarken alle 29.000 psychiatrische patiënten die tussen 1995 en 1998
werden behandeld voor een depressie of een stressgerelateerde stoornis
(veelal angst) vergeleken met 145.000 gezonde Denen (Wieclaw, 2006).
Hieruit bleek dat een dienstverlenend beroep, zoals werken in de gezond-
heidszorg, het onderwijs en het sociaal werk een verhoogd risico geeft
op deze stoornissen. uit de analyses blijkt verder dat werknemers in de
gezondheidszorg een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van een
depressie. Dit is in overeenstemming met Nederlandse cijfers waaruit blijkt
dat werknemers in het openbaar bestuur, onderwijs en de gezondheidszorg
met 74%, 50% en 35% relatief vaak te maken hebben met psychosociale
arbeidsbelasting (ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2004).
Bij een Brits meldingssysteem voor beroepsgebonden psychiatrische aan-
doeningen met meldingen door psychiaters en bedrijfsartsen samen (SOS-
MI & OPRA), bleek een kwart van de meldingen uit de sectoren gezond-
heidszorg en sociaal werk te komen (Walsh et al., 2005). Dit sluit goed aan
bij de gegevens uit zelfrapportage over stress, depressie en angst die al
eerder bekend waren. Europese cijfers uit 1999 toonden al aan dat veel
werknemers in het onderwijs, de gezondheidszorg en het sociaal werk von-
den dat het werk hun psychische aandoening veroorzaakt of verergerd had
(European Communities, 2004).
Oorzakelijke factoren in de werkomgeving
In Tabel 4.2 wordt een analyse gegeven op basis van de door de bedrijfs-
arts als eerstgemelde oorzakelijke factoren. Voor overspannenheid gaat
het vooral om werkdruk, bij depressie spelen daarnaast interpersoonlijke
verhoudingen een rol, terwijl PTSS vrijwel geheel wordt toegeschreven
aan externe stressoren. De gemelde aandoeningen onder het kopje `toe-
komstonzekerheid' worden veroorzaakt door reorganisatieperikelen en
functieveranderingen. De factor `gebrek aan sociale ondersteuning' is
onderverdeeld naar een aantal subcategorieën waaronder onheuse bejege-
ning, conflicten met leidinggevende of collega's en pestgedrag. De factor
`emotionele belasting' is opgesplitst in een aantal factoren. Hierbij valt op
dat geweld, intimidatie en andere schokkende gebeurtenissen een belang-
rijk deel van de genoemde oorzaken vormen.
33 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Tabel 4.2 Eerst gemelde oorzakelijke factor in het werk bij de vijf meest voorkomende psychische aandoeningen in 2005
(OS=overspannenheid/surmenage; PTSS=posttraumatische stress stoornis)
Oorzakelijke factor in het werk OS en burn-out Depressie PTSS Overige reacties
(n=1051) (n=79) (n=68) op ernstige stress
(n= 60)
Werkdruk/mentale belasting 540 (51%) 19 (24%) 0 (0%) 12 (20%)
Taakonduidelijkheid 24 (2%) 3 (4%) 0 (0%) 0 (0%)
Toekomstonzekerheid 88 (8%) 7 (9%) 1 (1%) 8 (13%)
(incl. reorganisatie)
Gebrek sociale ondersteuning
Geen nadere omschrijving 12 (1%) 2 (3%) 0 (0%) 0 (0%)
Onheuse bejegening / 106 (10%) 12 (15%) 2 (3%) 9 (15%)
verstoorde verhoudingen
Conflict 59 (6%) 7 (9%) 0 (0%) 3 (5%)
Pesten 11 (1%) 1 (1%) 0 (0%) 7 (12%)
Totaal 188 (18%) 22 (28%) 2 (3%) 19 (32%)
Emotionele belasting
Geen nadere omschrijving 10 (1%) 1 (1%) 0 (0%) 0 (0%)
Geweld/intimidatie 22 (2%) 5 (6%) 39 (57%) 11 (18%)
Ongeluk 0 (0%) 0 (0%) 8 (12%) 0 (0%)
Schokkende gebeurtenis anders 0 (0%) 0 (0%) 18 (26%) 0 (0%)
Totaal 32 (3%) 6 (8%) 65 (96%) 11 (18%)
Onregelmatige werktijden 15 (1%) 1 (1%) 0 (0%) 0 (0%)
Gebrek aan regelmogelijkheden 22 (2%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (2%)
Overige redenen of onbekend 142 (14%) 21 (27%) 0 (0%) 9 (15%)
4.3 (Inter)nationale gegevens en vergelijking
Overspannenheid/burn-out
Het CBS meldt dat in 2004 één op de tien werkenden last had van burn-
outklachten. Dat was evenveel als in de voorgaande jaren (Hupkens, 2005).
Het hoogste aandeel werknemers met burn-outklachten werd aangetroffen
in de onderwijssector (14%) en in de horeca (12%). In een groot Maastrichts
vragenlijstonderzoek had 16% van de werkende populatie een hoog niveau
van burn-outklachten (Kant et al., 2004). Als reden van WAO-instroom staat
overspanning (ook wel surmenage genoemd) op de tweede plaats en burn-
out op de zesde plaats met respectievelijk 4% en 3% van het totaal aantal
instromers (Bron: uWV). Het totale aandeel van psychische aandoeningen
als oorzaak van WAO-instroom is sinds 2002 gedaald, maar bedraagt nog
altijd 30%. Hierbij moet wel worden vermeld dat de WAO-instroom als
geheel aanzienlijk gedaald is ten opzichte van eerdere jaren.
Bij een groot jaarlijks vragenlijstonderzoek in Groot-Brittannië (bijna 75.000
werkenden) werd in de periode 2004-2005 geschat dat ruim 1,2 van de
---
werkenden een psychische aandoening had die naar eigen zeggen door het
werk veroorzaakt of verergerd was (HSE, 2006). Hierbij werden stressklach-
ten, depressieve klachten en angstklachten samen genomen. Er was sprake
van een lichte daling ten opzichte van vorige jaren. Bij een Brits meldings-
systeem voor beroepsgebonden psychiatrische aandoeningen door psychi-
aters en bedrijfsartsen samen (SOSMI & OPRA) omvatte werkgerelateerde
stress 30% van de meldingen in 2004 (HSE, 2006).
34 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Depressie/Angst
In de Maastrichtse cohort studie onder ruim 7000 werkenden bleken
depressieve klachten en angstklachten veelvuldig voor te komen. Bij de
mannen heeft 8% angstklachten en 7% depressieklachten die zo hoog zijn
dat er sprake is van een vermoedelijke angst- of depressieve stoornis. Bij
de vrouwen was dat respectievelijk 10% en 6% (Andrea et al., 2004).
Dit komt overeen met eerdere cijfers uit de NEMESIS-studie waar de diag-
noses met behulp van een klinisch interview werden vastgesteld. Bij deze
studie bleek 6% van de werkenden een depressie en 10% een angststoornis
te hebben. Iets meer dan de helft verzuimde daar ook mee in het aan het
interview voorafgaande jaar (Laitinen-Krispijn en Bijl, 2000). In 2004 was de
depressieve episode de meest voorkomende diagnose bij WAO-instroom
met 11% van het totaal (Bron: uWV). Hoewel veel gevallen niet als beroeps-
ziekte aangeduid zullen kunnen worden, spelen werkgerelateerde factoren
vaak een rol bij deze aandoeningen.
Bij de eerder genoemde Britse meldingssystemen voor beroepsziekten
(SOSMI & OPRA) blijkt het bij tweederde van de meldingen om een depres-
sieve of angststoornis te gaan (HSE, 2006). Dit, in vergelijking met het
NCvB, hoge aandeel is deels te verklaren uit het feit dat het gaat om mel-
dingen van psychiaters, die zich per definitie met de meer ernstige aandoe-
ningen bezighouden. De meest genoemde oorzaken waren werkdruk (25%),
veranderingen op het werk (13%) en interpersoonlijke relaties (22%). In
8% van het totale aantal gevallen met interpersoonlijke problematiek werd
pesten en seksuele intimidatie specifiek genoemd.
PtSS
Hoe vaak de aandoening PTSS in de beroepsbevolking voorkomt, is niet
bekend. In de algemene Nederlandse bevolking wordt dit geschat op
8% (Olff en de Vries, 2004). PTSS stond op de tiende plaats bij de WAO-
instroom diagnoses in 2004 (Bron: uWV). Opmerkelijk is dat de gemiddelde
WAO-duur bij PTSS erg lang is (11 jaar) in vergelijking met depressie en
overspanning (beide 4 jaar) (Blatter et al., 2006).
Er zijn cijfers bekend van PTSS-klachten bij werknemers die in hun beroep
regelmatig betrokken zijn bij traumatische incidenten, zoals ambulanceme-
dewerkers en politie- en brandweermensen. Bij de politie bleek 34% na een
traumatisch incident PTSS-klachten te hebben, terwijl bij nadere diagnos-
tiek 7% een PTSS-stoornis had (Carlier et al., 1997). Bij veel politiemensen
zijn de PTSS-klachten dus kortdurend en verdwijnen vanzelf, terwijl bij 1 op
de 14 echt een stoornis ontstaat. uit de meldingen van een peilstation poli-
tie bleek PTSS de meest gemelde beroepsziekte voor uitvoerend personeel
(42%) (Kuijer et al., 2005).
Na rampen kunnen slachtoffers en reddingswerkers PTSS ontwikkelen. uit
een recent overzicht van de literatuur bleek dat de meeste studies bij red-
dingswerkers laten zien dat 10-20% hier last van krijgt (Galea et al., 2005).
Bij de Britse meldingssystemen SOSMI en OPRA betrof 5% van de meldin-
gen van werkgerelateerde psychische aandoeningen PTSS. Opvallend is
dat bij eenderde van de meldingen (36% van 178) werd aangegeven dat
interpersoonlijke relaties, geweld of (seksuele) intimidatie de oorzaak was.
35 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
4.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
Pesten en geweld
De prevalentie van `gepest worden op het werk' binnen de beroepsbevol-
king is sterk afhankelijk van de definitie van pesten, maar ligt tussen de
1 en 10% (Agervold et al., 2004). Er zijn aanwijzingen dat dit cijfer hoger
ligt in de gezondheidszorg. Zo bleek bij een vragenlijstonderzoek onder
Britse artsen in opleiding dat gemiddeld 18% in de huidige baan last had
van pestgedrag, voornamelijk door seniorartsen (Paice et al., 2004). In ons
land heeft 21% van de werknemers te maken met intimidatie door klanten,
patiënten, leerlingen of passagiers. Intimidatie door chefs of collega's komt
voor bij 14% van de werknemers (Houtman et al., 2006). Een Nederlands
literatuuronderzoek liet zien dat de gevolgen van pesten groot kunnen zijn.
Zo ligt het ziekteverzuim onder medewerkers op werkplekken waar pesten
voorkomt tot 50% hoger (Marsman, 2006).
De gezondheidszorg neemt een koppositie in als het gaat om blootstelling
aan ongewenst gedrag door het publiek. Britse cijfers laten zien dat in 2000
maar liefst 63% van de verpleegkundigen en 69% van de ambulancemede-
werkers in dat jaar een (verbaal of fysiek) geweldsincident hadden meege-
maakt (Richards, 2003). Cijfers uit de Verenigde Staten tonen aan dat 8,3
per 10.000 ziekenhuismedewerkers in 1999 mishandeld werd; dit is stukken
hoger dan de 2 per 10.000 die in de private sector geobserveerd werden
(NIOSH, 2002). uit een recent groot onderzoek onder verpleegkundigen
in de Verenigde Staten bleek dat 13% fysiek bedreigd of mishandeld werd
(Nachreiner, 2005).
De arbeidsinspectie heeft de afgelopen periode in haar inspecties uitdruk-
kelijk aandacht besteed aan agressie en geweld. De geestelijke gezond-
heidszorg en de gehandicaptenzorg zijn recent geïnspecteerd. Hierbij werd
vooral gelet op de aanwezigheid en uitvoering van beleid. De bevindingen
waren zeer kritisch. In de gehandicaptenzorg was bij 69% van de instel-
lingen het beleid niet op orde, of onvolledig geïmplementeerd, in de
geestelijke gezondheidszorg gold dit voor 60% (Arbeidsinspectie, 2005).
De komende maanden zal de arbeidsinspectie controleren op maatregelen
ter bestrijding van agressie en geweld in de gezondheidzorg, vooral op de
spoedeisende hulp en de receptie (ministerie van Sociale Zaken en Werkge-
legenheid, 2006).
Beleid ter preventie van agressie en geweld kan vele vormen aannemen.
Zaken als een gedragscode, uitdragen van zero tolerance beleid, training
van medewerkers, adequate registratie van incidenten en opvang na inci-
denten zijn veelgenoemde elementen. In de gezondheidszorg van Groot-
Brittannië is al in 1999 een zero tolerance beleid ingevoerd. Een belang-
rijk aspect hiervan is het breed uitdragen, bijvoorbeeld met posters, dat
geweld en agressie jegens de medewerkers niet getolereerd zal worden.
Het publiek wordt duidelijk gemaakt wat de consequenties zullen zijn bij
agressie en geweld. Er zijn aanwijzingen dat het invoeren van een dergelijk
beleid tot een afname van het aantal incidenten kan leiden (Forster, 2005).
In de studie van Nachreiner en collega's werd het beleid bij de instellingen
van verpleegkundigen die geweld hadden meegemaakt, vergeleken met
het beleid voor verpleegkundigen die dit niet hadden meegemaakt. Opval-
lend was dat het zero tolerance beleid en duidelijkheid over welke gedra-
36 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
gingen precies verboden zijn, daadwerkelijk bescherming bieden (Nachrei-
ner et al., 2005).
Depressie
Het NCvB heeft in 2006 een registratierichtlijn gepubliceerd die bedrijfs-
artsen moet ondersteunen in hun beoordeling van een beroepsgebonden
depressie. Een aantal factoren in het werk kan een bijdrage leveren aan het
ontstaan van een depressie: het hebben van niet-passend werk, het heb-
ben van teveel werk, weinig controle over het werktempo, problemen in de
werkverhoudingen, gepest worden, hoge psychologische taakeisen, weinig
regelmogelijkheden, weinig sociale ondersteuning op het werk en meege-
maakte stressvolle werkgebeurtenissen (NCvB, 2006). Een recente studie
onder ruim 4000 Deense werknemers laat zien dat er mogelijk verschillende
oorzaken zijn bij mannen en vrouwen. Bij vrouwen lijkt vooral gebrek aan
controle over het werk en weinig sociale steun van een leidinggevende
samen te hangen met het ontwikkelen van depressieve klachten. Bij man-
nen blijkt vooral toekomstonzekerheid een rol te spelen (Rugulies et al.,
2006).
De NVAB heeft actief deelgenomen aan de ontwikkeling van de multidisci-
plinaire richtlijn depressie van het Centraal Begeleidingsorgaan voor Inter-
collegiale Toetsing (CBO). Dit heeft geleid tot een afzonderlijke module
`Depressie en arbeid' waarin de omvang en de gevolgen van depressie
voor arbeid beschreven staan. Daarnaast wordt de effectiviteit van behan-
delingen in termen van verzuim en functioneren tegen het licht gehouden
(NVAB, 2005). Er zijn maar weinig interventiestudies gedaan naar behande-
lingen die zich specifiek richten op het verbeteren van het functioneren op
het werk bij werknemers met een depressie. Bij de afdeling Psychiatrie van
het AMC zal in de loop van 2006 de DO-it studie van start gaan. Dit is een
vervolgonderzoek op een kleine, succesvolle eerdere studie naar het effect
van het toevoegen van arbeidsgerichte ergotherapie aan de reguliere
behandelingen.
Preventie
Het onderzoekscentrum Body@Work (een centrum waarin het EMGO-
instituut, Vu medisch centrum, TNO Kwaliteit van Leven en de Faculteit
der Bewegingswetenschappen van de Vu nauw samenwerken) heeft een
literatuuronderzoek verricht naar de beschikbaarheid en effectiviteit van
primaire preventie leefstijlinterventies die relevant zijn voor de bedrijfsarts.
Hieruit bleek onder meer dat dit type interventie leidt tot een toename van
bewegen (Proper et al., 2005). Dit kan ook van belang zijn voor de preven-
tie van psychische klachten. Nieuwe analyses van een Nederlands onder-
zoek uit 1995 tonen bij werknemers die regelmatig sporten een lager risico
op het ontwikkelen van psychische klachten en verzuim (Bernaards et al.,
2006; Van den Heuvel et al., 2005).
Begeleiding en behandeling
Op initiatief van het NIP (Nederlands Instituut van Psychologen) en de LVE
(Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen) is in 2005 de richtlijn
`Werk en psychische klachten' verschenen. Deze richtlijn geeft aan hoe psy-
chologen de werksituatie kunnen gebruiken in de behandeling en begelei-
ding van cliënten met arbeidsgerelateerde of arbeidsrelevante psychische
problematiek (NIP en LVE, 2005). Deze richtlijn sluit goed aan op de richtlijn
`Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische klachten' die
de NVAB in 2000 heeft uitgebracht. In maart 2005 is een werkgroep van de
37 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
NVAB gestart met de voorbereidingen voor een herziening van deze richt-
lijn. Naar verwachting zal deze herziene versie eind 2006 klaar zijn.
4.5 Conclusies
A Zerotolerancevoorgeweldindegezondheidszorg
Werknemers in de gezondheidszorg lopen een aanzienlijk risico om in aan-
raking te komen met verbaal en fysiek geweld. Duidelijk beleid is essentieel
voor de preventie van geweld en intimidatie. De Arbeidsinspectie heeft
geconstateerd dat het hieraan in de geestelijke gezondheidszorg en de
gehandicaptenzorg nog ontbreekt. Zero tolerance beleid en duidelijkheid
over welke gedragingen precies verboden zijn, kunnen succesvol ingezet
worden om de situatie te verbeteren.
A Naareenbeterzichtopwerkgebondendepressie
De laatste jaren verschijnen er steeds meer publicaties over de rol van
werkfactoren bij het ontstaan van depressie. Depressie is na burn-out/over-
spanning de meest gemelde psychische beroepsziekte, maar het absolute
aantal meldingen is nog laag. De in 2006 verschenen registratierichtlijn
voor het melden van werkgebonden depressie moet de bedrijfsarts onder-
steunen in zijn of haar besluitvorming omtrent de werkgerelateerdheid van
depressieve klachten.
38 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
5 Huidaandoeningen
De al enige jaren bestaande tendens van een dalend aantal meldingen zowel bij bedrijfsartsen als bij
dermatologen die deelnemen aan het ArbeidsDermatosen Surveillance project (ADS), heeft zich in 2005
voortgezet. Gezien de resultaten elders in Europa lijkt het aannemelijk dat een deel hiervan te danken
is aan succesvolle interventies in de kappersbranche en in ziekenhuizen ten aanzien van latexallergie en
wellicht ook nat werk.
De in eerdere signaleringsrapporten genoemde organisatorische, financiële en wettelijke factoren
die het verschil in aantal meldingen tussen bedrijfsartsen en dermatologen verklaren, blijven echter
onverminderd aanwezig.
Latexallergie wordt steeds minder gemeld bij werkers in de gezondheidszorg. Dat geldt (nog) niet voor
beroepsgroepen buiten de ziekenhuizen, met name in het midden- en kleinbedrijf waar arbodiensten en
bedrijfsartsen met minder succes kunnen opereren. Daar speelt ook in toenemende mate het probleem
van inadequate handschoenen ter voorkoming van contacteczeem door acrylaten.
De successen van projecten en studies in eigen land (latexallergie, kappers), maar meer nog die in
Duitsland (metaalbewerkers, autobranche, tandtechnici, nat werk) lijken te bewijzen dat systematische
scholing en interventies op branche- of bedrijfsniveau zeer succesvol kunnen zijn wanneer de partners
(werkgevers, arbodiensten en universitaire klinieken) hun rol goed spelen.
39 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
5.1 Omschrijving beroepshuidaandoeningen
Contacteczeem
Contacteczeem ontstaat als gevolg van huidcontact met een stof. Het kan
ontstaan door een allergie voor een bepaalde stof en door langdurige
irritatie van de huid door één of meerdere stoffen. De verschijnselen zijn
roodheid, jeuk, blaasjes, schilfering en kloven.
Contacturticaria
Contacturticaria zijn jeukbulten (galbulten). Zij ontstaan na direct huidcon-
tact met bepaalde stoffen. Soms gebeurt dat op basis van een allergie voor
de stof, maar er kan ook een ander mechanisme aan ten grondslag liggen.
Huidgezwellen
Goedaardige huidgezwellen, bijvoorbeeld wratten, kunnen ontstaan door
contact met bepaalde virussen. Kwaadaardige huidgezwellen (huidkanker)
kunnen het gevolg zijn van langdurige blootstelling aan ultraviolet licht,
bijvoorbeeld bij mensen die veel in de buitenlucht werken.
Huidinfecties worden in hoofdstuk 9 besproken.
5.2 Omvang van de problematiek
Meldingen door bedrijfsartsen
In 2005 kwamen 208 meldingen van beroepshuidaandoeningen binnen
tegenover 233 in 2004. Dit is 3,6% van het totale aantal beroepsziektemel-
dingen (2004: 4%).
Figuur 5.1 Aantal meldingen van beroepshuidaandoeningen door bedrijfsartsen en het aantal met de diagnose eczeem
Totaal 350
Eczeem
300
250
ne 200
gnidlem latna 150
A
100
50
0
2000 2001 2002 2003 2004 2005
40 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Eczeem is verantwoordelijk voor 66% van de meldingen (in 2004 78% en
in 2003 90%) van de beroepshuidaandoeningen (Figuur 5.1). In 2005 is 34
maal melding gemaakt van huidinfecties, dit is nagenoeg gelijk aan 2004,
met opnieuw scabiës (schurft) bij medewerkers uit de gezondheidszorg als
voornaamste oorzaak (18 meldingen).
Wordt rekening gehouden met het aantal werknemers dat in de betref-
fende sector werkzaam is, dan is het aantal meldingen uit de milieudienst-
verlening, cultuur en recreatie het hoogst (9,4 per 100.000 werknemers),
gevolgd door de landbouw, bosbouw en visserij (9,1 per 100.000 werkne-
mers) en de bouwnijverheid (8,7 per 100.000 werknemers). Opvallend is
het nagenoeg ontbreken van meldingen uit de horeca (1 in 2005) terwijl er
op basis van de risico's (nat werk) meer verwacht mochten worden. Dit was
ook in voorgaande jaren het geval en heeft waarschijnlijk te maken met de
geringe toegang die veel horecamedewerkers, gezien hun type arbeidscon-
tract, hebben tot de bedrijfsgezondheidszorg.
De huidaandoening is in 40% van de gevallen gesignaleerd op het arbeids-
gezondheidskundig of arbeidsomstandighedenspreekuur (in 2004: 34%),
bij 33% tijdens de verzuimbegeleiding (in 2004: 28%) en bij 14% tijdens het
PAGO (19% in 2004).
EczeemdoorformaldehydeinhetMKB
Een man van middelbare leeftijd heeft sinds 2 jaar persisterend eczeem
aan beide handen. Hij werkt vanaf zijn 17e jaar in een eigen broederij voor
fokkuikens, maar is nu sinds 5 maanden arbeidsongeschikt. Zelf legt hij een
verband met het gebruik van formaldehyde.
Contactallergologisch onderzoek bracht een contactallergie voor formalde-
hyde en verwante stoffen aan het licht. De patiënt kreeg het advies om con-
tact met deze stoffen te vermijden, zowel in het werk als in contact met zeep,
toiletartikelen, zalven of crèmes. Probleem is dat toepassing van desinfectie
met dit type verbindingen essentieel is voor het rendement van het bedrijf.
Gedurende het gehele productieproces is expositie mogelijk zowel via de
lucht als door direct huidcontact. Bij het merendeel van de werkzaamheden
waren huid en ademhaling onvoldoende beschermd. De observaties tijdens
het werkplekbezoek door de klinisch arbeidsgeneeskundige en de derma-
toloog boden voldoende aanknopingspunten om de expositie drastisch te
reduceren. De hier beschreven situatie is niet ongewoon in het midden- en
kleinbedrijf. Men gaat pas bij ernstige klachten naar de behandelend arts en
de preventief werkende bedrijfsarts wordt niet of nauwelijks ingeschakeld.
Tabel 5.1 Oorzaken van contacteczeem bij de meldingen van de bedrijfsartsen
Oorzaak 2003 2004 2005
Nat werk 50 (21%) 34 (19%) 25 (18%)
Metaalbewerkingsvloeistoffen 20 (8%) 12 (7%) 11 (8%)
Latex 13 (5,5%) 9 (5%) 7 (5%)
Cement en chroom 13 (5,5%) 10 (5,5%)
9 (6%)
Kappersproducten 12 (5%) 8 (4%) 5 (3%)
Rubberchemicaliën 7 (3%) 2 (1%) 3 (2%)
Epoxy-verbindingen 6 (2,5%) 6 (3%) 3 (2%)
41 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Het ArbeidsDermatosen Surveillance (ADS) project
Het ADS-project is een gezamenlijk registratieproject van het NCvB en het
Nederlands Kenniscentrum ArbeidsDermatosen (NECOD) in Groningen
en Amsterdam, opgezet naar analogie van het zusterproject EPIDERM in
Groot-Brittannië. Er nemen verspreid over het hele land ongeveer 25 der-
matologen aan deel, die maandelijks opgave doen van het aantal nieuwe
gevallen van beroepsgerelateerde huidaandoeningen. Evenals in voor-
gaande jaren meldt deze selecte groep van geïnteresseerde dermatologen
een veelvoud van dat wat alle bedrijfsartsen in Nederland melden. In deze
meldingen nemen na eczemen (478; 81%), huidgezwellen (38; 6%) en con-
tacturticaria (netelroos 14; 2,4%) de 2e en 3e plaats in. Dit is onveranderd
ten opzichte van voorgaande jaren.
Het aantal meldingen daalt fors. Voor een deel kan dit verklaard worden
door een afnemende incidentie van beroepsgebonden huidaandoeningen,
maar vrijwel zeker liggen er ook andere factoren aan ten grondslag, zoals
een afnemende meldingsdiscipline. Via directe contacten en bezoeken
aan de deelnemende dermatologen zal hier in 2006 nader aandacht aan
besteed worden.
In 2005 zijn er iets meer meldingen van contacteczeem gedaan van man-
nen dan van vrouwen (respectievelijk 53% en 47%). Alleen in 2003 was dit
ook het geval. Hoewel bij het stijgen van de leeftijd het absolute aantal
meldingen bij mannen duidelijk toeneemt, blijft het aantal na correctie voor
het aantal werkenden per leeftijdsklasse, het hoogst in de jongste leeftijds-
categorie (zie figuur 5.3). Bij vrouwen is nog duidelijker te zien dat contact-
eczeem vooral een aandoening is die zich bij jonge mensen voordoet en
daarmee dus waarschijnlijk al in de eerste jaren van de blootstelling. Ook in
eerdere Signaleringsrapporten is hier al melding van gemaakt.
Figuur 5.2 Aantal meldingen van beroepshuidaandoeningen en het aandeel met de diagnose eczeem respectievelijk huidgezwellen door
dermatologen in het kader van het ADS-project
Totaal 1200
Eczeem
Huidgezwellen
1000
800
negnidle 600
m latnaA
400
200
0
2001 2002 2003 2004 2005
42 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Figuur 5.3 Aantal meldingen contacteczeem per leeftijdsklasse en geslacht per werkzame beroepsbevolking (CBS, 2004)
in het kader van het ADS-project
Man 0,25
Vrouw
0 g 0,20
00 nikl
1 r ov
e e
p 0,15
n bs
e p
g e
ni or
dl e
e b 0,10
---
m latna mazkr
e 0,05
A w
---
15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar
Tabel 5.2 Top 10 van de beroepen met de meeste meldingen (absolute aantallen) van contacteczeem in de periode 2002-2005
Beroep 2002 2003 2004 2005
Kapper 79 72 63 43
Verpleegkundige 48 52 35 29
Monteur (auto ift)
/l 46 43 48 25
Schoonmaker 46 35 30 25
Metaalarbeider etaalbewerker
/m 28 30 32 17
Horecamedewerker 29 35 18 16
Inpakker opende band
/l / 9 13 11 16
productiemedewerker
Verkoper 20 36 25 15
Nagelstyliste edicure anicure
/p /m 21 12 9 14
Kok 23 25 10 13
Wanneer wordt gekeken naar bedrijfssectoren blijken de gezondheids-
zorg (78), metaalsector (inclusief automonteurs, 59), sector cosmetica en
lichaamsverzorging (58), de industrie, de voedingssector (inclusief horeca,
54) en in mindere mate de bouwnijverheid (34) de belangrijkste leveranciers
van contacteczemen. Het meest gemelde beroep is sinds het begin van de
registratie kapper (Tabel 5.2). De nagelstyliste is in 2005 teruggekeerd in
de `beroepen top 10' met 14 meldingen van eczeem. De combinatie van
de populariteit van acrylaat kunstnagels samen met beperkte scholing en
gebrekkige voorzieningen in eenmansbedrijven ligt hieraan ten grondslag.
Kapperspoli
De Kapperspoli is een gezamenlijk project van de Koninklijke Algemene
KappersOrganisatie (ANKO), het Centrum voor Huid en Arbeid in Arnhem
en het Nederlands Kenniscentrum voor ArbeidsDermatosen (NECOD). De
uitbreiding van de samenwerking met NECOD vloeide voort uit het Arbo-
convenant voor de Kappersbranche. Sinds april 2003 is de hulpverlening
uitgebreid met de mogelijkheid van werkplekbezoek en een helpdesk.
In 2004 (april 2004 - pril 2005) bezochten 184 vrouwen (2003: 234) en 19
---
mannen (2003: 10) de Kapperspoli (Kapperspoli, 2005). Meer dan 50% van
43 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
hen was jonger dan 20 jaar. Het handeczeem bleek bij 40% (2003: 37%) al
meer dan een jaar aanwezig. Bijna 6% (2003: 12%) had al handeczeem voor
aanvang van de opleiding of het dienstverband. Ziekteverzuim wegens
czeem kwam bij 22% (2003: 21%) van de leerlingen en 29% (2003: 35%)
e
van de werknemers voor. Langdurig verzuim (>30 dagen) werd nagenoeg
niet meer gezien.
Slechts 17 (6%) hadden vanwege de klachten (telefonisch) contact gehad
met de arbodienst. Bij een herhalingsbezoek 3-6 maanden later was het
czeem bij 71% afwezig of afgenomen tot lichte klachten. Bij die controle
e
had 18% (2003: 19%) het vak wegens het handeczeem verlaten.
De resultaten van het allergisch onderzoek weerspiegelen voor een deel
de modieuze ontwikkelingen in de kapperswereld. Positieve reacties bij
allergologisch onderzoek werden vooral gezien op haarkleurstof (PPD)
en blondeerpoeder (persulfaten). Er is een sterke daling van latex (hand-
schoen) allergie, maar een duidelijke stijging van eczeem waarbij atopie
(kindereczeem, ook wel dauwworm genoemd, en astma) een rol speelt.
Als onderdeel van het Arboconvenant is de kappersbranche in 2003 gestart
met een VASt-pilot (Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen).
Een van de resultaten daarvan is de lancering van twee websites in 2005:
een kapperswebsite (www.isditproductveilig.nl praktische informatie voor
op de werkvloer) en een deskundigenwebsite (www.kapperscosmetica.
nl gezondheidsaspecten en preventieve maatregelen). Het is vooralsnog
onduidelijk wat het vervolg zal zijn van dit succesvolle convenant dat in
2006 afloopt.
Bespreking van de meldingsgegevens
Het aantal gemelde beroepsdermatosen door bedrijfsartsen is en blijft in
Nederland laag in vergelijking met bijvoorbeeld de Scandinavische landen
en Duitsland. Het is waarschijnlijk dat dit in belangrijke mate berust op de
verschillen in sociale wetgeving (bijvoorbeeld het ontbreken van een `risque
Tabel 5.3 Meest genoemde oorzaken van contacteczeem bij meldingen in het kader van het ADS-project in de periode 2002-2005
Oorzaak 2002 2003 2004 2005
Nat werk 266 269 183 154
Irritatieve stoffen 60 88 78 70
Mechanische factoren 23 33 39 23
Rubberchemicaliën 27 24 22 21
Conserveermiddelen 16 25 39 17
Zepen en detergentia 20 29 27 16
Acrylaten 21 15 7 16
Haar (verf) producten 34 29 23 14
Chroom 14 9 10 11
Planten 30 23 17 10
Oliën
/ 17 13 15 10
metaalbewerkingsvloeistoffen
Nikkel 20 31 18 8
Klimaat 11 13 9 8
Geurstoffen 16 14 17 6
Epoxyhars 17 13 12 6
44 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
professionel') en de wijze waarop de gezondheidszorg is ingericht. Huid-
klachten gaan vaak niet gepaard met verzuim en de toegang tot en orga-
nisatie van de bedrijfsgezondheidszorg is in het midden- en kleinbedrijf
over het algemeen minder goed dan in andere sectoren. Terwijl de risico's
voor eczeem hier vaak duidelijker aanwezig zijn getuige de meldingen in
het kader van het ADS-project. Het gevolg hiervan is dat de bedrijfsarts de
belangrijkste risicopopulaties niet meer ziet. Denk aan kappers, nagelsty-
listes, tandtechnici, agrariërs, horecapersoneel, veelal werknemers uit het
midden- en kleinbedrijf en zelfstandig ondernemers. Het ADS-project is in
dit opzicht een noodzakelijke aanvulling van het meldingssysteem. Compli-
cerende factor voor het verkrijgen van een compleet beeld van arbeidsge-
bonden huidaandoeningen is dat een belangrijk deel van het vuile en natte
werk structureel uitbesteed wordt aan de `onderkant van de arbeidsmarkt'
waar de bedrijfsgezondheidszorg ook vaak niet goed is geregeld.
Belangrijk is dat de daling in het aantal meldingen zich in 2005 heeft voort-
gezet, zowel bij dermatologen als bedrijfsartsen. Het type aandoeningen,
de verdeling, incidentie, risicogroepen en risicofactoren blijven echter
consistent.
Ondanks de kleine getallen lijkt het aannemelijk, mede gezien de resultaten
elders (Diepgen, 2005a), dat de daling van meldingen bij kappers en van
latexallergie in ziekenhuizen, een weerspiegeling is van een daadwerkelijke
afname van de incidentie en prevalentie. Van snijdende specialisten en
verpleegkundigen werd in het verslagjaar door bedrijfsartsen geen enkele
melding van latexallergie gedaan. Voorlichting en vervanging door poeder-
vrije vinylhandschoenen lijken voor deze beroepsgroepen succesvol te zijn
geweest. Dat geldt echter niet voor verloskundigen, tandtechnici, dokters-
assistenten en vuilsorteerders.
5.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
Oorzaken en risicoberoepen
Acrylaten en handschoenen
Methacrylaten worden in toenemende mate gebruikt in verschillende
beroepen. Klassiek is de toepassing in de tandheelkunde (tandprotheses),
maar nieuwer zijn het gebruik bij autoruitreparatie en in nagelstudio's
(kunstnagels). Evenals bij tandartsen en tandtechnici (prevalentie 2%,
Munksgaard, 2000) wordt bij monteurs en nagelstylistes allergie geconsta-
teerd voor (meth)acrylaten (Jappe et al., 2005; Rustemeyer, 2004; Moed,
2005).
In de dagelijkse praktijk blijkt de combinatie van voldoende lange bescher-
ming met fijn technisch werk een groot probleem. Latex- en vinylhand-
schoenen beschermen slechts seconden tot enkele minuten (Lönnroth en
Ruyter, 2002), de `ondoorlaatbare' 4-lagige handschoenen met polyetheen
aan beide kanten en 2 lagen polyvinylalcohol daartussen passen slecht en
geschikte nitrilhandschoenen zijn al snel te dik. Gecontroleerd onderzoek
zal duidelijkheid dienen te verschaffen.
Handeczeem en roken
Over de relatie tussen handeczeem en roken zijn de meningen verdeeld. In
1988 werd een relatie beschreven tussen roken en vesiculair eczeem aan
de handpalmen bij Zweedse mannen, maar niet bij vrouwen (Edman, 1988).
Een Deense studie uit 2003 vond een sterke relatie tussen roken en nikkel-
allergie bij mannen en vrouwen (Linneberg et al., 2003). Bij leerlingen in de
45 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
metaalbewerkingssector werd echter geen relatie gevonden tussen roken
en handeczeem (Berndt et al., 2000).
Recent werden de resultaten gepubliceerd van de eerste studie over de
relatie tussen roken en handeczeem in een algemene populatie (Montné-
mery et al., 2005). Met een transversaal vragenlijstonderzoek werd in 2000
de prevalentie onderzocht van (zelf gerapporteerd) handeczeem in een
populatie van 11.798 volwassenen in Zweden en de relaties met geslacht,
leeftijd, rookgewoontes en beroep. Gecorrigeerd voor andere factoren
bleek de kans op langdurig handeczeem (>1 jaar) bij rokers met 35% ver-
hoogd te zijn.
Nikkelallergie en muntgeld
Bij dermatologisch onderzoek wordt dikwijls een allergie voor nikkel gevon-
den zonder dat duidelijk is of dit relevant is voor beroepsmatige blootstel-
ling aan nikkel of dat het is ontstaan door blootstelling aan nikkel (sieraden
etc.) in het verleden. Inmiddels is een eenvoudige methode ontworpen om
de hoeveelheid nikkel op de huid te bepalen en op deze wijze de exposi-
tie in diverse werksituaties te kwantificeren (Staton et al., 2006). De studie
suggereert dat de `normale' nikkelconcentratie op de huid minder dan 10
ng/cm² bedraagt. In een pilotstudie werden huidconcentraties gevonden
van minder dan 0,9 tot 7160 ng/cm². De concentraties bij kassiers, winkel-
bediendes, barkeepers en kapsters lagen onder het blootstellingsniveau
voor wateroplosbaar nikkel dat nodig blijkt om een reactie op te wekken
bij personen met een nikkelallergie. Bij medewerkers uit de nikkelindustrie
werden gedeeltelijke overschrijdingen van deze concentratie gevonden.
Verbindingen met niet in water oplosbaar nikkel geven significant lagere
concentraties nikkelionen af.
Preventie en re-integratie
VASt
Het ministerie van SZW wil het bedrijfsleven ondersteunen bij het adequaat
beheersen van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Hiertoe is in 2003
het Programma VASt (Versterking Arbobeleid Stoffen) van start gegaan.
Het programma wil de toepassing bevorderen van bestaande middelen en
maatregelen tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen bij bedrijven en
instellingen. Om de uitgangspositie vast te stellen, is er in branches een
nulmeting uitgevoerd bij werkgevers en werknemers. De nulmeting onder
werkgevers betrof een telefonische enquête, de nulmeting onder werkne-
mers bestond uit een schriftelijke enquête. De benaderde werkgevers en
werknemers zijn niet representatief voor alle werkgevers en werknemers
in Nederland, maar wel een afspiegeling van bedrijven en werknemers die
werken met chemische stoffen. Op de website van het VASt project (www.
vast.szw.nl) staan het aantal bedrijven per branche dat deelneemt en een
overzicht van de branches die een actieplan hebben opgesteld.
uit de nulmeting komt naar voren dat bij 54% van de werknemers de huid
tijdens de werkdag voortdurend of vaak in contact komt met water of
waterige oplossingen. Bij 69% van de werknemers wordt de huid blootge-
steld aan gevaarlijke stoffen. De eindmeting in 2007 zal uitwijzen of en in
welke mate de doelstellingen van het programma VASt zijn behaald.
Prognose
Beroepsgebonden huidaandoeningen (eczemen) vertonen een duidelijke
neiging tot chroniciteit. Dit werd bevestigd in een studie naar de lange
46 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
termijn prognose van arbeidsdermatosen in Zweden (Meding et al., 2005).
In 1999 werden 623 personen die in 1987 een beroep deden op het Soci-
aal Verzekeringsfonds in verband met een arbeidsdermatose onderzocht,
hetzij via een vragenlijst, hetzij telefonisch (de non-responders). Twaalf
jaar na dato rapporteerde het merendeel van de onderzochte mensen nog
steeds huidklachten. Bij 82% had aanpassing van het werk plaatsgevonden,
meestal een verandering van beroep, en 15% verloor het contact met de
arbeidsmarkt.
Ondanks inspanningen van de Deense regering om blootstelling aan
beroepsgebonden allergenen te verminderen, is het aantal beroepsgebon-
den handeczemen vrijwel onveranderd gebleven sinds het midden van de
jaren negentig (Cvetkovski, 2005). Onderwerp van studie waren alle nieu-
we, erkende gevallen van beroepsgebonden handeczeem in Denemarken
van oktober 2001 tot november 2002. De totale incidentie bedroeg 30,6
per 100.000 werkenden, met een grote variatie tussen de verschillende
beroepen. De hoogste incidenties werden gevonden bij bakkers, kappers,
tandartsassistenten, keukenpersoneel en koks. Kwantitatief domineerden
gezondheidszorgmedewerkers met 21% van de totale studiepopulatie. Na
een jaar was bij 25% het eczeembeeld ernstig of verergerd, 34% vertoon-
de een onveranderd mild tot matig eczeem en bij 41% was het eczeem
verbeterd. Patiënten met een atopische dermatitis hadden een 1,5 maal
verhoogd risico op verergering of voortduren van ernstig handeczeem. De
beste voorspeller voor het verlies van een baan bleek bij de follow-up na
12 maanden de ernst van het eczeem bij het begin van de studie. Bij ern-
stig handeczeem bleek het relatieve risico voor het verlies van werk 14,0.
Opmerkelijk genoeg rapporteerden patiënten met een hoge of gemiddelde
sociaaleconomische status geen verlies van baan.
Scholing
Optimistischer zijn de signalen uit Duitsland. Diepgen (2005b) benadrukt
de noodzaak en effectiviteit van maatregelen bij personen met beroepsge-
bonden huidaandoeningen (vooral contact- en handeczeem). In Duitsland
bestaat een intensieve samenwerking tussen de universitaire kliniek en
de Berufsgenossenschaft für Gesundheidsdienst und Wohlfahrtspflege. In
tegenstelling tot niet beroepsgebonden aandoeningen gaan directe medi-
sche zorg en medische revalidatie hier hand in hand. In combinatie met
een projectmatige, systematische scholing van beroepsgroepen (primaire
preventie) blijkt dit niet alleen bij kappers succesvol, maar ook in andere
beroepsgroepen zoals metaalbewerkers, tandtechnici en beroepen met nat
werk.
Löffler et al. (2006) doen verslag van een interventiestudie bij 521 leer-
ling-verpleegsters van 14 opleidingsinstituten, at random verdeeld in twee
groepen. De interventiegroep kreeg een speciaal scholingsprogramma met
aandacht voor primaire preventie en werd gedurende 3 jaar (1999-2002)
vergeleken met de controlegroep. Aan het einde van deze periode werd
een significant betere conditie van de huid van de handen vastgesteld in
de interventiegroep. Primaire preventie van huidziekten door regelmatige
scholing gedurende de opleidingsperiode van medisch personeel kan het
risico op de ontwikkeling van irritatieve afwijkingen effectief verminderen.
Van gelijke aard zijn de uitkomsten van een Deense interventiestudie bij
schoonmakers van varkensdarm in slachthuizen (Flyvholm et al., 2005) met
een follow-up na 1 jaar. De interventie bestond uit scholing en aanbevelin-
gen. In deze high riskgroep werd met dit preventieprogramma een reductie
met 27% van beroepsgebonden eczeem bereikt.
47 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
NVAB-richtlijn `handelen van de bedrijfsarts bij de preventie van contacteczeem'
In 2006 zal bovenstaande NVAB-richtlijn van kracht worden. Hierin krijgen
bedrijfarts en arbodienst een actieve rol bij de opsporing, diagnostiek en
behandeling van contacteczeem. Of dit succes zal hebben, lijkt niet zozeer
afhankelijk van de inhoud van de richtlijn, want deze formule bleek elders
in Europa al succesvol. Voor de implementatie van de richtlijn is de bedrijfs-
arts echter sterk afhankelijk van de bereidheid van werkgevers om aan
deze actieve benadering mee te werken.
Afgezien van de convenanten in de kappersbranche, de succesvolle afspra-
ken in de ziekenhuizen over handschoenengebruik en de focus op de
beheersing van nat werk, is in de diverse Arboconvenanten betrekkelijk
weinig plaats ingeruimd voor preventie van arbeidsdermatosen. Er dienen
zich echter nieuwe mogelijkheden aan. Het al besproken VASt-programma
(toxische stoffen) biedt een andere ingang voor beheersing van arbeidsom-
standigheden en expositie aan toxische stoffen. Verder moeten in dit ver-
band de Arbocatalogi genoemd worden waarin op brancheniveau afspraken
gemaakt moeten worden over de wijze waarop het doel preventie van
contacteczeem bereikt gaat worden. De toepassing van de NVAB richtlijn
kan hierbij een belangrijke rol vervullen.
5.4 Conclusies
A Dalingvanhetaantalmeldingenvanberoepshuidaandoeningen
De daling in het aantal meldingen van beroepshuidaandoeningen heeft zich
in 2005 voortgezet. Gezien de resultaten elders in Europa lijkt het aanne-
melijk dat een deel hiervan te danken is aan succesvolle interventies in de
kappersbranche en in de ziekenhuizen waar het gaat om latexallergie en
wellicht ook nat werk.
A Dalingvanlatexallergie
De cijfers wijzen uit dat latexallergie steeds minder voorkomt in de ver-
pleging en bij de snijdende specialismen. Dit is (nog) niet het geval bij
beroepsgroepen buiten de ziekenhuizen en met name in het midden- en
kleinbedrijf waar arbodiensten en bedrijfsartsen met minder succes kunnen
opereren.
A Onvoldoendebeschermingtegen(meth)acrylatendoorhandschoenen
(Meth)acrylaten worden steeds meer toegepast buiten de `klassieke' beroe-
pen als tandarts en tandtechnicus. Te denken valt aan nagelstylistes en
autoruitreparateurs. Het lijkt erop dat de huidige generatie handschoenen
onvoldoende bescherming biedt tegen blootstelling aan acrylaten in beroe-
pen met fijn manueel werk.
A Scholingalssuccesfactorvoorpreventie
uit successen van projecten en studies in eigen land (latexallergie, kappers)
en Duitsland (metaalbewerkers, autobranche, tandtechnici, nat werk) blijkt
dat systematische scholing en interventies op branche- of bedrijfsniveau
zeer succesvol kunnen zijn wanneer de verschillende partners (werkgevers,
arbodiensten en universitaire klinieken) hun rol goed kunnen spelen.
48 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
6 Long- en luchtwegaandoeningen
Het aantal meldingen van beroepslong- en luchtwegaandoeningen is in 2005 toegenomen en bevindt zich
nu op het niveau van 2003. Meer dan in andere jaren kwamen de meldingen tot stand via signalering op
het arbeidsgezondheidskundig spreekuur. Voor het eerst lag dit aantal hoger dan het aantal meldingen
via het verzuimspreekuur.
Recente signalering van een aantal gevallen van bronchiolitis obliterans vraagt om actieve aandacht
van bedrijfsartsen en longartsen voor diagnostiek en preventie van deze ernstige vorm van chronische
luchtwegvernauwing. Na gericht onderzoek werd vastgesteld dat de oorzaak vermoedelijk gelegen was
in blootstelling aan boteraromadamp.
Patiënten met astma en patiënten met een contactallergie voor geurstoffen blijken vaker last te hebben
van oog- en luchtwegklachten bij aanwezigheid van geurstoffen in de lucht. Leerlingen in diverse
beroepsopleidingen kunnen al tijdens hun opleiding werkgerelateerde luchtwegklachten ontwikkelen.
Goede voorlichting en gerichte gezondheidsbewaking moeten dan ook al tijdens de opleiding een plaats
krijgen.
49 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
6.1 Omschrijving long- en luchtwegaandoeningen
Tot de beroeps(gebonden) long- en luchtwegaandoeningen behoren:
· Aandoeningen van de bovenste luchtwegen, zoals (allergische) neusklach-
ten (rhinitis), voorhoofdsholteontsteking (sinusitis) en stemproblemen
(heesheid);
· Aandoeningen van de lagere luchtwegen, zoals astma en chronische lucht-
wegobstructie (COPD);
· Aandoeningen van de longen, zoals toxische inhalatiekoorts (een griepach-
tig beeld door het inademen van bepaalde stoffen), extrinsieke allergische
alveolitis (een longontsteking op allergische basis) en stoflongen.
Infectieziekten en kwaadaardige tumoren van de longen en luchtwegen
worden in de hoofdstukken 9 en 10 behandeld.
6.2 Omvang van de problematiek
Meldingen door bedrijfsartsen
In 2005 kreeg het NCvB 153 meldingen van long- en luchtwegaandoenin-
gen tegenover 112 in 2004. Dit was 2,6% van het totale aantal meldingen
(2004: 1,9%). Dit aantal wijkt enigszins af van het in hoofdstuk 2 gepresen-
teerde aantal, omdat de luchtwegaandoeningen uit de categorie allergische
aandoeningen eraan zijn toegevoegd.
Tabel 6.1 geeft de verdeling weer naar type aandoening. De meeste mel-
dingen kwamen uit de sector industrie (24%), gevolgd door de sector ver-
voer, opslag en communicatie (22%) en de bouwnijverheid (18%). Het aantal
meldingen uit de sector vervoer, opslag en communicatie was in 2005
duidelijk hoger dan in 2004 (33 versus 19). Wordt rekening gehouden met
het aantal werknemers in de betreffende sector dan levert deze sector ook
het grootste aantal meldingen. Een belangrijk deel van de stijging van het
aantal meldingen uit de sector vervoer, opslag en communicatie komt voor
rekening van het toegenomen aantal meldingen wegens een barotrauma bij
luchtvaartpersoneel.
Het signaleren van de aandoening geschiedde bij 36% via het verzuim-
spreekuur, bij 37% via het arbeidsomstandighedenspreekuur en bij 13% via
het periodiek onderzoek (voorheen PAGO, nu PMO (Preventief Medisch
Onderzoek) geheten). De relatieve bijdrage van het aantal meldingen via
het verzuimspreekuur neemt de afgelopen jaren geleidelijk aan af, terwijl
de bijdrage via het arbeidsomstandighedenspreekuur toeneemt. De bijdra-
ge via het periodiek onderzoek blijft constant op een bescheiden niveau.
Bij 72% van de meldingen was de bedrijfsarts er zeker van dat de aandoe-
ning door het werk was veroorzaakt, bij 8% had hij twijfels en bij 20% is
geen antwoord op deze vraag gegeven.
(Beroeps)astma
Met de meldingsgegevens kan geen onderscheid gemaakt worden tussen
beroepsastma en door het beroep verergerend astma. Waar in 2004 lucht-
wegprikkelende stoffen het meest frequent als oorzaak werden aangege-
ven, waren dat in 2005 de allergenen van biologische oorsprong (meel,
planten, dieren, mijten): 17 (2004: 7) versus 8 (2004: 13). Evenals in 2004
werd bij 5 meldingen een allergeen van chemische oorsprong als oorzaak
genoemd. Er waren geen meldingen van isocyanaatastma en evenmin mel-
dingen van door latexallergie veroorzaakte luchtwegproblemen. Het aantal
meldingen van bakkersastma bedroeg 10 (2004: 3).
50 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Tabel 6.1 Diagnose overzicht aantal meldingen door bedrijfsartsen van long- en luchtwegaandoeningen van 2001 t/m 2005
Aandoening 2001 2002 2003 2004 2005
(Beroeps)astma 29 31 44 34 40
Extrinsieke allergische alveolitis 4 3 2 1 3
Toxische inhalatiekoorts 6 2 0 0 1
Chronische luchtwegobstructie 9 8 17 7 12
Aandoeningen van de bovenste 25 15 49 32 50
luchtwegen
Stoflongen 3 7 1 3 2
Tuberculose 1 11 4 5 17
Overige long- en luchtweginfecties 6 7 10 1 9
Mesothelioom 7 2 12 12 11
Longkanker/keelkanker/neuskanker 4 0 1 4 2
Overige aandoeningen van de 14 16 13 13 6
luchtwegen en longen
totaal 108 102 153 112 153
De meest genoemde oorzaak bij de meldingen van astma en rhinitis is de
categorie allergenen van biologische oorsprong. Het gaat hier vaak om
bekende allergenen waarvan meelstof het meest uitgesproken voorbeeld
is. De allergie kan goed aangetoond worden met specifieke testen en het
verband tussen klachten en het werk dringt zich vaak duidelijk op. De
bedrijfsarts zal in deze gevallen dan ook snel en op goede gronden tot een
melding kunnen besluiten. Anders ligt het bij luchtwegprikkelende stoffen
of laag moleculaire allergenen. Hier ontbreken vaak specifieke testen en is
er twijfel of het om beroepsastma gaat of dat sprake is van reeds bestaan-
de astma die door de blootstelling verergert. Een dergelijke situatie kan
leiden tot terughoudendheid bij het besluit tot melden.
Aandoeningen van de bovenste luchtwegen
Nadere opsplitsing laat zien dat het hier gaat om 7 (2004: 8) meldingen
van (allergische) rhinitis, 27 (2004: 16) meldingen van de gevolgen van
luchtdrukverschillen op neusbijholten en oren (barotrauma) en 6 (2004: 3)
meldingen van stemproblemen door overbelasting van de stembanden. De
barotrauma's hadden zich allemaal voorgedaan bij luchtvaartpersoneel. Er
waren verder zeven meldingen van voorhoofdsholteproblematiek (sinusitis).
Bij acht van de meldingen in deze groep vormde blootstelling aan aller-
genen van biologische oorsprong de oorzaak. Daarbij waren er twee door
meelstofallergie.
Granulomateuze longaandoening
In 2005 zijn er twee meldingen verricht van een granulomateuze long-
aandoening. Hierbij werden als oorzakelijke blootstelling respectievelijk
siliconen en keramische materialen genoemd. Hiertoe werd geconcludeerd
op basis van de aanwezigheid van het materiaal waaraan men was blootge-
steld in de granulomen (ontstekingshaarden) of op basis van een positieve
reactie op een immunologische test.
Meer meldingen via arbeidsomstandighedenspreekuur
Het totale aantal meldingen van long- en luchtwegaandoeningen is toege-
nomen, maar blijft nog altijd ver achter bij waarnemingen in andere landen
51 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
(zie internationale gegevens). Opvallend is de bijdrage van meldingen via
signalering op het arbeidsomstandighedenspreekuur. Deze bijdrage is
zowel in absolute als relatieve zin toegenomen ten opzichte van eerdere
jaren en in 2005 voor het eerst groter dan het aantal meldingen dat via het
verzuimspreekuur tot stand kwam. Werkgerelateerde luchtwegklachten
gaan lang niet altijd gepaard met verzuim en moeten dan ook op andere
wijze gesignaleerd worden. Het aantal meldingen dat voortvloeit uit perio-
diek onderzoek blijft klein. Of het verschijnen van de leidraad voor preven-
tief medisch onderzoek (PMO) tot een toename van periodiek onderzoek
zal leiden, moet afgewacht worden. Zeker is wel dat slechts via actieve
opsporing in risicopopulaties een betrouwbaar beeld verkregen kan wor-
den van bestaande en nieuwe gevallen van arbeidsgerelateerde long- en
luchtwegproblematiek. Het bewijs dat verrichten van PMO ook daadwerke-
lijk bijdraagt aan preventie en aan verbetering van de prognose van patiën-
ten met arbeidsgerelateerde luchtwegklachten, is echter nog niet geleverd.
Deze prognose is gebaat bij snelle onderkenning van het verband tussen
de klachten en het werk. Het bestaan van een laagdrempelig arbeidsom-
standighedenspreekuur kan hierin een belangrijke rol vervullen en onge-
wenste vertraging in het stellen van de diagnose voorkomen.
Barrièresvoordediagnoseberoepsastma
Een 52-jarige banketbakker wordt naar een longarts verwezen voor
nadere evaluatie van zijn ruim 10 jaar bestaande en steeds toenemende
luchtwegklachten. Door zijn huisarts is hij 6 jaar met wisselend succes
behandeld voor astma. Een mogelijke relatie met het werk zou in de
contacten met de huisarts nimmer expliciet aan de orde zijn geweest. Of
heeft de banketbakker het onderwerp wellicht ook bewust gemeden?
De longarts stelt op basis van een allergie voor meelstof en alfa-amylase
gecombineerd met de klachten de diagnose bakkersastma. Waarom
heeft deze diagnose zo lang op zich laten wachten?
Er verstrijkt vaak veel tijd tussen het begin van de klachten en het stellen
van de diagnose. In een recent Canadees onderzoek (Poonai et al., 2005)
bij 42 patiënten met beroepsastma bedroeg deze tijd gemiddeld 4,9
jaar. De belangrijkste oorzaken van vertraging waren volgens de patiën-
ten: de huisarts vroeg er niet naar (41%) en angst voor verlies van werk
(37%). Eenmaal verwezen naar de tweede lijn deed zich overigens bij
35% vertraging voor door problemen bij de diagnostiek. Hoewel 17% van
de patiënten meedeed aan een vorm van periodiek onderzoek, vormde
signalering bij dat onderzoek in minder dan de helft van de gevallen een
reden tot verwijzing. Verergering van de klachten was voor meer dan 90%
van de patiënten de reden om medische hulp in te roepen.
6.3 (Inter)nationale gegevens
Meldingen in het kader van het project Peilstation Arbeidsgebonden Longaandoeningen
Het Peilstation Arbeidsgebonden Longaandoeningen (PAL) is een samen-
werkingsproject van het NCvB met het Nederlands Kenniscentrum voor
Arbeid en Longaandoeningen (NKAL). Er nemen 31 longartsen/allergologen
aan deel.
Het aantal beroepsziektemeldingen via PAL bedroeg in 2005 slechts 18
tegenover 31 in 2004, 36 in 2003 en 39 in 2002. De al eerder opgemerkte
dalende trend zet zich dus versneld door. Twaalf van de 18 meldingen had-
52 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
den betrekking op astma. Opmerkelijke waarnemingen waren er niet of
het zou juist het ontbreken van meldingen van bakkersastma moeten zijn.
Astma is een goed behandelbare longaandoening en deze behandeling
vindt vaak plaats in de eerste lijn. Dat wil zeggen dat veel patiënten met
astma tegenwoordig niet meer door de longarts gezien worden. De goede
behandelmogelijkheden vormen echter ook een valkuil omdat zij het zicht
op de oorzaak kunnen verhullen en dat is voor de prognose van de patiënt
met beroepsastma een slechte ontwikkeling (zie kader). In het signaleren
van arbeidsgerelateerde luchtwegklachten kunnen huisartsen een belang-
rijke rol vervullen. De opleiding en de na- en bijscholing zijn momenten om
aandacht voor deze rol te vragen. Het aantal meldingen van extrinsieke
allergische alveolitis (EAA) of pneumoconiosen is zowel bij bedrijfsartsen
als bij longartsen gering. Het gaat hier om aandoeningen die in Neder-
land een lage incidentie hebben. De tuinbouwsector blijft desondanks een
risicosector voor EAA en de bouwnijverheid voor pneumoconiose. Meldin-
gen van EAA die terug te voeren zijn op blootstelling aan microbiologisch
verontreinigde metaalverwerkingsvloeistoffen (Gupta en Rosenman, 2006)
zijn in Nederland tot nu toe niet verricht.
Internationale gegevens
Er zijn recent een aantal artikelen verschenen die inzicht verschaffen in
de incidentie en oorzaken van beroepsastma in een aantal West-Europese
landen. De getallen zijn over het algemeen ontleend aan registraties in het
kader van compensatiesystemen voor beroepsziekten, maar in een aantal
gevallen ook gebaseerd op vrijwillige meldingsvormen.
In Noorwegen worden jaarlijks 223 gevallen van beroepsastma gemeld.
Ongeveer een derde hiervan is afkomstig uit de aluminiumindustrie (Leira
et al., 2005). Hierna is de incidentie bij bakkers het hoogst (2,5 per 1000
per jaar).
Het aantal meldingen van beroepsastma via SWORD en OPRA laat in
Groot-Brittannië een betrekkelijk constant beeld zien over de periode
1992-2001 (McDonald et al., 2005). Jaarlijks worden door longartsen ruim
600 gevallen van beroepsastma gemeld en door bedrijfsartsen bijna 300.
Meest genoemde oorzaak is elk jaar opnieuw isocyanaat, gevolgd door
meelstof (bakkersastma).
Een vrijwillig meldingssysteem in Spanje (Catalonië) toont een ander beeld
(Orriols et al., 2006). De geschatte incidentie komt hier hoger uit dan in
Groot-Brittannië (77 per miljoen per jaar versus 22 per miljoen per jaar). Als
meest gerapporteerde oorzaken springen hier na de isocyanaten, de per-
sulfaten (kappers) en schoonmaakproducten (schoonmakers) in het oog. Via
gerichte studies hebben juist deze twee oorzaken in Spanje extra aandacht
gekregen en daardoor worden ze wellicht sneller herkend.
Op basis van voor compensatie geaccepteerde meldingen bedraagt de
incidentie van beroepsastma in Duitsland 28 per miljoen per jaar (Latza
en Baur, 2005). Meelstofallergie is veruit de belangrijkste oorzaak (36%),
gevolgd door meldingen van allergie voor voedsel- en voederallergenen
(9%) en isocyanaten (5%).
In Finland nam het aantal geaccepteerde meldingen van beroepsastma van
1986 tot 1995 toe van 227 naar 421 per jaar om hierna af te nemen naar
een sindsdien stabiel niveau van ongeveer 300 per jaar (Piipari en Keskinen,
2005). De hieruit afgeleide incidentie (174 per miljoen per jaar) is duidelijk
hoger dan in andere landen. Het beeld van de meest voorkomende oorza-
ken wijkt af van andere landen. Tot 1995 ging het vooral om allergie voor
het epitheel van de koe bij boeren. Maar deze meldingen namen nadien
53 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
sterk af door het verdwijnen van veel kleine veehouderijen en verbetering
van de arbeidsomstandigheden in de overblijvende grote bedrijven. Het
aantal meldingen van schimmelallergie door het werken in gebouwen met
vochtschade nam sinds 1995 echter sterk toe. Of in Nederland bij de mel-
dingen van astma bij kantoorwerkers en leerkrachten, die nu vaak geweten
worden aan het binnenklimaat, ook schimmelallergie een rol speelt, is niet
bekend.
De op basis van de meldingen berekende incidentie van bakkersastma vari-
eert in de hier genoemde landen van 246 (Noorwegen) tot 617 (Duitsland)
per miljoen per jaar. Met de 10 meldingen van bakkerastma in Nederland in
2005 komt hier de incidentie op 312 per miljoen per jaar en dat ligt dus in
dezelfde range. Waar het totale beeld van de meldingen van beroepsastma
in Nederland dus in de vergelijking met andere landen wijst op sterke
onderrapportage, blijken de resultaten voor meelstofallergie wel min of
meer vergelijkbaar. Mogelijk heeft dit te maken met het in het kader van
het Arboconvenant gestarte onderzoek naar vroegdiagnostiek van meel-
stofallergie, maar dat is niet zeker.
6.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
(Nieuwe) oorzaken beroepslong- en luchtwegaandoeningen
Bronchiolitis obliterans door inademing boteraromadamp
In het Signaleringsrapport 2003 werd melding gemaakt van de popcorn-
werkerslong, een ernstige chronische vernauwing van de kleine luchtwe-
gen (bronchiolitis obliterans) die werd toegeschreven aan inademing van
diacetyl bevattende boteraromadamp. Op dat moment was echter niet
duidelijk in hoeverre blootstelling aan dit boteraroma met het hieraan
verbonden risico ook in Nederland een rol zou kunnen spelen. Bij recent
door het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (NKAL)
uitgevoerd onderzoek zijn echter ook in ons land drie patiënten met deze
aandoening geïdentificeerd. Ook bij hen is inademing van diacetyl vermoe-
delijk de oorzaak. Bronchiolitis obliterans is een lastig te diagnosticeren,
vrij zeldzame ziekte met een sluipend verloop. De klachten treden niet
werkgerelateerd op (meer klachten tijdens het werk, minder klachten in
weekend en vakantie), waardoor de relatie met het werk gemakkelijk ver-
borgen kan blijven.
Deze bevindingen vormden voor het NCvB en het NKAL aanleiding om
bedrijfsartsen en longartsen te informeren via een brief en het op de
website publiceren van een achtergronddocument. Hierin worden zij
geattendeerd op de relatie tussen inademing van boteraromadamp in het
algemeen, maar diacetyl in het bijzonder, en bronchiolitis obliterans. Voor
bedrijfsartsen betekent dit dat zij moeten nagaan of bij de door hen ver-
zorgde werknemers sprake kan zijn van deze blootstelling en voor de long-
artsen dat zij bij ernstige luchtwegobstructie ook denken aan deze oorzaak.
Onderzoek bij zwembadpersoneel
In het Signaleringsrapport Beroepsziekten 2003 werd op basis van publi-
caties van gevallen van beroepsastma en meldingen door bedrijfsartsen bij
het NCvB aandacht gevraagd voor luchtwegproblematiek bij zwembadper-
soneel. Dit leidde tot een opdracht van het ministerie van SZW aan IRAS
(Institute for Risk Assessment Sciences) om nader onderzoek te verrichten.
De uitkomsten van dit onderzoek zijn recent gepubliceerd.
54 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
De onderzoekers vonden dat zwembadmedewerkers vergeleken met een
steekproef van de Nederlandse bevolking 1,4 tot 7 maal vaker luchtweg-
klachten hadden. Er waren echter onvoldoende aanwijzingen dat zwem-
badlucht astma kan veroorzaken (Jacobs et al., 2006). Wel bleek dat bij
luchtmetingen in zwembaden de comfortwaarde van chlooramines regelma-
tig wordt overschreden. Bezinning op maatregelen om deze concentraties
terug te dringen, lijkt volgens de onderzoekers dan ook aangewezen. Daar-
bij zal ook gekeken moeten worden naar alternatieven voor het gebruik van
chloor.
Regelmatige terugkerende blootstelling aan chloor(verbindingen) wordt
bij medewerkers van papierfabrieken en schoonmakers (Medina-Ramon et
al., 2005) gezien als oorzaak van het ook bij hen vaker optreden van astma.
De onderzoekers geven aan dat er rekening moet worden gehouden met
de mogelijkheid dat blootstelling aan chloor(verbindingen) niet alleen de
klachten kan verergeren bij mensen met reeds aanwezig astma, maar dat zij
ook astma kan veroorzaken. Dat zou gebeuren via chronische irritatie door
de chloorverbindingen, maar de mogelijkheid van een allergische reactie op
chlooramines wordt niet uitgesloten.
Eosinophiele bronchitis als beroepsziekte
Eosinophiele bronchitis kenmerkt zich door chronische hoest en eosino-
philie in het sputum zonder dat er verder verschijnselen van astma zijn. De
longfunctie is normaal en er zijn geen aanwijzingen voor bronchiale hyper-
reactiviteit. Eosinophiele bronchitis kan veroorzaakt worden door beroeps-
matige blootstelling en is dan in feite een variant op beroepsastma.
Het optreden van deze aandoening is recent beschreven bij blootstelling
aan chloramine-T (Halamid), lasrook en formaldehyde (Krakowiak et al.,
2005; Yacoub et al., 2005).
Het is niet bekend hoe vaak door het werk veroorzaakte eosinophiele bron-
chitis voorkomt, maar het is zaak om aan deze diagnose te denken wanneer
er sprake is van werkgerelateerde luchtwegklachten, maar de astma-diag-
nostiek negatief uitvalt.
Luchtwegklachten door geurstoffen
Geurstoffen zijn in veel producten aanwezig. Blootstelling van slijmvliezen
en luchtwegen aan geurstoffen kan zich dan ook in diverse werksituaties
voordoen. Een studie naar de interactie tussen contactallergie voor geur-
stoffen en slijmvliesklachten bij blootstelling aan vluchtige geurstoffen,
contactallergie in het algemeen en slijmvliesklachten bij blootstelling aan
vluchtige verbindingen en de aanwezigheid van toegenomen luchtwegge-
voeligheid en slijmvliesklachten bij blootstelling aan vluchtige geurstoffen,
leverde interessante bevindingen op. Mensen met een contactallergie voor
geurstoffen bleken, onafhankelijk van een aantal andere risicofactoren,
vaker last te hebben van oog- en luchtwegklachten bij blootstelling aan
vluchtige geurstoffen dan mensen zonder deze allergie (Elberling et al.,
2004). Deze relatie was er niet bij mensen met nikkelallergie.
Mensen met één of meer positieve plakproeven rapporteerden vaker oog-
en luchtwegklachten bij blootstelling aan vluchtige verbindingen dan men-
sen zonder een positieve plakproef. Deze relatie was er niet met een posi-
tieve huidpriktest (Elberling et al., 2005a). Mensen met een toegenomen
gevoeligheid van de luchtwegen, een kenmerk van astma, rapporteerden,
onafhankelijk van de aanwezigheid van contactallergie voor geurstoffen,
vaker oog- en luchtwegklachten bij blootstelling aan vluchtige geurstoffen
(Elberling et al., 2005b).
55 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
De bevindingen geven aan dat klachten van astmatici in een werkomgeving
met vluchtige geurstoffen serieus genomen moeten worden. Ze duiden er
verder op dat de betekenis van contactallergie verder reikt dan huidklach-
ten alleen. Contactallergie kan ook gevolgen hebben voor de luchtwegen
en slijmvliezen.
Preventie en re-integratie
Kosteneffectiviteit periodiek onderzoek
Met het uitbrengen van de leidraad Preventief Medisch Onderzoek (PMO)
wordt een nieuwe stimulans gegeven aan het verrichten van periodiek
onderzoek binnen de bedrijfsgezondheidszorg. Een belangrijke basisvoor-
waarde voor preventief onderzoek is dat het voor de onderzochte mensen
ook daadwerkelijk gezondheidswinst oplevert tegen voor de maatschappij
en werkgever aanvaardbare kosten. Over de effectiviteit van preventief
onderzoek binnen de bedrijfsgezondheidszorg is weinig bekend, evenmin
als over de kosteneffectiviteit. uit een modelmatige analyse van het effect
van preventief onderzoek (in termen van minder gevallen van arbeidsonge-
schiktheid, symptoomvrije dagen en jaren van goede gezondheid) afgezet
tegen de kosten van periodiek onderzoek op isocyanaatastma, blijkt de
ratio vooral gunstig uit te vallen bij een hoge incidentie en een langere
periode tussen het begin van de klachten en het stellen van de diagnose
(Wild et al., 2005). Bij het opzetten van een periodiek onderzoek verdient
het aanbeveling dit type overwegingen de revue te laten passeren.
De werknemer betrekt in zijn afweging tot deelname echter niet alleen de
gezondheidswinst, maar ook de gevolgen die het vroegtijdig stellen van
de diagnose kan hebben voor zijn werkgelegenheid (Brant et al., 2005). De
gezondheidswinst zal maximaal worden wanneer re-integratie een wezenlijk
onderdeel vormt van het beleid bij afwijkende bevindingen.
Beroepsastma bij leerlingen
Studies uitgevoerd bij leerlingen in het beroepsonderwijs kunnen een goed
beeld geven van de incidentie van beroepsastma omdat er bij hen nog
geen selectie op het effect (healthy worker effect) heeft plaatsgevonden.
Diverse studies bij leerling-bakkers (Walusiak et al., 2004), leerling-lassers
(El-Zein et al., 2003), leerling-dierenverzorgers (Gautrin et al., 2001), leer-
ling-gezondheidszorgwerkers (Archambault et al., 2001) en leerling-auto-
spuiters (Eifan et al., 2005) laten zien dat eventuele gezondheidseffecten
wijzend op beroepsastma zich al snel na het starten van de blootstelling
aandienen. Preventie van beroepsastma is dan ook gebaat bij goede voor-
lichting en gerichte gezondheidsbewaking tijdens de beroepsopleiding
(Coppieters en Piette, 2004).
6.5 Conclusies
A Meermeldingenvanberoepslong-enluchtwegaandoeningenviahet
arbeidsomstandighedenspreekuur
Het aantal meldingen van beroepslong- en luchtwegaandoeningen dat tot
stand komt via signalering op het arbeidsomstandighedenspreekuur is in
2005 toegenomen en is voor het eerst hoger dan het aantal meldingen via
het verzuimspreekuur. Werkgerelateerde luchtwegklachten gaan vaak niet
gepaard met verzuim. Het bestaan van een laagdrempelig arbeidsomstan-
dighedenspreekuur kan een belangrijke rol vervullen in vroegtijdige signale-
ring en daarmee de prognose van de aandoening verbeteren.
56 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
A Meelstofallergiemeestvoorkomendeoorzaakberoepsallergie
luchtwegen
Evenals in diverse andere landen is in Nederland allergie voor meelstof de
meest voorkomende oorzaak van beroepsastma en beroepsrhinitis. De op
basis van de meldingen van bedrijfsartsen berekende incidentie is vergelijk-
baar met die van registraties in andere landen.
A Bronchiolitisobliteransdoorboteraromadamp:eenzeldzame,ernstige,
verborgenberoepsziekte
Bedrijfsartsen van bedrijven waar inademing van boteraromadamp mogelijk
is, moeten alert zijn op de aanwezigheid van niet als zodanig onderkende
gevallen van bronchiolitis obliterans. De recente signalering van patiënten
met deze aandoening, die tot op dat moment een andere diagnose hadden
gekregen en waarbij het verband niet gelegd was, duidt erop dat het hier
om een verborgen beroepsziekte gaat.
A Luchtwegklachtendoorgeurstoffenserieusnemen
Patiënten met een contactallergie voor geurstoffen en patiënten met astma
blijken bij blootstelling aan vluchtige geurstoffen vaker last te krijgen van
de slijmvliezen van ogen, keel en luchtwegen.
A Arbozorgbegintaltijdensdeberoepsopleiding
In diverse studies zijn relatief hoge incidentiecijfers van werkgerelateerde
luchtwegklachten waargenomen tijdens het praktische deel van diverse
beroepsopleidingen. Deze bevindingen onderstrepen het belang van het
geven van goede voorlichting en een start met gerichte gezondheidsbewa-
king tijdens de opleidingsperiode.
57 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
7 Beroepsslechthorendheid
Om organisaties te ondersteunen bij de bescherming van werknemers tegen overmatige blootstelling
aan lawaai is voor professionals een multidisciplinaire richtlijn beschikbaar gekomen. Deze richtlijn
`effectieve gehoorbescherming' is gebaseerd op wet- en regelgeving en een systematisch onderzoek van
de literatuur. Deze richtlijn wordt gepubliceerd op de website van de NVAB.
In diverse branches maakt men werk van het terugdringen van lawaai op de werkplek. Goede
voorbeelden zijn er binnen de bouwnijverheid, papier- en kartonindustrie en muzieksector.
58 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
7.1 Omschrijving gehooraandoeningen
Lawaai op de werkplek is boven bepaalde niveaus schadelijk voor het
gehoororgaan; het tast de haarcellen in het binnenoor aan. Bij blootstelling
aan een gemiddeld geluidsniveau van 80 dB (A) of hoger gedurende 8 uur
per dag en vijf dagen per week kan na verloop van jaren schade ontstaan.
Er is een dosis-responsrelatie: bij een blootstellingsniveau van 83 dB (A) is
slechts de helft van de tijdsduur nodig om schade te veroorzaken, bij 86
dB (A) is dat weer de helft, enzovoort. Gehoorschade door lawaai begint
meestal in het frequentiegebied tussen 3000 en 6000 Hz; in dat bereik is
het oor het meest gevoelig.
Slechthorendheid en oorsuizen (tinnitus) zijn de meest bekende sympto-
men van lawaaischade. We spreken van gehoorschade als er een gehoor-
verlies is van meer dan 30 dB bij 1000, 2000 of 4000 Hz. Voor de melding
als beroepsziekte hanteert het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten
een correctiefactor in verband met de fysiologische veroudering van het
gehoor (zie www.beroepsziekten.nl onder diagnostiek en registratierichtlijn
beroepsslechthorendheid).
We spreken van een gehoorbeperking als iemand aangeeft niet of slechts
met moeite een gesprek met een partner te kunnen voeren, dan wel een
gesprek met twee of meer personen te kunnen volgen, ook met hulp van
een hoortoestel. In de beroepsleeftijd is bij 1,1% van de mensen tussen
20 4 jaar sprake van een dergelijke gehoorbeperking en dat geldt ook
-4
voor 3% van de mensen tussen 45 4 jaar.
-6
Daarnaast kan lawaai hinderlijk zijn en daarmee een bron van stress. Lawaai
verstoort bijvoorbeeld de mondelinge communicatie. Meer nog dan scha-
delijk lawaai zal hinderlijk geluid een groot deel van de werkende bevolking
belemmeren in optimaal functioneren. Lawaai op de werkplek en de slecht-
horendheid die er het gevolg van kan zijn, kunnen ook tot veiligheidsrisico's
leiden wanneer waarschuwingssignalen niet meer worden gehoord. Het
dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen kan dit risico nog vergro-
ten. Vooral bij dubbele bescherming door bijvoorbeeld de combinatie van
oordoppen en oorkappen, is de kans op signaalverlies groter, hetgeen kan
leiden tot arbeidsongevallen. Meer stress door lawaai kan ook aanleiding
zijn tot hart- en vaataandoeningen.
7.2 Omvang van de problematiek
Slechthorendheid is een over het algemeen niet-omkeerbare aandoening
met een aanzienlijke ziektelast (Hoeymans et al., 2005). De bijdrage aan
slechthorendheid door lawaai op het werk is berekend tussen 12,6 22,4%
(Nelson et al., 2005). Wanneer we deze Amerikaanse gegevens extrapole-
ren naar de Nederlandse situatie zullen naar schatting 30.000 mensen in de
beroepsleeftijd van 20 5 jaar slechthorend zijn door hun werk.
-6
Ongeveer 7% van de Europese werknemers denkt dat ze gehoorschade
oplopen door hun werk. Bijna 30% verkeert meer dan een kwart van de
werktijd in lawaainiveaus boven 80 dB. In Nederland staan ongeveer
900.000 mensen bloot aan overmatig geluid (boven 80 dB) tijdens het
uitoefenen van hun beroep. Gehoorschade als gevolg daarvan is één van
de meest gemelde beroepsziekten. Hoewel beroepsslechthorendheid al
decennia lang onder de aandacht wordt gebracht, zijn de maatregelen om
werknemers te beschermen tegen schadelijk geluid blijkbaar niet voldoen-
de geweest. Wellicht door het ontbreken van een samenhangende aanpak
is er nog geen dalende trend te zien in het aantal nieuwe gevallen. Overi-
59 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
gens komen er jaarlijks naar schatting 20.000 jongeren met gehoorschade
bij als gevolg van blootstelling aan te luide muziek.
Sectoren waar hoge lawaainiveaus worden gemeten zijn bouwnijverheid,
transport, overheid (defensie, politie), industrie, muziek en agrarische sec-
tor. Sectoren waarover weinig of geen Nederlandse gegevens met betrek-
king tot lawaaiblootstelling bekend zijn, maar waar uit waarnemingen en
internationale literatuur wel degelijk risico's blijken te bestaan, zijn kinder-
dagverblijven en de recreatiesector, bijvoorbeeld overdekte zwembaden.
Risicoberoepen voor slechthorendheid zijn de machinegebonden beroepen,
werkenden die blootstaan aan verkeerslawaai (autoweg, vliegveld), militai-
ren, politie en beroepen in de muziekbranche en horeca. Extra aandacht
vraagt de groep werkenden met een gecombineerd blootstellingsrisico
voor gehoorschade. Het gaat vooral om blootstelling aan ototoxische (voor
het gehoor schadelijke) stoffen zoals bepaalde oplosmiddelen en medica-
menten, die de effecten van blootstelling aan lawaai versterken.
Tabel 7.1 Sectoren en beroepen waar schadelijke lawaainiveaus gemeten zijn
Sectoren Beroepen
Bouwnijverheid Uitvoerende beroepen
Defensie Militairen, zoals piloten, marechaussee, marinier, varend personeel
Politie Executieve dienst, Schietdocenten, Hondentrainers, Motorpolitie
Transport Chauffeurs, Monteurs
Industrie Operators, Technici, Hout- en Metaalbewerkers
Agrarische sector en natuurbeheer Veehouders, Loonwerkers, Keurmeesters, Veeartsen, Bos- en Plantsoenarbeiders
Muziek Musici, Diskjockeys, Theatertechnici
Sport Coureurs, Fitnesstrainers
Gezondheidszorg Technici, Tandartsen
Welzijn Kinderverzorgers, Zweminstructeurs
Tabel 7.2 Meldingen van beroepsslechthorendheid in een aantal sectoren in 2002, 2003, 2004 en 2005
2002 2003 2004 2005
Bouwnijverheid 850 1009 980 1127
Industrie 282 323 225 170
Overheid (inclusief defensie) 91 42 46 61
Vervoer, opslag en communicatie 16 18 42 54
Overig 89 114 84 86
totaal 1328 1506 1377 1498
7.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
Richtlijn
Vanaf medio 2006 is een multidisciplinaire richtlijn beschikbaar die op basis
van wetenschappelijk bewijs laat zien hoe werknemers effectief beschermd
kunnen worden tegen schadelijk geluid. De richtlijn is bedoeld voor gebruik
in samenwerkingsverband en primair bestemd voor arbeidshygiënisten,
arbeid & organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, veiligheidskundigen en
arbo-verpleegkundigen. Maar ook werkgevers en werknemers (en hun
60 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
organisaties), preventiemedewerkers en arbo-coördinatoren kunnen er zin-
volle informatie in vinden. De richtlijn kent drie fasen:
1 Risico Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E)
2 Advies voor plan van aanpak volgens arbeidshygiënische strategie
3 uitvoering
Gehoorbeschermingsprogramma's bestaan uit activiteiten op verschillende
niveaus: maatregelen aan de bron (geluidreductie, gehoorbescherming) en
audiometrisch onderzoek. Het blijkt dat naarmate deze maatregelen meer
geïntegreerd worden uitgevoerd, het gebruik van gehoorbeschermingsmid-
delen toeneemt (Daniell et al, 2006).
De wetenschappelijke literatuur over de effectiviteit van gehoorbescher-
mingsprogramma's laat zien dat intensieve voorlichting bij jeugdigen effect
heeft en dat de frequentie van dergelijke activiteiten in feite niet hoog
genoeg kan zijn. Er zijn in de literatuur geen resultaten beschreven van de
effectiviteit van geluidreducerende maatregelen op de werkplek. Wel zijn in
branches goede voorbeelden bekend, waarover hieronder meer.
Het beschermen van het gehoor tegen lawaai op de werkplek spitst zich
toe op het consequent gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Het toonaudiogram is de belangrijkste bepaling om gehoorverlies vast te
stellen. Als aanvullende meetmethode is de OAE- (Oto Akoestische Emis-
sies) bepaling te overwegen. Het is echter nog niet duidelijk wat de waarde
van de OAE is bij het vaststellen en voorspellen van gehoorverlies.
De activiteiten die in de richtlijn staan beschreven, moeten vanaf de start
van het programma frequent en intensief worden uitgevoerd. uit prak-
tijkvoorbeelden blijkt dat wanneer het programma een aantal jaren loopt,
de intensiteit van de activiteiten lager kan zijn. Voorwaarde is wel dat het
onderwerp een telkens terugkerend punt is in het werkoverleg van afdelin-
gen.
Een belangrijke stimulans om werkenden te beschermen tegen lawaai op
de werkplek is de Europese wet- en regelgeving die in 2006 in nationale
wetgeving is omgezet. Deze wijziging van het Arbeidsomstandighedenbe-
sluit, dat de regels stelt over blootstelling van werknemers aan de risico's
van lawaai, dient als wettelijke basis voor de multidisciplinaire richtlijn ter
preventie van beroepsslechthorendheid (zie www.overheid.nl, Staatsblad
2006, publicatienummer 56: besluit van 25 januari 2006 tot wijziging van
het Arbeidsomstandighedenbesluit, houdende regels met betrekking tot
de blootstelling van werknemers aan de risico's van lawaai). Twee essen-
tiële wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke regelgeving vallen
op. De eerste is dat de meetstrategie zich moet richten op de persoonlijke
blootstelling gedurende een dag. Voorheen ging het in de regelgeving om
de geluidsniveaus op de werkplek. De tweede wijziging is de grenswaarde
waarboven acuu t maatregelen moeten worden genomen. Dit is nu aan
de orde wanneer de dagdosis met inbegrip van de gehoorbescherming
de 87 dB overschrijdt. Dit betekent dat een kritische beschouwing van de
gebruikte persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk is.
Goede voorbeelden
In de huidige maatschappij worden grote groepen mensen regelmatig
blootgesteld aan hard geluid. Soms door het beroep, zoals bij werknemers
in bepaalde takken van industrie, soms ook door lawaaiige hobby's.
61 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
· Musici vormen een risicogroep. Musici en anderen met een beroep in de
muziek- en entertainmentsector kunnen met gehoorschade door lawaai
ongeschikt raken voor hun werk. De muzieksector heeft dit probleem
onderkend en om het aan te pakken is een Arboconvenant voor de sector
opgesteld. Goede voorbeelden van preventie zijn te vinden via www.orkest
engehoor.nl. Zo organiseerde de sector in februari 2006 een Dag voor het
Gehoor met diverse ervaringsdeskundigen. Bovendien heeft de aandacht
voor het beroepsrisico binnen deze sector een impuls gegeven aan weten-
schappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de audiologische centra
van het AMC en het LuMC (Leids universitair Medisch Centrum), beiden
aangesloten bij het expertisecentrum Gehoor en Arbeid.
· Bewustwording en herhaling zijn belangrijke elementen in gehoorbescher-
mingsprogramma's. AKZO Nobel kreeg een prijs voor `good practice' voor
gehoorbescherming voor het aanbieden van de combinatie van persoon-
lijke voorlichting, gehoormetingen en jaarlijkse controles.
· Het aanbieden van persoonlijke beschermingsmiddelen lijkt een gemakkelij-
ker weg naar reductie van blootstelling dan bronaanpak. Een rekenkundige
formule levert inzicht op in de effectiviteit van geluidsmaatregelen, zoals
de GeluidReductieFactor. Het Verbond Papier & Karton beveelt haar leden
aan deze GeluidReductieFactor binnen de branche toe te passen omdat de
discussies over maatregelen zo meer objectief zijn en daardoor eenvoudi-
ger verlopen.
· Hoewel dat uit de geregistreerde meldingen niet direct blijkt, is de bouw-
nijverheid één van de koplopers waar het gaat om preventie van gehoor-
schade. De bouwnijverheid is één van de weinige sectoren waar al jaren het
periodieke gehooronderzoek wordt uitgevoerd. Wanneer de preventieve
maatregelen verder worden geïntegreerd, is een dalende trend in het aan-
tal meldingen te verwachten.
Gevolgen van gehoorverlies voor functieongeschiktheid
Een goed gehoor is vaak noodzakelijk om te voldoen aan bepaalde functie-
eisen. Het gaat daarbij vooral om communicatie-eisen en veiligheidseisen.
In diverse situaties zijn hiervoor normen ontwikkeld, die soms een wette-
lijke basis hebben, zoals in de vervoerssector. Momenteel zijn deze normen
gebaseerd op een bepaald gehoorverlies in decibellen dat met toonaudi-
ometrisch onderzoek is vastgesteld. Wanneer we ons realiseren dat een
verklaring van ongeschiktheid ingrijpende consequenties kan hebben voor
de betrokken werknemer, waaronder eventueel verlies van werk, is duidelijk
dat een zorgvuldige benadering vereist is. Een beslissing over arbeidsge-
schiktheid alleen baseren op een afwijkend toonaudiogram lijkt bij de hui-
dige stand van de audiologische wetenschap en bij de beschikbaarheid van
meer geavanceerde functietesten in de audiologische centra onvoldoende.
Een toonaudiogram geeft weliswaar de mate van gehoorverlies aan, maar
zegt niets over de eventuele beperkingen voor de functie als gevolg van
dat gehoorverlies. Dit betekent dat de huidige praktijk van het beoordelen
van functiegeschiktheid is gebaseerd op een onvolledig auditief profiel van
de functie van de werknemer. Functietesten geven daarvoor een betere
onderbouwing. Bovendien is, voordat tot ongeschiktheid voor de functie
wordt besloten, ook onderzoek naar de revalidatiemogelijkheden aangewe-
zen. Het expertisecentrum Gehoor en Arbeid is gestart met een onderzoek
naar de keuringsrichtlijnen.
62 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Een gestructureerde en brede benadering van diagnostiek en revalidatie
zoals die is ontwikkeld door het expertisecentrum Gehoor en Arbeid omvat
de technische revalidatie (hoortoestellen en andere technische hulpmid-
delen), de psychosociale begeleiding (zoals communicatietraining) en
werkplekaanpassingen (zoals akoestische en organisatorische maatregelen).
Binnen het expertisecentrum worden relatief veel professionals uit het
onderwijs en de zorg gezien (25 van de in totaal 60 in één jaar) met functio-
neringsproblemen (Sorgdrager et al., 2005). uiteraard is functiebehoud niet
altijd mogelijk, maar ook dan levert de hier geschetste aanpak een betere
motivering op voor een beslissing over functie(on)geschiktheid dan een
toonaudiogram alleen. Dit protocol is inmiddels ingevoerd binnen de werk-
wijze van de Polikliniek Mens en Arbeid (zie www.mensenarbeid.nl).
Het expertisecentrum Gehoor en Arbeid, een samenwerkingsverband
tussen het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en de audiologische
centra van het Vumc, AMC en LuMC, zal de komende jaren deze aanpak
nader uitwerken en evalueren. De projecten worden ondersteund door de
Stichting Instituut GAK.
7.4 Conclusies
A Voorlichtingeninstructieoverdepreventievanlawaaislechthorendheid
blijktvooralbijjongereneffectief
De wetenschappelijke literatuur over de effectiviteit van gehoorbescher-
mingsprogramma's laat zien dat intensieve voorlichting bij jeugdigen effect
heeft en dat de frequentie van dergelijke activiteiten in feite niet hoog
genoeg kan zijn.
A Gebrekaansamenhangremteffectgehoorbeschermingsprogramma's
Hoewel beroepsslechthorendheid al decennia lang onder de aandacht
wordt gebracht, zijn de maatregelen om werknemers te beschermen tegen
schadelijk geluid blijkbaar niet voldoende geweest. uit wetenschappelijk
onderzoek blijkt dat naarmate gehoorbeschermingsmaatregelen meer
geïntegreerd worden uitgevoerd, het gebruik van gehoorbeschermingsmid-
delen toeneemt.
63 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
8 Neurologische aandoeningen
Door toxische en mechanische factoren in het werk kunnen beschadigingen worden veroorzaakt aan
het centrale en perifere zenuwstelsel. Er bestaat veel aandacht voor het Organisch Psycho Syndroom
(OPS) of Chronische Toxische Encefalopathie (CTE). Deze aandoening lijkt weliswaar op zijn retour door
verbetering van de arbeidsomstandigheden, maar in sommige branches blijkt men het met de voorzorgen
niet zo nauw te nemen.
64 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
8.1 Omschrijving neurologische aandoeningen
Bij sommige neurologische aandoeningen zijn factoren in het beroep de
oorzaak. Meestal betreft het ziektebeelden die ook andere oorzaken kun-
nen hebben.
ChronischeToxischeEncefalopathie(CTE)
Dit is een aandoening van het centrale zenuwstelsel met als symptomen
onder andere geheugenverlies, concentratiestoornissen, somberheid en
verhoogde prikkelbaarheid. Een minder precieze, maar populaire naam voor
de aandoening is Organisch Psycho Syndroom (OPS) of `schildersziekte'. De
aandoening kan ontstaan door langdurige blootstelling aan hoge concentra-
ties oplosmiddelen of blootstelling aan bestrijdingsmiddelen, zware meta-
len, zwavelkoolstof en zwavelwaterstof. Bij boksers en voetballers kan een
vergelijkbaar beeld optreden door frequente mechanische beschadigingen,
bijvoorbeeld door slaan op het hoofd of het koppen van de bal (encepha-
lopathia pugulistica). Risicoberoepen met blootstelling aan chemicaliën zijn
onder meer schilder, autospuiter, drukker en betonreparateur.
Parkinsonisme
De ziekte van Parkinson kan onder meer ontstaan door blootstelling aan oplos-
middelen, bestrijdingsmiddelen en mangaan. Als de ziekte op jongere leeftijd
ontstaat, is de waarschijnlijkheid van een beroepsmatige oorzaak groter.
Perifereneuropathie
Aantasting van zenuwen in handen, armen, voeten en benen wordt peri-
fere neuropathie genoemd. Gevoelsstoornissen of krachtsverlies kunnen
hiervan het gevolg zijn. Klassiek is de `dropping hand' door loodvergif-
tiging. Voortdurende druk op een zenuw, zoals bij het dragen van lasten
op een schouder of blootstelling aan stoffen als n-hexaan, acrylamide
en lood kunnen beroepsmatige oorzaken van perifere neuropathie zijn.
Steigerbouwers, betonreparateurs (acrylamide) en loodwerkers lopen
een verhoogd risico.
8.2 Omvang van de problematiek
In de Nationale Beroepsziekteregistratie werden in 2005 4 gevallen van
CTE gemeld, 10 gevallen van neuropathie (vooral door beknelling van zenu-
wen door mechanische oorzaken) en 49 gevallen van carpaal tunnel syn-
droom. Het carpaal tunnel syndroom, waarbij de nervus medianus beklemd
raakt, wordt onder de aandoeningen van het houding- en bewegingsappa-
raat (hoofdstuk 3) besproken.
Naast de melding van vermoede gevallen van CTE door arbodiensten in de
nationale registratie, vormt de rapportage van het Solvent Team project
een belangrijke aanvullende informatiebron over het voorkomen van CTE.
Door de landelijke dekking van dit project wordt een redelijk beeld van de
incidentie van CTE in Nederland verkregen. Solvent Teams zijn geformeerd
in het Academisch Medisch Centrum Amsterdam en het Medisch Spectrum
in Enschede. Een team bestaande uit een klinisch arbeidsgeneeskundige,
een neuropsycholoog, een arbeidshygiënist en een neuroloog beoordeelt
65 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Tabel 8.1 Verdeling van de beroepen van de patiënten bij wie CTE vastgesteld is
Beroep 2002 2003 2004 2005
Schilder 16 (36%) 10 (31,5%) 9 (38%) 11 (42%)
Verfspuiter 8 (18%) 10 (31,5%) 7 (29%) 10 (39%)
Drukker 5 (11%) 6 (18%) 2 (8%) 1 (4%)
Woning- rojectstoffeerder
/p 3 (7%) 1 (3%) -
Medewerker verf- nktfabriek
/i 3 (7%) - 1 (4%)
Medewerker
/ 1 (2%) -
chauffeur chemisch bedrijf
Parketvloerenlegger - - -
Overige beroepen* 9 (20%) 5 (16%) 5 (21%) 4 (15%)
totaal 45 (100%) 32 (100%) 24 (100%) 26 (100%)
* In 2005: operator chemisch bedrijf, polyesterverwerker (2), medewerkster chemische wasserij
patiënten volgens een vast protocol. In tabel 8.1 wordt een overzicht gege-
ven van de beroepen van CTE-patiënten.
Het aantal nieuwe gevallen van CTE is gedaald van 45 in 2002 tot 24 in
2004 en 26 in 2005. Deze neerwaartse trend is het gevolg van de sterke
beperking van de blootstelling aan oplosmiddelen door verbetering van
de arbeidsomstandigheden in verschillende branches. Die beperking is
Figuur 8.1 Aantal intake gesprekken en vastgestelde CTE-gevallen per jaar
Intakes 400
CTE
350
300
250
latna 200
A
150
100
50
0
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
66 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
rond 2000 ingezet. De groep patiënten waarbij na uitgebreide beoordeling
uiteindelijk de diagnose CTE/OPS werd gesteld, bestaat vooral uit mensen
die vóór 2000 zijn blootgesteld aan oplosmiddelen. Er werd echter ook
een aantal patiënten aangemeld die ook na 2000 nog een forse blootstel-
ling aan oplosmiddelen hadden door werk als zelfstandige of in dienst van
bedrijven die de zorg voor arbeidsomstandigheden niet serieus nemen (zie
kader).
8.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
MRI-afwijkingen bij Cte
Bij onderzoek met functionele MRI (Magnetic Resonance Imaging) werd een
duidelijk verminderde dopamine-opname in de subcorticale hersenstructu-
ren gevonden bij patiënten met CTE. Deze structuren spelen een rol bij de
aandacht en de psychomotoriek, functies die gestoord zijn bij CTE-
patiënten. Visser et al. (2005) vonden dit bij CTE-patiënten (n=10) en in
wat mindere mate ook bij de 10 blootgestelde controles (schilders) zonder
CTE, maar niet bij de 10 niet blootgestelde controles. In groter onderzoek
zal moeten blijken wat de waarde van deze geavanceerde beeldvormende
technieken is bij de diagnostiek van CTE.
Amyotrofische lateraalsclerose (ALS) bij beroepsvoetballers
Er is in het Italiaanse voetbal ondermeer onrust ontstaan over het voorko-
men van amyotrofische lateraalsclerose (ALS) bij beroepsvoetballers. De
onrust ontstond door de bevinding dat van de 24.000 Italiaanse voetbal-
lers die in de periode 1960-1996 in de hoogste divisies speelden, er acht
zijn overleden aan de fataal progressieve neurodegeneratieve ziekte ALS,
terwijl er op basis van het voorkomen in de algemene bevolking minder
dan één werd verwacht (Chio et al., 2005). Opvallend was ook dat de ziekte
bij de voetballers gemiddeld tien jaar eerder optrad dan gebruikelijk. Het
onderzoek was oorspronkelijk opgezet om de mogelijke langetermijnef-
fecten van doping te onderzoeken en dit sterk verhoogde relatieve risico
van 11,6% (betrouwbaarheidsinterval 6,7-20) op ALS is min of meer een
toevalsbevinding. In het commentaar in Brain (Al-Chalabi en Leigh, 2005)
worden verschillende mogelijke oorzaken besproken. Gedacht wordt aan
genetische dispositie: verhoogd risico op ALS bij degenen die een goede
neuromusculaire performance hebben. Ook trauma's en toxische stoffen
(drugs, herbiciden) worden overwogen. De associatie ALS en topsport is
overigens eerder geconstateerd: in de Verenigde Staten wordt de ziekte
ALS `Lou Gehrig's disease' genoemd, naar een tophonkballer die hiervan
het slachtoffer werd.
Parkinsonisme door mangaan
Langdurige hoge blootstelling aan mangaan (mijnwerkers en metaalsmel-
ters) kan een goed omschreven neuropsychiatrisch ziektebeeld (`manga-
nisme') veroorzaken. Bij blootstelling aan lagere concentraties wordt een
verhoogd voorkomen van Parkinsonisme gevonden. Lucchini et al. (2005)
beschouwen mangaan als een `trigger' die een versnelling van het fysiologi-
sche verouderingsproces van het brein veroorzaakt. Ook andere neurotoxi-
sche stoffen kunnen dit werkingsmechanisme hebben.
Verstoord kleurenzien door oplosmiddelen
Beroepsmatige blootstelling aan tolueen, styreen of mengsels van oplos-
middelen kan een vermindering van de kleurendiscriminatie (kleuronder-
67 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
scheidingsvermogen) veroorzaken. In een meta-analyse (Paramei, 2004)
werd dit effect in 13 van de 15 studies gevonden. De diversiteit van bevin-
dingen in de verschillende studies wordt vooral verklaard door verschil-
lende testcondities. Vermindering van de kleurendiscriminatie kan gevolgen
hebben voor de verkeersveiligheid.
Beroepsziektengevenbeterzichtopdonkerezijdearbeidsmarkt
De kans op gezondheidsschade door het werk is groter naarmate de arbeids-
omstandigheden slechter zijn. Beroepsziekten kunnen dan ook gezien wor-
den als teken van een falend arbeidsomstandighedenbeleid door de werk-
gever. In gesprekken met mensen die mogelijk een beroepsziekte hebben,
worden vaak slechte arbeidssituaties geschetst. Zo worden bij het Solvent
Team nog steeds patiënten aangemeld die ook na 2000 een substantiële
blootstelling aan oplosmiddelen op het werk hebben gehad. Het betreft
vooral werk als industrieel schoonmaker/ classificeerder en industrieel spuit-
werker. De indruk bestaat dat dit soort werk zich vaak onttrekt aan arbozorg.
Twee voorbeelden:
Kuipenreinigen
De eerste casus betreft een 52-jarige man met geheugenproblemen die dui-
delijk zijn geworden na een knieblessure. Omdat hij zijn oude werk niet meer
kon doen, werd hij tewerkgesteld in een schoonmaakbedrijf, waarbij opviel
dat hij disfunctioneerde door oriëntatieproblemen en concentratiezwakte: hij
liep doelloos zoekend rond in grote gebouwen.
De man is in 1973 naar Nederland gekomen en heeft met een onderbreking
van één jaar (1975) altijd gewerkt in een bedrijf dat verschillende kitten voor
de bouw produceert. In dit bedrijf was zijn taak de kuipen waarin de kitten
gemengd werden (met een doorsnee van meer dan een meter) en de vulap-
paratuur na een charge schoon te maken. Voor dit schoonmaakwerk werden
altijd oplosmiddelen gebruikt: meestal terpentine, later xyleen.
Hij beschrijft de werkzaamheden als aanvankelijk erg grofstoffelijk: hij sprong
op de bodem van een kuip en verwijderde met een plamuurmes de restanten
kit om vervolgens met een emmer terpentine en een bezem de binnenkant
schoon te maken. Het restant terpentine werd afgetapt via het vulsysteem en
in een ton gegoten voor recycling. Dit was zijn hoofdtaak; per dag maakte hij
circa 10 kuipen schoon. Hij had verder geen taken bij het mengen van grond-
stoffen of het afvullen van de kit.
In de loop van de tijd kwamen er wel verbeteringen in de arbeidsomstan-
digheden, zoals het gebruik van adembescherming: eerst stofmaskers, later
koolstoffiltermaskers. Ook kwam er voor kuipen een automatisch schoon-
maaksysteem met borstels. Maar ook na introductie hiervan moest nog vaak
handmatig worden schoongemaakt.
Een sprong in een kuip veroorzaakte een knieblessure die niet volledig her-
stelde, waardoor hij ongeschikt werd voor het schoonmaken van kuipen en
werd ontslagen. Hij vond werk bij een schoonmaakbedrijf waar hij kantoren
schoonmaakte.
Neuropsychologisch onderzoek bevestigt de cognitieve functiestoornissen
en door het Solvent Team wordt de diagnose CTE gesteld. Door het UWV is
hij weer goedgekeurd voor allerlei werkzaamheden.
68 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Opslagtanksspuiten
De tweede casus betreft een 42-jarige man met vergeetachtigheid die door
een neuroloog wordt verwezen voor een second opinion. Hij heeft tussen
1978 en 2005 gewerkt als constructieschilder bij verschillende werkgevers en
op verschillende locaties. Hij is enkele jaren schilder van elektriciteitsmas-
ten geweest; gevaarlijk werk op hoogte met een relatief lage blootstelling
aan oplosmiddelen maar wel met lange dagen en `s winters enkele maan-
den WW. Verder vooral constructieschilderwerk aan bruggen, viaducten en
pijpleidingen waarbij meestal sprake was van een combinatie van stralen en
spuiten.
De laatste jaren heeft hij vooral onderhoud gedaan aan grote chemicaliënop-
slagtanks in de Rijnmond: tanks met een diameter tot circa 80 meter eerst
stralen en vervolgens spuiten met een tweecomponentencoating; dagelijks
circa 6 uur stralen en ten minste 6 uur spuiten. Dit alles met een ploeg col-
lega's. De gebruikte koolstoffiltermaskers werden niet frequent gewisseld.
De meetapparatuur die door de opdrachtgever ter beschikking was gesteld
om te hoge dampconcentraties te signaleren, zou bewust door de werkgever
zijn afgezet. De spuitapparatuur werd schoongemaakt in een zeecontainer
zonder afzuiging, waar ook de opslag van de verf was. Hij waste daar ook zijn
handen en gezicht met thinner.
Bij neurologisch onderzoek werden geen afwijkingen gevonden; maar met
neuropsychologisch onderzoek worden de cognitieve functiestoornissen
geobjectiveerd en de diagnose CTE bevestigd.
8.4 Conclusies
A ChronischeToxischeEncefalopathie(CTE)doorrecenteblootstelling
aanoplosmiddelen
Door de Solvent Teams worden geleidelijk minder gevallen van chronische
toxische encefalopathie vastgesteld als gevolg van verbeterde arbeidsom-
standigheden. Incidenteel presenteren zich echter nog gevallen waarbij de
blootstelling aan oplosmiddelen recent heeft plaatsgevonden. Het betreft
vooral werk als industrieel schoonmaker/classificeerder en als industrieel
spuiter.
69 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
9 Beroepsinfectieziekten
Infectieziekten veroorzaken meer dan de helft van het kortdurend ziekteverzuim. Werknemers die met
een infectieziekte blijven werken, kunnen naast hun collega's ook anderen zoals patiënten en bezoekers
besmetten.
Vanuit het oogpunt van volksgezondheid is de werknemerspopulatie gezien de omvang (circa 8 miljoen)
en het dynamische gedrag (wat de kans op overdracht van infectieziekten bevordert) bij infectieziekten
van groot belang. De verplichtingen uit het Arbobesluit geven de mogelijkheid tot het opsporen
van oorzaken van infectieziekten op de werkplek, tot het geven van effectieve voorlichting en het
nemen van concrete preventieve maatregelen. Die preventie is van groeiend belang omdat werkzame
antibiotica schaarser worden en er te weinig nieuwe bij komen (Nelson, 2006). Het aantal meldingen van
beroepsinfectieziekten neemt gestaag toe.
70 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
9.1 Omschrijving beroepsinfectieziekten
Infectieziekten zijn aandoeningen die worden veroorzaakt door parasieten,
schimmels, bacteriën, virussen of prionen, al dan niet genetisch gemodi-
ficeerd. Als besmetting plaatsvindt vanwege de arbeid spreekt men van
beroepsinfectieziekten. Daarnaast kunnen bepaalde vormen van werkbe-
lasting het ontstaan van infectieziekten bevorderen, bijvoorbeeld verwon-
dingen (Ziekte van Weil bij rioolwerkers), uitputting (influenza) en huidver-
weking door vocht (voetschimmels in slecht ventilerende werkschoenen bij
militairen) of water (teenschimmel bij zwembadpersoneel). Er zijn ook groe-
pen personeel extra kwetsbaar door oorzaken buiten het werk: jongeren,
ouderen, zwangeren, mensen met ernstige ziekten zoals kanker of gebruik
van medicijnen (bijvoorbeeld immunosupressiva bij de ziekte van Crohn).
Met deze kwetsbaarheid zal bij het werken in een omgeving met kans op
blootstelling aan biologische agentia rekening gehouden moeten worden.
Omdat in een arbeidsorganisatie vaak veel mensen dicht op elkaar werken
(crowding) neemt de kans op besmetting toe. Ook collega's die te snel
hervatten met een besmettelijke infectie, kunnen een risicofactor vormen.
Tenslotte kunnen ook derden (publiek, patiënten) door werknemers worden
besmet en omgekeerd.
9.2 Omvang van de problematiek
Inleiding
Infectieziekten vormen een frequente oorzaak van lichte tot soms ernstige
klachten. Het merendeel van het kortdurend verzuim wordt erdoor veroor-
zaakt, denk bijvoorbeeld aan griepjes, verkoudheden, luchtweginfecties, uri-
neweginfecties, huidinfecties en diarree. Hiervan zal een deel werkgebonden
zijn, maar dat aantal is onbekend. Hier worden eerst de meldingen bij het
NCvB weergegeven, waarbij op sommige meldingen nader wordt ingegaan.
Meldingen van beroepsinfectieziekten
Tabel 9.1 geeft de meldingen van beroepsinfectieziekten aan het NCvB
weer. Daarnaast is het aantal meldingen aan de Inspectie voor de Gezond-
heidsZorg (IGZ) weergegeven (voor zover bekend). Deze meldingen komen
uit de gehele bevolking en bevatten ook niet-werkgebonden meldingen.
Op een enkele uitzondering na wordt bij die registratie het beroep niet
geregistreerd zodat analyse hierop niet mogelijk is.
Bespreking van de meldingen
Het aantal gemelde beroepsinfectieziekten neemt geleidelijk toe, evenals
het aantal vragen dat over infectieziekten wordt gesteld aan de helpdesk
van het NCvB. Er lijkt dus sprake van toegenomen aandacht voor het
onderwerp. Het gaat bij de vragen meestal om acute kwesties: uitbraken,
vragen over besmettelijkheid, de noodzaak van wering van het werk, acute
risico's door biologische agentia of vragen over zwangeren die in contact
komen met bepaalde infectieziekten.
Darminfecties
Het aantal meldingen van darminfecties betrof 65 keer een infectie met
NORO-virus in een ziekenhuis waar de bedrijfsarts goed oplette en verder
onderzoek deed. Besmetting trad op in bijna alle beroepsgroepen, van
secretaresse tot ziekenverzorgende en verpleegkundige. Daarnaast werden
enkele infecties tijdens een buitenlandse dienstreis opgelopen.
71 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Tabel 9.1 Meldingen van infectieziekten in Nederland van 2001 tot en met 2005
2001 2002 2003 2004 2005 ISIS 2005
---
Incidentie
bevolking
Darminfecties 17 11 16 26 72 4,5 milj.4
Tuberculose 15 42 25 19 21 1128
Malaria 10 9 1 9 6 299
Huidinfecties 9 11 18 39 37 ?
Zoönosen 7 5 11 4 4 ?
HIV
3 4 - 1 5 4 269
Hepatitis B 5 3 2 5 1 1841
Luchtweginfecties 2 2 10 - 3 2,9 milj.5
Hepatitis A 2 - - - - 215
Lyme-ziekte 1 3 - 16 12 17.000
---
Legionella 1 2 2 1 - 288
---
Hepatitis C 1 1 - 1 - 29
Overige infectieziekten
2 5 9 20 16 11 ?
MRSA
1 - 10 8 2 12 1300
totaal 79 108 114 143 183
1 In 2002 is voor het eerst MRSA meegenomen als meldingswaardige situatie
2 Deze worden hieronder in de diverse rubrieken beschreven
3 Het betreft hier een ernstige risico op HIV-transmissie waarop tot het toedienen van PEP werd besloten
4 RIVM Nationaal Kompas Volksgezondheid
5 IVM: verkoudheid (1.400.000), sinusitis (430.000), tonsillitis (240.000), longontsteking (120.000), bronchi(oli)tis (550.000),
R
influenza (163.700) maakt samen 2.903.700
6 ISIS 2005 Infectieziekten Surveillance InformatieSysteem (meldingen bij GGD)
7 http://www.rivm.nl/persberichten/2006/toenameziektevanlyme.jsp
Luchtweginfecties en tBC
Het lage aantal meldingen van werkgebonden infectieziekten van de lucht-
wegen in relatie tot de jaarlijkse incidentie, illustreert de onderdiagnostiek/
-melding. Het betrof in 2005 twee influenzameldingen en een schimmelal-
lergie.
TBC werd voorheen voornamelijk gemeld vanuit de ziekenhuizen, maar is
nu meer divers in oorsprong en beroepsgroep. Zo waren er meldingen uit
een penitentiaire inrichting (3), buitenlandse dienstreizen (4), een arbo-
dienst (2), politie (2) en een huisartsenpraktijk (1).
Huidinfecties
Ook dit jaar gaat het wat betreft huidinfecties vooral om verschillende
uitbraken van een sterk besmettelijke vorm van scabiës (crusteuze vorm).
Waar voor besmetting met de `normale' vorm van scabiës minstens tien
minuten intiem contact met een besmet persoon nodig is, is bij deze vorm
vluchtiger contact al voldoende. Daarnaast werden 12 meldingen gedaan
van cutane leishmaniasis bij militairen die in de tropen gestationeerd waren.
Een bijzondere melding was die van een Tumba fly larve-infectie. Dit is een
vliegje dat een eitje in de huid legt, waarvan de larve een ontsteking ver-
oorzaakt vanuit de plek waar die zich genesteld heeft.
72 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Legionella
Er werden in 2005 geen Legionella-besmettingen gemeld. Bij de help-
desk kwam een vraag binnen of Legionella in de thuiszorg opgelopen kon
worden door een douche die in de zomer een flinke tijd niet was gebruikt.
De arbodienst dacht van niet, maar het lijkt toch niet geheel uitgesloten te
kunnen worden. Het blijkt dat ook blootstelling aan Legionella in particu-
liere huizen kan optreden (Bron: LOI).
9.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
Protocollen en richtlijnen beroepsinfectieziekten
In de protocollen infectieziekten van het Centrum voor Infectieziektebe-
strijding (CIb), onderdeel van het RIVM, zal voortaan ook aandacht gegeven
worden aan arbeidsgerelateerde zaken. Het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid heeft subsidie gegeven om bij het opstellen van infectie-
ziekteprotocollen ook een bedrijfsarts en een arbeidshygiënist te betrek-
ken.
Er wordt door de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgenees-
kunde (NVAB) een richtlijn Influenza en de bedrijfsarts opgesteld. Het CDC
(Centre for Disease Control) heeft een richtlijn opgesteld om de vaccinatie
van alle gezondheidszorgwerknemers tegen influenza te bevorderen in ver-
band met de risicovorming richting (oudere en andere risicovolle) patiënten
(Pearson et al., 2006). In Nederland is er bij deze werknemers nog veel
onbekendheid over de achtergronden van het vaccineren (Thomas et al.,
2006). Mogelijk leidt vaccinatie niet tot minder griepgevallen, maar wel tot
minder sterfte door bijkomende ziekten.
Het opstellen van de richtlijn zwangerschap en werk met daarin substan-
tiële aandacht voor de gevolgen van beroepsmatige blootstelling aan biolo-
gische agentia is een tweede activiteit waarin aandacht van de arboprofes-
sionals voor infectieziekten gevraagd wordt.
Een richtlijn prikincidenten wordt opgesteld door een interdisciplinaire
werkgroep, aangestuurd door het LCI (Landelijk Centrum Infectieziekte-
bestrijding). Deze richtlijn moet zowel voor volksgezondheid als werkne-
mersgezondheid een handvat bieden. uit vragen aan het NCvB blijkt dat
er behoefte bestaat aan een protocol voor bedrijfsartsen die te maken
hebben met proefdierwerkers, dierentuinen en dierenasiels.
Betere Informatievoorziening beroepsinfectieziekten
Het NCvB is gestart met het opzetten van het Kennissysteem Infectieziek-
ten en Arbeid (KIZA) met een website gericht op infectieziekten en werk
(www.kiza.nl). Deze website richt zich in eerste instantie alleen op profes-
sionals, maar zal in de toekomst ook informatie bieden voor minder profes-
sioneel geschoolden.
Grotere en kleinere bedreigingen voor de volksgezondheid, veroorzaakt
door infectieziekten, komen veelal onverwacht, maar kunnen zeer snel,
grote gevolgen hebben. Signalering van deze bedreigingen is van wezen-
lijk belang (Rahamat-Langendoen et al., 2005). Dit geldt ook voor de
beroepsgebonden infectieziekten. Het NCvB houdt de vinger aan de pols
via diverse Nederlandse signaleringssystemen (signaleringsoverleg, inf@ct,
eigen helpdesk en meldingssysteem) en internationale informatie (Eurosur-
veillance en Promed). Het is de bedoeling om deze informatie over arbeids-
relevante aandoeningen gemodereerd door te geven aan bedrijfsartsen.
In de loop van 2006 zal dit via de rubrieken nieuws en alerts van de KIZA-
website gaan gebeuren.
73 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Preventie van Hepatitis B en HIV
Het Nationaal Hepatitis Centrum (NHC) is bezig met het oprichten van
een landelijke, 24-uur bereikbare instelling die begeleiding kan bieden bij
prik-, beet- of snij-incidenten waarbij mogelijke hematogene overdracht van
micro-organismen heeft plaatsgevonden. Gezien de korte periode waarbin-
nen een behandeling moet worden gestart is dit een zeer noodzakelijke
voorziening.
Hoewel grote groepen gezondheidswerkers tegen hepatitis B gevaccineerd
zijn, is dat nog niet bij alle risicolopers het geval. Dit is echter volgens het
Arbobesluit en de beleidsregel hepatitis B wel een vereiste.
Zoals al jaren bekend, vormen MBO- en HBO-leerlingen (verpleegkundigen,
kraamverzorgsters) die vóór aanvang van hun stageperiode gevaccineerd
zouden moeten zijn, een speciaal probleem. De kosten komen dan voor
rekening van de Hogescholen, maar die hebben daar geen budget voor.
Het wordt dan overgelaten aan de stagiaires, die meestal weinig eigen
inkomsten hebben. Medische studenten krijgen de vaccinatie gratis aange-
boden door de universiteit.
Import Aedes albopictus (Aziatische tijgermug)
`Lucky bamboo' wordt naar Nederland gebracht in open cultures die water
uit het land van herkomst bevatten. Regelmatig zitten in deze cultures
eitjes en larven van de Aziatische tijgermug. Deze mug kan tropische
aandoeningen als dengue (knokkelkoorts) en gele koorts overbrengen. De
Aedes albopictus kan zich in ons klimaat redelijk handhaven. Ook bestaat
het risico dat bij het openen van de vervoerscontainer werknemers door de
mug worden gestoken met gezien de regio van herkomst van de planten
een reële kans de genoemde ziekten op te lopen. Door samenwerking tus-
sen de ministeries van LNV (Landbouw Natuurbeheer en Visserij), VWS en
SZW is ervoor gekozen de importeurs aan te spreken op het aanpakken van
de bron. De importeurs hebben aangegeven hiervoor de water bevattende
cultures te vervangen door geleihoudende containers.
Angst voor vogelgriep
Het vogelgriepvirus komt in een aantal varianten wereldwijd voor. In het
afgelopen jaar trok met name de gevaarlijke H5N1-variant de aandacht.
Bij een mogelijke uitbraak met deze virusvariant die bij intensief contact
met besmette vogels op mensen over kan gaan, lopen degenen die nauw
contact hebben met pluimvee het grootste risico. Er zijn door het LCI uit-
gebreide outbreak protocollen opgesteld voor deze aviaire influenza (LCI,
2005). Aanbevolen wordt om mensen die intensief contact hebben met
besmet pluimvee (ruimers, pluimveehouders etc.) te behandelen met antivi-
rale middelen. Een ander risico van dit vogelgriepvirus is dat het gecombi-
neerd met een menselijk griepvirus overgaat in een voor mensen mogelijk
zeer gevaarlijk mengvirus. Omdat vrijwel niemand daar voldoende afweer
tegen heeft opgebouwd, kan zo een grote epidemie of pandemie ontstaan.
Risicobranches
In praktisch elke branche en op elke werkplek bestaat risico voor het oplo-
pen van werkgerelateerde infectieziekten. Water, airconditioning, contact
met dieren, met afval en met mensen als mogelijke bronnen van infectie-
ziekten vindt men immers overal. Een aantal branches met een verhoogd
risico wordt hier beschreven.
74 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Kinderdagverblijven
De helpdesk van het NCvB wordt bijna maandelijks gebeld met vragen over
de risico's die zwangere werkneemster lopen in kinderdagverblijven. Hieruit
blijkt de behoefte aan een landelijk geaccepteerd protocol hoe om te gaan
met de begeleiding van deze werkneemsters. Hoewel het verhoogde risico
vaak wordt benadrukt, zijn er weinig onderbouwde en onderbouwende
gegevens over het werkelijke risico. Nederlands onderzoek (Stelma et al.,
2006) toont aan dat de totale kans op Cytomegalie (CMV) bij personeel in
kinderdagverblijven bijna 2,5 maal verhoogd is: de Odds Ratio (voor leeftijd
gecorrigeerd) is 2,47 (p
De beschikbare kennis over infectieziekten volstaat niet omdat daarmee de
specifieke vragen in de werksituatie niet beantwoord worden. Informatie
over bijvoorbeeld de overdracht van biologische agentia in werksituaties,
risicoschatting en preventieve maatregelen zijn er tot nu toe onvoldoende.
Ook wordt een gevalideerd RI&E-instrument node gemist.
Varkenshouderij
Hoewel besmetting met Methicilline (of Multi) Resistente Staphylococ-
cus Aureus (MRSA) strikt genomen geen beroepsziekte is, zal besmetting
ermee voor betrokkene, indien werkzaam in een ziekenhuis of verzorgings-
huis, wel leiden tot verzuim. Bovendien blijkt MRSA in Nederland ook een
zoönose (van dier op mens overdraagbare aandoening) te zijn. Onderzoek
bij Nederlandse veeartsen en veterinaire studenten (Huijsdens et al., 2006;
Wulf et al., 2006) toont aan dat de prevalentie van MRSA-dragers in die
groep op hetzelfde niveau ligt als bij de erkende risicogroep, de patiënten
die uit buitenlandse ziekenhuizen naar Nederland komen. De prevalentie
van 3,7% is 120 keer zo hoog als de prevalentie bij de gemiddelde opge-
nomen Nederlandse patiënt. Nader onderzoek bracht aan het licht dat op
sommige varkenshouderijen een flink deel van de varkens besmet was.
Tevens bleken varkenshouders en hun familieleden MRSA-drager te zijn
geworden. Bovendien blijken ook steeds vaker andere (huis)dieren geïnfec-
teerd te zijn, zoals katten, honden en paarden (van Duijkeren et al., 2006).
Veterinaire zorg
Bij personeel van een veterinaire afdeling van een universiteit werden drie
gevallen van Psittacose geconstateerd met een gezamenlijke bron van
Chlamydia psittaci. Eén van de betrokkenen moest op de intensive care
worden opgenomen (van der Bruggen et al., 2006). Contact met dieren
blijkt steeds vaker een risicofactor voor het oplopen van beroepsinfectie-
ziekten.
Boswerkers
Het aantal meldingen van de ziekte van Lyme blijft relatief hoog. Dit past
bij het algemene beeld dat de incidentie van deze infectieziekte in ons land
sterk stijgt. Naast de Borrelia zijn er ook micro-organismen als Ehrlichia,
Ricketsiae en Anaplasma in Nederlandse teken aangetroffen, met tot nu
toe slechts een enkele humane casus (Pelt en Visser, 2005).
De risicogroep bij uitstek vormen werknemers die dagelijks in de risicoge-
75 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
bieden verblijven. In hoeverre bij hen sprake is van een toename van de
ziekte van Lyme is onbekend.
Een andere ziekte die een potentieel gevaar vormt voor de boswerker is
de vossenlintworm. Deze parasiet (Echinococcus multilocularis), die via
door vossenfeces besmette aarde, door de mond opgenomen kan worden,
veroorzaakt een ernstige multi-orgaan ziekte. Voorheen kwam de parasiet
alleen voor in de ons omringende landen, maar uit onderzoek blijkt dat er
sprake is van een toename in de grensgebieden (van der Giessen et al.,
2006). Systematische bedrijfsgezondheidskundige begeleiding is derhalve
bij boswerkers en alle overige buitenwerkers geboden.
9.4 Conclusies
A Meerprotocollenoverberoepsinfectieziekten
Hoewel er gewerkt wordt aan verschillende richtlijnen en protocollen blijkt
er behoefte te bestaan aan protocollen over beroepsinfectieziekten voor
speciale groepen als zwanger personeel van kinderdagverblijven.
A LeerlingenhebbengeenbeschermingtegenhepatitisB
Hoewel vaccinatie tegen hepatitis B voor gezondheidswerkers verplicht is,
blijkt dit om financiële redenen niet geregeld te zijn voor leerling-verpleeg-
kundigen en -kraamverzorgsters
76 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
10 Kanker
Asbest zal ook de komende jaren de belangrijkste oorzaak van kanker door het beroep blijven; de
gevolgen van asbestblootstelling in het verleden ijlen nog meer dan 25 jaar na. In 2005 overleden
in Nederland 382 mensen ten gevolge van de asbestziekte mesothelioom, ongeveer evenveel als in
voorgaande jaren.
Het aantal asbestslachtoffers met longkanker is zeker zo groot, maar longkanker is moeilijker als
beroepsziekte door asbest te duiden. Via een proportioneel risicomodel, zoals in een Rapport van de
Gezondheidsraad wordt voorgesteld, kan hier meer duidelijkheid over komen.
77 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
10.1 Omschrijving aandoeningen
Er zijn allerlei soorten kanker die door het werk kunnen worden veroor-
zaakt. Vaak betreft het een `normaal' type kanker dat dan bijvoorbeeld op
relatief jeugdige leeftijd voorkomt; soms gaat het om bijzondere kanker-
soorten. Enkele voorbeelden:
Mesothelioom
Dit is een kwaadaardige aandoening van het long- of buikvlies. Meestal
overlijden patiënten binnen een jaar na het stellen van de diagnose. Het is
een aandoening die vrijwel exclusief door asbest wordt veroorzaakt. Een
verhoogd risico op asbestkanker hebben (vroegere) werkers in de asbest-
industrie, isolatiebedrijven en scheepsbouw. Ook slopers, werkers in de
installatiebranche en onderhoudstimmerlieden vormen een risicogroep.
Blaaskanker
Blootstelling aan aromatische amines en carbon black (roet) geeft een ver-
hoogde kans op blaaskanker. Risicoberoepen zijn werkers in de kleurstof-,
rubber- en kabelindustrie.
Longkanker
De belangrijkste oorzaak van longkanker is het roken van sigaretten. Oor-
zakelijke factoren in het beroep worden hierdoor minder snel herkend. Het
roken van sigaretten en blootstelling aan asbest hebben een elkaar verster-
kend (synergistisch) effect op het ontstaan van longkanker. Naast asbest
kan ook blootstelling aan chroom, nikkel, straling en dieseluitlaatgassen
een oorzaak zijn van werkgebonden longkanker.
Kankervandeneusbijholten
Dit is een tamelijk zeldzame vorm van kanker die vrijwel exclusief veroor-
zaakt wordt door blootstelling aan houtstof. Risicoberoepen zijn vooral
meubelmakers (schuren van hardhout) en machinaal houtbewerkers.
Huidkanker
Door langdurige blootstelling aan ultraviolette straling en door direct con-
tact met kankerverwekkende stoffen kan huidkanker ontstaan. Risicoberoe-
pen zijn vooral buitenwerkers: mensen in agrarische beroepen, vissers en
bouwvakkers.
10.2 Omvang van de problematiek
Door bedrijfsartsen worden betrekkelijk weinig gevallen van beroepskan-
ker gemeld. Dit hangt samen met de lange periode (vaak tientallen jaren)
tussen de blootstelling aan een kankerverwekkende stof en het mani-
fest worden van de kanker. Hierdoor onttrekken de meeste gevallen van
beroepskanker zich aan het oog van de bedrijfsarts. Op het moment van
de diagnose is meestal geen sprake meer van een dienstverband met de
werkgever waar de blootstelling heeft plaatsgevonden. In 2005 werden
11 gevallen van mesothelioom gemeld en 2 gevallen van longkanker door
polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) bij machinisten.
78 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Omdat mesothelioom een vrijwel exclusieve asbestziekte is, geeft de CBS-
statistiek een goed beeld van de werkelijke omvang en de trends. In 2005
overleden 342 mannen en 40 vrouwen in Nederland aan mesothelioom (zie
figuur 10.1). Deze cijfers zijn nagenoeg hetzelfde als de voorgaande jaren.
Het Instituut Asbestslachtoffers kreeg 371 nieuwe aanvragen in 2005. In
48% van de dossiers werd het normbedrag uitgekeerd.
10.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
Roep om wereldwijd verbod op asbest
Terwijl in Europa, de Verenigde Staten en Japan het gebruik van asbest
inmiddels verboden is, groeit het gebruik van asbest in Azië, Latijns-Ame-
rika en China. De epidemie van mesotheliomen en andere asbestziektes
dreigt zich dus te verplaatsen naar ontwikkelingslanden. Het gaat om
miljoenen dodelijke slachtoffers. Door de internationale vakbeweging en
wetenschappers (Kazan-Allen, 2005) wordt opgeroepen tot een wereldwijd
verbod op asbest. In ontwikkelingslanden werken ook veel kinderen en
vrouwen met asbest (Dave en Beckett, 2005) en de asbestkankers door het
werk zullen zich in ontwikkelingslanden op jeugdiger leeftijd en ook meer
bij vrouwen presenteren.
Vroege opsporing van asbestslachtoffers
Ontwikkelingen in de moleculaire epidemiologie en toxicologie hebben
geleid tot de ontwikkeling van een reeks biomarkers. Markers als meso-
Figuur 10.1 Sterfte aan mesothelioom in Nederland 1997-2005 (bron: CBS)
Mesothelioomsterfte 400
mannen
Mesothelioomsterfte
vrouwen
350
300
250
nellavegfr 200
ets lat
naA
150
100
50
0
1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005
79 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
theline en osteopontine zijn redelijk goede voorspellers van mesotheli-
oom (Pass et al., 2005; Scherpereel et al., 2006). Voor mesothelioom geldt
echter dat de therapeutische mogelijkheden te beperkt zijn om een pro-
gramma van vroege opsporing te rechtvaardigen. Vroege opsporing heeft
op dit moment bij mesothelioom het karakter van het vervroegd aanzeggen
van een voortijdige dood. Indien er een doorbraak komt in de behande-
lingsmethoden kan het perspectief in gunstige zin veranderen (Robinson en
Lake, 2005).
Bij de vroege opsporing van longkanker ligt dit genuanceerder omdat opera-
tief ingrijpen bij een stadium I longcarcinoom een betere prognose heeft dan
ingrijpen in een later stadium. De 5-jaarsoverlevingspercentages bij vroeg
ingrijpen liggen rond de 40%. Hoewel een recent systematisch literatuurover-
zicht (Cochrane review, Manser et al., 2004) nog weinig positief is, worden
momenteel verschillende studies uitgevoerd naar screening met CT-technie-
ken van populaties met hoge risico's op longkanker. De Nederlands-Belgi-
sche NELSON-studie richt zich op (ex-)rokers. In Duitsland wordt momenteel
een onderzoek uitgevoerd waarbij 5000 ex-asbestwerkers jaarlijks door mid-
del van een spirale CT-scan gescreend worden (Hagemeyer et al., 2006).
Longkanker door asbest
uit epidemiologisch onderzoek bij (ex-)asbestwerkers is bekend dat er
door de vroegere blootstelling aan asbest extra gevallen van longkanker
optreden. Het aantal longkankergevallen ligt zelfs iets hoger dan het aantal
gevallen van mesothelioom. Na 20 zogenaamde vezeljaren asbestblootstel-
ling is sprake van een verdubbeling van het risico op longkanker. Geschat
wordt (Gezondheidsraad, 2005) dat in Nederland jaarlijks circa 700 mensen
overlijden aan longkanker ten gevolge van vroegere asbestblootstelling.
Omdat roken de belangrijkste oorzaak van longkanker is en asbest en
roken elkaars werking bij het ontstaan van longkanker versterken, is het
in individuele gevallen lastig om al dan niet van een asbestziekte te spre-
ken. Het rapport Protocollen asbestziekten: longkanker (Gezondheidsraad,
2005) beveelt daarom een proportioneel model aan, conform de uitspraken
in enkele aansprakelijkheidsprocedures. De blootstelling aan asbest (aantal
vezeljaren) en het roken (pack years) bepalen via een rekenmodel in welke
mate (percentage) de asbestblootstelling als oorzaak voor de longkanker
moet worden beschouwd. Binnen het Instituut voor Asbestslachtoffers
wordt overwogen deze systematiek te gaan hanteren bij de bemiddeling
van (ex-)asbestwerkers met longkanker in verband met aansprakelijkheids-
kwesties.
Borstkanker en nachtwerk
Over de invloed van werken in de nacht(dienst) op het ontstaan van borst-
kanker zijn een systematische review en een meta-analyse verschenen
(Megdal et al., 2005). Hierin worden zeven kwalitatief goede studies bij
cabinepersoneel van vliegtuigen en zes studies bij andere ploegendienst-
werkers gecombineerd. De resultaten van de verschillende studies zijn
tamelijk consistent. Vergeleken met vrouwen die niet in nachtdienst wer-
ken, blijkt in deze gecombineerde studies het risico op borstkanker bij
vrouwen die wel in de nacht(dienst) werken met 48% verhoogd te zijn.
Verondersteld wordt dat vermindering van de melatonineproductie ten
grondslag ligt aan dit effect: melatonine heeft een remmend effect op de
groei van kankercellen.
In Nederland heeft de Gezondheidsraad zich over dit probleem gebogen
en concludeert dat de relatie tussen borstkanker en nachtdienst een pro-
80 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
bleem is dat nadere aandacht verdient. Die aandacht is mede gerechtvaar-
digd gezien de hoge incidentie van borstkanker bij vrouwen in Nederland
en het toenemend werken in nachtdiensten. Nader onderzoek is gewenst,
waarbij bij voorkeur moet worden aangesloten bij (inter)nationaal onder-
zoek (Gezondheidsraad 2006).
10.4 Conclusies
A Kankerdoorhetberoepvooralbij(ex-)asbestwerkers
De medische gevolgen van blootstelling aan asbest blijven dramatisch: jaar-
lijks sterven circa vierhonderd patiënten in Nederland aan mesothelioom en
waarschijnlijk nog meer aan longkanker. De top van deze epidemie lijkt in
Nederland inmiddels te zijn bereikt, maar wereldwijd is dit niet het geval.
A Vroegeopsporingvanasbestkankervooralsnognietzinvol
Door de ontwikkeling van biomarkers en verfijnde imagingtechnieken is
vroege opsporing van asbestkanker technisch goed mogelijk. Het behan-
delingsperspectief is echter nog te beperkt om vroege opsporing aan te
bevelen.
81 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
11 Reproductiestoornissen
Dit hoofdstuk gaat over beroepsmatige schade aan organen betrokken bij de reproductie of aan de
ontwikkelende baby. In individuele gevallen is de relatie met het werk meestal niet goed vast te stellen.
Het aantal meldingen bij het NCvB blijft daardoor beperkt. Opvallend is echter de toename van het aantal
vragen aan de Helpdesk. Uit de eerste resultaten van de ABCD (Amsterdam Born Children and their
Development)-studie blijkt dat de combinatie van een hoge werkdruk en weinig regelmogelijkheden en
een werkweek van 32 uur of langer tijdens het eerste trimester van de zwangerschap gerelateerd is aan
een vermindering van het geboortegewicht van ongeveer 150 gram. De resultaten van deze en andere
studies suggereren dat fysieke en psychomentale werkfactoren wellicht een grotere rol spelen bij het
veroorzaken van negatieve zwangerschapsuitkomsten dan chemische factoren, gezien de omvang van de
blootgestelde populaties. De ernst van de effecten kan echter bij chemische belasting groter zijn.
Blootstelling van de vader aan straling vóór de zwangerschap of aan oplosmiddelen, pesticiden of
bepaalde metalen vóór of tijdens de zwangerschap, blijkt een negatieve invloed te kunnen uitoefenen op
de zwangerschapsuitkomst en de vruchtbaarheid.
Een preconceptiespreekuur kan een bijdrage leveren aan preventie doordat vooraf de risico's in het werk
in kaart gebracht worden en op basis hiervan een advies tot stand komt.
82 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
11.1 Omschrijving reproductiestoornissen
Stoornissen in het voortplantingsproces (reproductiestoornissen) door facto-
ren in het werk omvatten een breed gebied, zowel wat betreft oorzaken als
soorten afwijkingen. Het kan gaan om problemen tijdens de zwangerschap
(verhoogde kans op een miskraam of intra-uteriene groeivertraging), proble-
men na de geboorte (bijvoorbeeld een laag geboortegewicht of aangeboren
afwijkingen of zelfs problemen op latere leeftijd (bijvoorbeeld door ontwik-
kelingsstoornissen). Relevante beroepsmatige blootstellingsfactoren zijn
fysiek zwaar werk, stress, ploegendienst, infecties, chemische stoffen (zoals
oplosmiddelen, narcosegassen, chemotherapeutica, pesticiden en sommige
metalen) en fysische factoren (zoals warmte, koude, straling en lawaai).
Blootstelling aan deze factoren kan plaatsvinden tijdens de zwangerschap,
maar ook vóór de conceptie of zelfs na de geboorte waarbij in het laatste
geval het schadelijke effect wordt doorgegeven via de moedermelk.
11.2 Omvang van de problematiek
Meldingen
Bij het NCvB zijn in 2005 geen meldingen binnengekomen over reproduc-
tiestoornissen die verband houden met het werk. Dit verband is echter in
individuele gevallen ook niet goed vast te stellen. De omvang van de pro-
blematiek laat zich pas goed in beeld brengen via epidemiologisch onder-
zoek. Op dit moment lopen er een aantal studies in Nederland die naar
verwacht mag worden hier een beter zicht op kunnen geven. Publicaties
worden pas over enige tijd verwacht.
Helpdeskvragen
Hoewel het op zichzelf om een relatief klein aantal vragen gaat, valt op dat
het aantal vragen dat in 2005 aan de helpdesk werd gesteld over reproduc-
tiestoornissen meer dan verdubbeld is ten opzichte van het jaar ervoor. Van
de 23 vragen werden er acht gesteld binnen de cluster `algemeen' (fysiek
belasting, stress, ploegendienst en infecties), negen vragen hadden betrek-
king op de blootstelling aan chemische stoffen en zes vragen vielen binnen
de cluster van fysische factoren (straling, trillingen, koude en warmte). Ook
opvallend is dat een aantal vragen gaat over de zorg rondom (vermeende)
clusters van reproductiestoornissen bij een bepaalde vorm van beroepsma-
tige blootstelling.
Fysiekzwaarwerkindezwangerschap
Een 27-jarige vrouw werkt al een aantal jaren vier dagen per week als kamer-
meisje in een hotel en is nu drie maanden zwanger. In haar werk houdt ze
kamers van gasten schoon en maakt de bedden op. Ze schrijft dat het werk
fysiek zwaar is. Toen ze niet zwanger was, kon ze het werktempo halen, maar
nu ze 12 weken zwanger is, lukt dat niet meer. Omdat ze ook veel klachten
heeft van vermoeidheid, is ze bij de huisarts en de verloskundige geweest,
die geen afwijkingen hebben geconstateerd. De bloeddruk was goed even-
als de bloeduitslagen. Ze is bang voor een miskraam door het zware werk
en vraagt zich af of ze daardoor een verhoogd risico loopt. Ook wil ze weten
welke aanpassingen ze van haar werkgever mag verwachten.
Uit de literatuur is bekend dat een zwangere die zwaar werk verricht, meer
kans heeft op een vroeggeboorte, een lager geboortegewicht en zwanger-
schapshypertensie (Mozurkewich et al., 2000). Een risico dat bij vroegtijdige
83 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
aanpassing van de werkzaamheden vrijwel verdwijnt (Croteau et al., 2006). Bij
fysiek zwaar werk is er overigens niet een verhoogd risico op een miskraam
in het eerste trimester van de zwangerschap. De vrouw kreeg het advies
om haar werk te bespreken met de bedrijfsarts van het hotel. Deze kan de
gezondheidsklachten op een rij zetten en inschatten hoe zwaar het werk
is. Het algemene uitgangspunt hierbij is dat de werkgever het werk van de
zwangere zo moet organiseren dat er geen nadelige gevolgen voor het kind
kunnen ontstaan.
Verder heeft het NCvB haar gewezen op de informatie die te vinden is op de
website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Volgens
deze website heeft zij recht op:
· Regelmatige werk- en rusttijden
· Extra pauzes (maximaal 1/8 van de werktijd)
· Een geschikte, afsluitbare ruimte om te kunnen rusten (met bed of rustbank)
· Geen overwerk of nachtdiensten
· Zwangerschapsonderzoek onder werktijd
11.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen
Amsterdam Born Children and their Development (ABCD)-studie
In het Signaleringsrapport Beroepsziekten 2005 maakten we melding van
de ABCD-studie, een langlopend, grootschalig onderzoek naar de gezond-
heid van Amsterdamse (pasgeboren) kinderen. Hierin wordt nagegaan in
hoeverre leefgewoonten (waaronder werk) bij verschillende etnische groe-
pen een relatie hebben met de gezondheid van het kind. Met medewerking
van de verloskundige zorgverleners (verloskundige, huisarts of gynaeco-
loog) hebben ruim 8200 vrouwen hiervoor een vragenlijst ingevuld, veelal
tijdens het eerste trimester van de zwangerschap. Deze gegevens zijn na
de verwachte geboortedatum van het kind gecombineerd met de werke-
lijke zwangerschapsuitkomsten.
Op het ABCD-congres, dat eind maart 2006 werd gehouden, werden resul-
taten gepresenteerd die betrekking hebben op de relatie met het werk.
Wat betreft het effect van werkgebonden factoren, blijken hoge werkdruk
met weinig regelmogelijkheden gecombineerd met een werkweek van 32
of meer uren per week tijdens het eerste trimester van de zwangerschap
gerelateerd te zijn aan een verlaging van het geboortegewicht met onge-
veer 150 gram. Dit effect geldt voor alle etnische groepen en is vergelijk-
baar met het negatieve effect op het geboortegewicht van roken tijdens de
zwangerschap. Op grond van deze resultaten bevelen de onderzoekers aan
zwangere vrouwen met stressvolle banen vanaf het begin van hun zwanger-
schap hun werkuren te laten verminderen om hun kind een hoger geboorte-
gewicht en daarmee een betere kans te geven.
Arbeidsbelasting en zwangerschap
Er zijn recent een aantal belangwekkende onderzoeken over arbeidsbelas-
ting en zwangerschap gepubliceerd. In het Signaleringsrapport Beroeps-
ziekten 2005 maakten we melding van onderzoek dat gepresenteerd was
op de International Conference on Occupational Health Services 2005 (Cro-
teau et al., 2005). Recent is hierover een wetenschappelijke publicatie ver-
schenen (Croteau et al., 2006). Het doel van de gepresenteerde case-con-
trol studie was na te gaan of bepaalde arbeidsomstandigheden gedurende
de zwangerschap het risico op een kind met een laag geboortegewicht
vergroten en of bepaalde maatregelen dit negatieve effect zouden kunnen
84 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
voorkomen. Er werden voor dit onderzoek 1536 cases en 4441 controles
geselecteerd uit een groep van 43.898 vrouwen die tussen januari 1997 en
maart 1999 een kind kregen in Québec (Canada). Meerlingen werden uit-
gesloten van deelname aan dit onderzoek. De vrouwen werden telefonisch
geïnterviewd na de geboorte van hun kind. Er werd gevonden dat werken
in ploegendienst of in onregelmatige werkuren het risico op een kind met
een laag geboortegewicht verhoogt. Tevens werd een cumulatieve score
berekend van de volgende arbeidsomstandigheden: nachtdienst, onregel-
matige werkuren of ploegendienst, staan, tillen, lawaai, hoge werkdruk
gecombineerd met geringe ondersteuning. Het risico op een kind met
een laag geboortegewicht nam significant toe naarmate er bij de moeder
sprake was van meerdere belastende factoren. Bij één factor was het risico
8%, bij twee 28%, bij drie 43% en bij vier of meer 129% verhoogd. Wanneer
blootstelling aan deze arbeidsomstandigheden werd beëindigd voor de 24e
week van de zwangerschap, was het risico echter niet verhoogd en verge-
lijkbaar met niet-blootgestelde vrouwen.
In een andere studie (Magann et al., 2005) werd onderzoek gedaan naar
de effecten van staan (> 4 uur), herhaald tillen en lawaai (> 85 dB) op de
werkplek op de uitkomst van de zwangerschap bij gezonde, zwangere vrou-
wen met een laag gezondheidsrisico. De vouwen waren allen werkzaam als
militair. Er namen 814 gezonde, werkende vrouwen deel aan deze studie.
Er werd een uitgebreide vragenlijst gebruikt om gegevens te verzamelen
over de zwangerschapsuitkomsten voor, tijdens en na de bevalling en in de
neonatale periode. Deze vragenlijst werd al bij het eerste bezoek aan de
prenatale kliniek ingevuld en zonodig bij een volgend bezoek aangevuld.
Staan bleek een significant effect te hebben op vroegtijdige weeën en
op vroeggeboorte. Verder waren er aanwijzingen voor vroeggeboorte bij
blootstelling aan lawaai.
Ook zwaar werk in kassen bleek een negatief effect te hebben op de zwan-
gerschapsuitkomst (Jurewicz et al., 2005). Moeders die zwaar werk (>1000
kcal/werkdag) verrichtten in de kassen kregen baby's die gemiddeld 177
gram lichter waren dan de baby's van moeders die licht werk (
Recent zijn er weer een aantal publicaties verschenen rond de effecten van
oplosmiddelen op de reproductie, waarbij gebruikgemaakt is van gegevens
85 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
van het Deense Nationale Geboortecohort (1997-2003). Dit cohort komt
voort uit de Danish Medical Birth Registry (MBR) die sinds 1968 bestaat
en bedoeld is om de gezondheid van pasgeboren baby's te monitoren en
de kwaliteit van de perinatale verloskundige zorg te bewaken (Knudsen en
Olsen, 1998). Registratie vindt zo volledig mogelijk plaats, zodat het ook
bruikbaar is voor wetenschappelijk onderzoek. Zhu et al. (2006a) voerden
een prospectieve cohort studie uit onder 1025 vrouwelijke laboratorium-
medewerkers met 8037 vrouwelijke docenten als controlegroep. Er werden
telefonisch interviews gehouden voor en na de geboorte van de baby. Het
totaalbeeld liet geen verschillen zien tussen de zwangerschapsuitkomsten
van laboranten en docenten. Echter, bij laboranten die werkten met radio-
isotopen werd een verhoogd risico op vroeggeboorte en aangeboren
afwijkingen waargenomen en bij laboranten die werkten met organische
oplosmiddelen een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen.
Over de invloed van werk op het tot stand komen van een zwangerschap
werden 829 vrouwelijke laboranten ondervraagd met 6250 vrouwelijke
leerkrachten als controles (Zhu et al., 2005). In het onderzoek werden alleen
geplande zwangerschappen meegenomen, waarbij werd gevraagd naar
de tijd die nodig was om zwanger te worden. Er werden geen verschillen
gevonden tussen beide groepen en de onderzoekers concluderen dat werk
in een laboratorium onder de huidige werkomstandigheden geen of weinig
effect lijkt te hebben op de tijd die nodig is om zwanger te worden.
Hsieh et al. (2005) onderzochten de effecten van blootstelling aan diverse
chemicaliën, waaronder ethyleenglycolethers, op de lengte van menstruele
cycli bij vrouwen werkzaam in de halfgeleiderindustrie in Taiwan. Zij von-
den dat vrouwen die aan deze ethyleenglycolether werden blootgesteld
een significant langere menstruele cyclus hadden dan vrouwen die hieraan
niet werden blootgesteld. In een commentaar op deze studie (Cordier en
Multigner, 2005) wordt gewezen op de discrepanties die er zijn binnen de
beperkte hoeveelheid studies rond de effecten van werk op de menstruele
functie. Deze auteurs onderstrepen de noodzaak voor het ontwikkelen van
goede onderzoeksmethoden om de ovariële functie te kunnen evalueren.
Luderer et al. (2004) onderzochten de effecten van blootstelling aan oplos-
middelen op de concentratie van geslachtshormonen en de vruchtbaarheid
van mannen. Zij vonden verhoogde FSH-concentraties bij toenemende
blootstelling aan oplosmiddelen en aan gechloreerde oplosmiddelen. Deze
verstoring van hormoonspiegels is een extra aanwijzing voor de mogelijk
verstorende werking van oplosmiddelen op de voortplanting bij de man.
Studies gericht op het meten van hormoonverstoringen zijn van belang om
meer inzicht te krijgen in de wijze waarop arbeidsfactoren de zwangerschap
en vruchtbaarheid kunnen beïnvloeden.
zwangerschap bij kapsters
Het effect van werken als kapster op de zwangerschap is al in diverse
studies nader onderzocht. In een recent verschenen onderzoek werd
gebruikgemaakt van het Zweedse Medische geboorteregister, waarin sinds
1983 bijna elk in Zweden geboren kind is opgenomen (Rylander en Kallen,
2005). Bij een bezoek aan een centrum voor verloskundige zorg is voor de
geboorte van het kind (prospectief) informatie verzameld over het beroep
van de moeder vroeg in de zwangerschap. Voor de periode van 1983-2001
betreft het 12.046 kinderen waarvan de moeder tijdens de zwangerschap
fulltime of parttime werkzaam was als kapster. Als controle dienden alle
andere bevallingen in de periode van 1983-2001, waarbij de moeders
86 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
parttime of fulltime werkten. Het ging in totaal om meer dan 1,27 miljoen
bevallingen. Het bleek dat kinderen van fulltime kapsters vaker intra-ute-
riene groeivertraging hadden opgelopen dan kinderen in de controlegroep.
Bij kapsters bleek de tijd nodig om zwanger te worden niet langer te zijn en
evenmin was er vergeleken met de controlegroep een verhoogd risico op
een miskraam (Axmon et al., 2006).
Zhu en collega's (Zhu et al., 2006b) onderzochten of er sprake was van een
verhoogde kans op negatieve zwangerschapsuitkomsten en vertraagde
psychomotore ontwikkeling bij kinderen van Deense kapsters. Zij maak-
ten hiervoor weer gebruik van het Deense Nationale Geboortecohort. Er
werden geen aanwijzingen gevonden dat 550 kapsters in Denemarken een
hogere kans hadden op negatieve zwangerschapsuitkomsten dan moeders
in de controlegroep die bestond uit 3216 winkelbedienden. Evenmin was
sprake van een vertraagde psychomotore ontwikkeling bij kinderen van
deze kapsters.
Kersemaekers en collega's deden al eerder onderzoek naar de effecten van
werk op de voortplanting bij kapsters in Nederland (Kersemaekers et al.,
1997). Zij concluderen dat de in vroegere jaren gevonden effecten op de
tijd om zwanger te worden, het risico op een miskraam en een laag geboor-
tegewicht lijken te verminderen in later onderzoek. Ook het negatieve
effect op het cognitief functioneren van het kind op latere leeftijd, lijkt te
verdwijnen in later onderzoek (Kersemaekers, 1998). Rylander et al. (2005)
wijzen ook op de verschillen met de Nederlandse onderzoeken en geven
aan dat er meer blootstellingspecifieke informatie nodig is om een moge-
lijke verklaring te kunnen geven.
Vruchtbaarheid bij werknemers in kassen
In het proefschrift van Bretveld (2006) worden de resultaten van een
retrospectieve studie naar de vruchtbaarheid bij werknemers in kassen
beschreven. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten en zijn
de spermakwaliteit en de functie van de ovaria onderzocht. Gevonden werd
dat mannen, en mogelijk ook vrouwen, blootgesteld aan pesticiden, meer
tijd nodig hebben om tot een zwangerschap te komen dan niet blootge-
stelde controles. Verder hebben vrouwen in de bloementeelt een hoger
risico op een miskraam en mannen in de glastuinbouw een hoger risico op
een verminderde zaadkwaliteit. De onderzoekers adviseren de blootstel-
ling aan pesticiden zoveel mogelijk te beperken, zowel door het dragen van
handschoenen als het zo mogelijk vervangen van pesticiden door minder
schadelijke methoden. Ze wijzen ook op het belang van het beperken van
het aantal werkuren en het geven van goede voorlichting.
Blootstelling moeder aan biologische agentia beschermt kind tegen latere allergie
In een grote multicenter studie onderzochten Ege en collega's (Ege et al.,
2006) de effecten van biologische agentia op de latere ontwikkeling van
atopie en astma en op veranderingen van de immuunrespons bij de kin-
deren. Het ging om biologische agentia die rijkelijk aanwezig waren in de
werkomgeving van zwangere vrouwen werkzaam op een boerderij. Zowel
atopische sensibilisatie als de expressie van sommige genen betrokken bij
de immuunrespons bleken sterk bepaald door blootstelling van de moe-
der aan biologische agentia tijdens de zwangerschap. Kinderen van wie de
moeder tijdens de zwangerschap een hoge blootstelling had aan biologi-
sche agentia, liepen minder kans op het ontwikkelen van atopie. De onder-
zoekers concluderen dat er mogelijk een beschermende werking uitgaat
van blootstelling aan biologische agentia tijdens de zwangerschap op het
87 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
ontstaan van atopie bij de kinderen in de schoolleeftijd. Beroepsmatige
blootstelling lijkt hiermee dus soms toch ook tot positieve effecten te kun-
nen leiden.
Heeft blootstelling van de vader vóór of tijdens de zwangerschap invloed op negatieve
zwangerschapsuitkomsten van het (toekomstig) kind?
uit het literatuuronderzoek bleek dat er de afgelopen jaren opvallend
vaak studies over dit onderwerp zijn verschenen. Het betrof zowel studies
over negatieve zwangerschapsuitkomsten als over het effect op de vrucht-
baarheid. In dit Signaleringsrapport worden de belangrijkste bevindingen
samengevat en er is een artikel over in voorbereiding. Blootstelling van de
vader kan via een direct effect op de zaadcel(productie) de zwangerschap
beïnvloeden, maar het is ook mogelijk dat via de vader de moeder voor en
tijdens de zwangerschap wordt blootgesteld en het effect op deze wijze
verklaard kan worden.
Wat betreft blootstelling van de vader aan chemische stoffen met een
negatieve invloed op het (toekomstige) kind of op de fertiliteit, worden
vooral publicaties gevonden over oplosmiddelen, pesticiden en metalen.
Blootstelling van de vader aan oplosmiddelen en pesticiden verhoogt de
kans op aangeboren afwijkingen. Blootstelling aan oplosmiddelen geeft
volgens de ene publicatie wel en volgens de andere geen verhoogde kans
op een miskraam. Wat betreft de metalen worden studies gevonden over
blootstelling aan lood, chroom en kwik, waarin overwegend negatieve
effecten worden gerapporteerd op de zwangerschapsuitkomsten en op de
fertiliteit.
Er werden geen negatieve effecten gevonden van ioniserende straling met
een geringe intensiteit op uitkomsten van de zwangerschap. Ook hadden
piloten en cabinepersoneel geen verhoogde kans op het krijgen van een
kind met een aangeboren afwijking.
Er zijn geen publicaties gevonden over de invloed van blootstelling van de
vader vóór de conceptie of tijdens de zwangerschap aan fysieke belasting,
stress of ploegendienst op de tijd benodigd om zwanger te raken en even-
min op de zwangerschapsuitkomst.
De uitkomsten van de diverse studies maken duidelijk dat bij het bespreken
van de risico's bij een zwangerschapswens op het spreekuur bij de huis-
arts of bedrijfsarts niet alleen gekeken moet worden naar het werk van de
vrouw, maar evenzeer naar dat van de man.
11.4 Conclusies
A Beroepsmatigeblootstellingvandevaderbeïnvloedtzwangerschap
uit oriënterend literatuuronderzoek blijkt dat er negatieve effecten op de
zwangerschapsuitkomst of de vruchtbaarheid kunnen optreden bij bloot-
stelling van de vader vóór de conceptie of tijdens de zwangerschap aan
oplosmiddelen, pesticiden en bepaalde metalen. Bij het bespreken van de
risico's bij een zwangerschapswens op het spreekuur van de huisarts of de
bedrijfsarts moet dan ook niet alleen gekeken worden naar het werk van de
vrouw, maar evenzeer naar dat van de man.
88 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
A Lagergeboortegewichtbijfysiekeenpsychomentalebelastingtijdens
dezwangerschap
uit de eerste resultaten van de ABCD-studie blijkt dat de combinatie van
een hoge werkdruk en weinig regelmogelijkheden en een werkweek van 32
uur of langer tijdens het eerste trimester van de zwangerschap gerelateerd
is aan een vermindering van het geboortegewicht van ongeveer 150 gram.
Naast de reeds langer bekende invloed van chemische factoren wordt nu
duidelijk dat de waarschijnlijk veel vaker in het werk voorkomende fysieke
en psychomentale belasting ook kunnen leiden tot een negatieve zwanger-
schapsuitkomst.
A Blootstellingmoedertijdenszwangerschapbeschermtmogelijktegen
allergieontwikkelingbijkind
Blootstelling aan biologische agentia tijdens de zwangerschap lijkt het kind
te beschermen tegen het optreden van latere allergieën.
89 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
12 Overige aandoeningen
In dit hoofdstuk worden aandoeningen besproken waarvan het aantal meldingen als beroepsziekte
betrekkelijk klein is, maar die toch de nodige aandacht verdienen door publicaties die erover zijn
verschenen. Het betreft hart- en vaataandoeningen, oogaandoeningen en auto-immuunziekten.
90 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
12.1 Hart- en vaataandoeningen
Tabel 12.1 Diagnose overzicht van de meldingen van hart- en vaataandoeningen in 2002-2005
Diagnose 2002 2003 2004 2005
Hoge bloeddruk 6 13 15 13
Spataderen 1 8 8 5
Trombose 0 2 0 0
Syndroom van Raynaud 1 8 4 7
Hartritmestoornis 0 6 3 6
Ischaemische hartaandoening 9 9 9 3
Overige hart- en vaataandoeningen 4 5 3 3
totaal 21 51 42 37
In 2005 zijn door bedrijfsartsen 37 meldingen verricht van aandoeningen
van het hart en vaatstelsel (tabel 12.1).
Bij de meldingen van hypertensie, hartritmestoornis en ischaemische
hartziekten zijn de volgende oorzaken genoemd: werkdruk (13, 2004: 9),
problemen in de intermenselijke sfeer (2, 2004: 8), reorganisatie (2, 2004:
4), fysieke belasting (2, 2004: 2) en overige psychomentale factoren (1,
2004: 3).
Bij alle meldingen van het Syndroom van Raynaud (vaatvernauwing in de
bloedvaten van de handen) werden zoals verwacht hand-armtrillingen door
het werken met trillend gereedschap als oorzaak aangegeven. Staand werk
was steeds de oorzaak van de meldingen wegens spataderen. Het betrof
meestal mensen die werkzaam waren in de detailhandel.
Meer dan de helft van het totaal aantal meldingen (21) in deze catego-
rie was afkomstig uit de bouwnijverheid. Dit verklaart ook het relatief
hoge aantal (15) dat via het PAGO is opgespoord. Bij 10 (27%) meldingen
bestond bij de bedrijfsarts twijfel over het oorzakelijk verband. Dit relatief
hoge percentage is niet verassend bij aandoeningen als hypertensie en
ischaemische hartziekten, die multifactorieel bepaald zijn en waarbij in indi-
viduele gevallen vaak geen duidelijke uitspraak mogelijk is over de oorza-
kelijke bijdrage van de factor werk.
toenemend bewijs voor relatie werkstress en hart- en vaataandoeningen
Het aantal, vaak grootschalige, studies waarin een verband wordt gevon-
den tussen werkstress en een verhoogde incidentie van hart- en vaataan-
doeningen neemt gestaag toe. Hierdoor groeit ook het inzicht in de ach-
terliggende mechanismen. Zo vonden Collins et al. (2005) dat verhoogde
werkdruk en weinig regelmogelijkheden in het werk geassocieerd waren
met tekenen van deregulatie van het autonome zenuwstelsel. Hiervan is
bekend dat het als risicofactor voor de ontwikkeling van hypertensie en een
plotselinge hartdood gezien kan worden. Het volgen van veranderingen in
deze regulatiekenmerken door middel van analyse van het 24-uurs elektro-
cardiogram leent zich wellicht ook goed voor het meten van de effectiviteit
van preventieve maatregelen, zo laten de onderzoekers weten.
De mate waarin de bloeddruk reageert tijdens stress op het werk kan
ook als risicofactor gezien worden. In een vervolgstudie over 20 jaar bij
verkeersleiders zagen Ming et al. (2004) een sterkere ontwikkeling in de
richting van hypertensie naarmate mensen ook tijdens het werk met een
91 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
sterkere bloeddrukstijging reageerden. Bij patiënten die voor hypertensie
werden behandeld, traden in een periode van ruim 5 jaar bijna driemaal
vaker aandoeningen van hart en bloedvaten op wanneer er in hun werk
sprake was van werkstress (uchiyama et al., 2005).
Het metabool syndroom is een cluster van risicofactoren die het risico op
hart- en vaataandoeningen en type 2 diabetes verhoogt. Chandola et al.
(2006) vonden een dosis-respons relatie tussen blootstelling aan werkstres-
soren over een periode van 14 jaar en de kans op ontwikkeling van een
metabool syndroom, onafhankelijk van andere risicofactoren.
Hart- en vaatziekten komen veel voor en zijn nog steeds de belangrijk-
ste doodsoorzaak. De aanwezigheid van werkstress is evenmin zeldzaam,
hoewel zich op dat punt wel gunstige ontwikkelingen aftekenen (Hout-
man et al., 2006). Aandacht voor maatregelen gericht op de preventie van
werkstress zijn dan ook niet alleen belangrijk voor het terugdringen van
psychische klachten, maar kunnen ook een substantiële bijdrage leveren aan
het verminderen van het aantal patiënten met hart- en vaataandoeningen.
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen en hart- en vaataandoeningen
Burstyn et al., (2005) onderzochten in een grote studie in verschillende
landen de sterfte aan hart- en vaataandoeningen bij asfalteerders. Bij hen
nam de sterfte toe naarmate zij een hogere blootstelling aan polycyclische
aromaten (PAK's) hadden gehad, ook nadat voor een aantal andere factoren
zoals het roken was gecorrigeerd. PAK's zelf kunnen beschadiging van de
vaatwand veroorzaken, maar los daarvan kan het fijn stof waar asfalteerders
in hun werk aan worden blootgesteld, het verband mede verklaren. Het
effect van blootstelling aan fijn stof is tot nu toe vooral bestudeerd aan de
hand van studies binnen de algemene bevolking. De komende jaren zullen
waarschijnlijk ook resultaten bekend worden van onderzoeken zoals deze,
die betrekking hebben op beroepsmatige blootstelling.
Lawaai en hart- en vaataandoeningen
Virkkunen et al. (2005) zagen in een vervolgstudie bij 6000 werknemers na
9 jaar het risico op een ischaemische hartaandoening toenemen met bijna
40% wanneer men op het werk werd blootgesteld aan meer dan 80 dB
(A) en aan impulslawaai. Na 18 jaar was het risico toegenomen met meer
dan 50% en het bleef ook na pensionering verhoogd. Het verband was
overigens zwakker wanneer alleen gekeken werd naar de blauwe boorden
werknemers. De onderzoekers schreven dit toe aan misclassificatie, dat
wil zeggen aanwezigheid van aan lawaai blootgestelde blauwe boorden
werknemers in de referentiegroep door het afkappunt (80 dB (A)) dat zij
hadden gehanteerd. Het verband tussen hoge bloeddruk en lawaai werd
fraai zichtbaar gemaakt in een vergelijking tussen twee groepen piloten. Zo
werd vaker een hoge bloeddruk gevonden bij de piloten die gemiddeld aan
93 dB(A) blootstonden in vergelijking met de tweede groep die aan 79 dB
(A) blootstond. Hierbij werd het verband sterker wanneer er tevens sprake
was van gehoorbeschadiging. De studies vormen een duidelijke bevestiging
van reeds langer bekend zijnde relaties.
12.2 Oogaandoeningen
Er zijn in 2005 door bedrijfsartsen 14 meldingen van oogaandoeningen ver-
richt. In het diagnoseoverzicht zijn alle onderdelen van het oog vertegen-
woordigd (tabel 12.2). De meldingen van bindvliesontsteking hadden als
92 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
oorzaak chemische irritatie (3) en fysische factoren (4). De twee meldingen
van staar werden toegeschreven aan uV-straling.
Onder de fysische factoren vallen onder meer klimaatfactoren, die zoals
bekend in een kantooromgeving samen met het type werk (intensief beeld-
schermwerk) en persoonsgebonden factoren (traanfilmkarakteristieken)
oogirritatie (droge ogen) kunnen veroorzaken (Wolkoff et al., 2005).
Tabel 12.2. Diagnose overzicht van de meldingen van oogaandoeningen in 2003-2005
Aandoening 2003 2004 2005
Bindvliesontsteking 6 7 7
Hoornvliesontsteking 2 4 0
Netvliesaandoening 2 0 1
Staar 1 1 2
Overige oogaandoeningen 7 1 4
totaal 18 13 14
Netvliesdegeneratie als beroepsziekte
De vergrijzing brengt met zich mee dat netvliesdegeneratie vaker zal
voorkomen. De vraag is of er arbeidsgebonden risicofactoren zijn voor
het krijgen van deze aandoening. Een verband tussen netvliesdegeneratie
en het gebruik van bestrijdingsmiddelen is al wat langer bekend. Kirrane
et al. (2005) vonden dat de vrouwen van boeren die bestrijdingsmiddelen
gebruikten en die zelf bij de toediening betrokken waren, een bijna twee
keer zo grote kans hadden op het krijgen van deze aandoening. Het ver-
band leek vooral te worden bepaald door een aantal fungiciden, maar het
onderliggende mechanisme is nog onduidelijk. Verhoogde blootstelling aan
ultraviolet licht draagt ook bij aan het ontstaan van deze aandoening. Maier
et al. (2005) zagen in hun onderzoek bij lassers echter geen aanwijzingen
voor een lassers maculopathie. Ze concludeerden dat toepassing van de
gebruikelijke vormen van persoonlijke bescherming lassers beschermt
tegen dit risico.
Staar door straling
Piloten worden in hun werk blootgesteld aan ioniserende kosmische stra-
ling. Rafnsson et al. (2005) vonden in een patiëntcontrole onderzoek dat
piloten een driemaal grotere kans op cataract hadden dan niet-piloten. Het
risico nam toe naarmate de cumulatieve stralingsdosis hoger was. In hun
analyse corrigeerden zij voor verstorende factoren zoals leeftijd, rook-
gewoonten en de intensiteit van zonnebaden. De resultaten vormen een
belangrijk nieuw argument om luchtvaartpersoneel beter te beschermen
tegen de effecten van kosmische straling.
Preventie droge, geïrriteerde ogen door stimulering lidslagfrequentie
De problematiek van het krijgen van droge ogen in relatie tot beeldscherm-
werk is al in eerdere Signaleringsrapporten aan de orde gesteld. De afname
van de lidslagfrequentie bij geconcentreerde visuele arbeid blijkt een
belangrijke rol bij het ontstaan van deze klachten te spelen. Door het aan-
bieden van een visueel of akoestisch signaal tijdens beeldschermwerk bleek
de lidslagfrequentie verhoogd te kunnen worden (Ziemssen et al., 2005).
Naast de medicamenteuze behandeling van droge ogen biedt deze vorm
van interventie een mogelijkheid tot preventie.
93 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
12.3 Auto-immuunaandoeningen
Er wordt betrekkelijk weinig gepubliceerd over de relatie tussen beroeps-
matige blootstelling en auto-immuunaandoeningen. Het onderzoek hier-
naar is dan ook lastig omdat bij deze over het algemeen zeldzame aandoe-
ningen grootschalige studies nodig zijn voor het leggen van verbanden.
Reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis (RA) is de meest frequent voorkomende auto-immuun-
aandoening. Vooral via dierexperimenteel onderzoek is een aantal factoren
geïdentificeerd die het ontstaan van deze aandoening kunnen bevorderen.
Daartoe behoren ook minerale oliën, waarvan bekend is dat ze het afweer-
systeem kunnen activeren.
Sverdrup et al. (2005) vonden in een patiënt (n=1419) controle (n=1674)
onderzoek dat beroepsmatige blootstelling aan minerale olie (snijolie,
motorolie, hydraulische olie, asfalt) het risico op RA met 30% verhoogde.
Dit verhoogde risico kwam alleen tot uitdrukking bij patiënten die positief
waren op bepaalde reumafactoren in het bloed. Omdat het aantal blootge-
stelden in deze onderzoeksgroep toch vrij klein was, waarschuwen de
onderzoekers voor het trekken van vergaande conclusies in dit stadium.
Omdat de bevindingen echter overeenkomen met die uit experimenteel
onderzoek, rechtvaardigen ze wel nader onderzoek.
Systemische lupus erythematosus (SLe)
Een andere, bekende auto-immuunziekte is systemische lupus erythemato-
sus (SLE). Hierover werd recent door Parks en Cooper (2005) een overzicht
gepresenteerd van onderzoeken naar het verband tussen diverse vormen
van beroepsmatige blootstelling en SLE. Dat verband is er duidelijk bij
beroepsmatige blootstelling aan silica (kwarts), waarvan eveneens een
relatie met reumatoïde artritis (Stolt et al., 2005) en sarcoïdose (Rafnsson et
al., 1998) is vastgesteld. In dierexperimenteel onderzoek zijn aanwijzingen
gevonden voor een verband tussen SLE en oplosmiddelen en voor SLE en
pesticiden, maar dit wordt vooralsnog onvoldoende bevestigd in epidemio-
logisch onderzoek bij de mens (Parks en Cooper, 2005).
12.4 Conclusies
A Bijpreventievanhart-envaataandoeningenookkijkennaarwerkge-
bondenrisicofactoren
Het aantal meldingen van door het werk veroorzaakte hart- en vaataandoe-
ningen is gering doordat het moeilijk is in individuele gevallen een goede
afweging te maken. Op basis van arbeidsepidemiologisch onderzoek mag
echter worden aangenomen dat het absolute aantal arbeidsgerelateerde
gevallen veel groter zal zijn. De preventie van hart- en vaataandoeningen,
een belangrijke volksziekte, is dan ook niet alleen gebaat bij aandacht voor
persoonsgeboden risicofactoren, maar ook bij signalering en bestrijding
van werkgebonden risicofactoren.
A Ouderdomsziektenvanhetoogsomsberoepsziekte
Door de vergrijzing zullen ouderdomsziekten van het oog zoals netvlies-
degeneratie en staar vaker voorkomen. Arbeidsgebonden factoren zoals
bepaalde vormen van straling en chemische belasting (bestrijdingsmid-
delen) kunnen een rol spelen bij het ontstaan van deze aandoeningen en
verdienen dan ook aandacht in het kader van preventie.
94 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
A Reumatoïde artritis door minerale olie
Minerale oliën kunnen bij proefdieren gewrichtsontsteking veroorzaken.
Er zijn nu ook bij de mens aanwijzingen dat beroepsmatige blootstelling
aan minerale oliën geassocieerd is met een verhoogde kans op reumatoïde
artritis.
95 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
13 Beroepsziekten in de
agrarische sector
In dit hoofdstuk wordt dit jaar de agrarische sector centraal gesteld. In de agrarische en groene sectoren
zijn circa 250.000 mensen werkzaam; agrarisch zelfstandigen, werkgevers en werknemers. In ons land
bestaat de agrarische sector hoofdzakelijk uit familiebedrijven die worden geleid door één of twee
personen. Zij vervullen de rol van ondernemer en eventueel van werkgever. Kenmerkend voor de
agrarische sector is de diversiteit aan sectoren en het relatief grote aantal kleine bedrijven, waarvan
circa eenderde met personeel. Opgemerkt moet worden dat de CBS-landbouwtellingen de loonwerkers,
bosbouwers, hoveniers en groenvoorzieners buiten beschouwing laten en op lagere aantallen uitkomen.
96 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Het aantal bedrijven is de afgelopen 50 jaar voortdurend afgenomen
(ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005a) en zal naar
verwachting elk jaar met ongeveer 3% blijven afnemen tot ongeveer 60.000
bedrijven in 2015 (ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
2005b). Ondanks de teruggang in het aantal bedrijven is de omvang van de
productie ongeveer gelijk gebleven, onder andere door schaalvergroting.
Boeren en tuinders verrichten, met uitzondering van de varkens- en pluim-
veehouderij, seizoensgebonden arbeid. Zij moderniseren voortdurend
en moeten in toenemende mate rekening houden met de wensen van de
maatschappij (de Lauwere et al., 2004). Ook verandert er veel in de sector
door nieuwe hulpmiddelen, organisatievormen en bedrijfsinrichtingen. De
meeste veranderingen grijpen sterk in op het hele bedrijf (het gezin) en de
bedrijfsvoering. Dit heeft ook gevolgen voor de veiligheid, gezondheid en
welzijn van de werkenden. De sector kenmerkt zich door een breed scala
aan gezondheidsrisico's en specifieke beroepsziekten.
In dit hoofdstuk worden de arbozorg, gezondheidsrisico's, gezondheids-
schade en beroepsziekten binnen de agrarische sector toegelicht.
13.1 Arbozorg in de agrarische sector
Het agrarische bedrijfsleven besteedt al jaren veel aandacht aan de veilig-
heid en gezondheid van het werk. De Stichting Gezondheidszorg Agrari-
sche Sectoren (Stigas) heeft tot doel werkgevers en werknemers bewust
te maken van werkomstandigheden en veiligheid. Werkgevers van bedrij-
ven die onder een agrarische CAO vallen en meedoen aan de agrarische
bedrijfstakregelingen, zijn bij Stigas aangesloten. Bedrijven die geen werk-
nemers in dienst hebben (gezinsbedrijven) kunnen zich vrijwillig aansluiten
tegen een gereduceerd tarief.
Kenmerkend voor de agrarische sector is de zogenaamde ketenaanpak,
waarbij preventie, verzuimbeheersing en verzekeringsactviteiten nauw met
elkaar verbonden zijn en door sociale partners geregisseerd worden. Dank-
zij deze ketenaanpak is in de sector een Arboconvenant tot stand geko-
men. Verder worden bedrijven die problemen hebben om het verzuim in de
hand te houden, ondersteund om de knelpunten in kaart te brengen en op
te lossen. Commit is de arbodienst in de sector. Stigas maakt per 1 januari
2005 deel uit van de sociale regelingen van Colland. Colland is het samen-
werkingsverband van alle agrarische/groene sociale fondsen.
De preventieve arbozorg krijgt uitvoering via specifieke modellen voor
risico-inventarisatie (RI&E) voor de verschillende sectoren, het preven-
tiespreekuur, voorlichting/toolboxmeetings, PAGO, werkplekonderzoek,
cursussen en workshops, registratie/overzichten/interpretatie van verzuim-
cijfers, re-integratie en het Arboconvenant (2002). Het Arboconvenant richt
zich op het terugdringen van lichamelijke belasting, psychische belasting,
versnelde re-integratie en in sommige sectoren ook op de risico's van
bestrijdingsmiddelen. Begin 2004 kwam hierop nog een aanvulling, het
zogenaamde tweede fase convenant, dat zich richt op de re-integratie van
langdurig arbeidsongeschikten. Stigas coördineert de uitvoering van beide
Arboconvenanten.
Branchespecifieke arbowebsite
Stigas (www.stigas.nl) en de agrarische sectoren hebben gezamenlijk een
branchespecifieke website opgezet met informatie over ontwikkelingen
rond arbeidsomstandigheden en preventie van ziekteverzuim en arbeids-
97 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
ongeschiktheid. De knoppen Nieuws, Praktische tips, Ziekteverzuim en
WAO-cijfers, Re-integratie, Onderzoek, Voorlichting/Toolbox, Cursussen,
Arboconvenant bevatten informatie en instrumenten op maat gemaakt
voor kleine bedrijven en zelfstandigen in de sector. Op de website is (onder
actueel > praktische tips) per sector ook een top-10 opgesteld van belang-
rijkste risico's/knelpunten voor fysieke belasting en bijbehorende oplossin-
gen, aandachtspunten en aanbevelingen.
13.2 Gezondheidsrisico's en beroepsziekten in de agrarische sector
Werkenden in deze sector hebben een breed scala aan gezondheidsrisico's.
Per deelsector is vaak sprake van specifieke en ingewikkelde arboproble-
matiek. De meldingen aan het NCvB bieden nog onvoldoende zicht op de
precieze aard en omvang van de beroepsziekteproblematiek in de agra-
rische sector. Maar door een reeks onderzoeken in de sector kan wel een
beeld worden verkregen. Er zijn vooral veel klachten van het houding- en
bewegingsapparaat en psychische klachten. Dit zijn al jarenlang de twee
hoofdoorzaken van ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en beroepsziek-
ten in de sector; fysieke en psychische belasting zorgen voor driekwart van
de totale instroom in de WAO. In tabel 13.1 wordt een overzicht gegeven
van de specifieke fysieke en psychische belastingsfactoren in de verschil-
lende agrarische sectoren. Aansluitend worden bedrijfsongevallen en een
aantal beroepsziekten door fysieke, chemische en biologische oorzaken
besproken.
Psychische beroepsaandoeningen
De psychosociale belasting in de agrarische sector is de laatste jaren toe-
genomen als gevolg van macro-economische ontwikkelingen (onder andere
onduidelijkheid in het landbouwbeleid) waardoor agrariërs niet goed weten
welke beslissingen ze moeten nemen. Maar ook recente calamiteiten (onder
andere BSE, varkenspest, MKZ, vogelgriep) en druk tot vergroting van de
efficiency van de bedrijven (schaalvergroting) spelen een rol. Bovendien is
de financiële ruimte de afgelopen jaren kleiner geworden, waardoor veel
boeren het gevoel hebben zich geen fouten te kunnen veroorloven. Daar-
door raken sommigen overspannen. Recent is in opdracht van CuMELA
Nederland (de belangenorganisatie voor bedrijven in Cultuurtechnische
werken en grondverzet, MEststoffendistributie en Loonwerken in de Agra-
rische sector) onderzoek verricht naar de psychosociale gevolgen voor de
medewerkers van invallen en aanhoudingen door de Algemene Inspectie
Dienst (AID) bij loonbedrijven (de Leeuw, 2005). Deze medewerkers van
mestdistributiebedrijven rapporteren significant vaker psychosociale klach-
ten, onder andere ernstige verwerkingsproblematiek, slaapklachten, woede
en emotionele belasting.
Voor anderen zijn de werkdruk in piekperiodes en/of de te taakgerichte
stijl van leidinggeven belangrijke knelpunten. Dit heeft te maken met
een slechte planning, waardoor werkdruk en beperkte communicatie en
informatievoorziening in het bedrijf ontstaan. In sommige sectoren/bedrij-
ven zijn er voor werknemers slechts beperkte doorgroeimogelijkheden.
Maatregelen om psychische belasting te verminderen worden inmiddels
vaker toegepast; het gaat dan bijvoorbeeld om werkoverleg, taakroulatie,
leeftijdsbewust personeelsbeleid, parttime werk, moderne stijl van leiding-
geven, voorlichting en verzuimbeleid.
98 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Tabel 13.1 Overzicht van fysieke en psychische belasting in de agrarische deelsectoren
---
Fysieke belasting Psychische belasting
Akkerbouwen Akkerbouw en Vollegrondsgroente- In deze deelsector zijn de belangrijkste
Vollegrondsgroenteteelt teelt hebben ten opzichte van het bronnen van psychische belasting de
gemiddelde van de sector, iets minder schaalvergrotingsproblematiek (voor
klachten van het houding- en bewe- ondernemers), werkdruk in piekperi-
gingsapparaat, behalve voor de regio odes, kortcyclisch en eenzijdig werk,
benen en voeten. Veel bewerkingen beperkte leer- en ontwikkelingsmoge-
zijn licht tot zwaar belastend, zoals lijkheden en het werven en vasthouden
(langdurig) handmatig of machinaal van tijdelijk personeel.
oogsten, werken aan de leesband en
wieden, onderhoud van werktuigen.
Langdurig trekkerrijden of chauffeurs-
werk.
Mechanischloonwerk Mechanisch loonwerk geeft relatief Deze deelsector wordt gekenmerkt
minder klachten van het bewegingsap- door werkdruk in piekperiodes. Werk-
paraat. Het hanteren van zware lasten, nemers hebben een geringe autonomie
zoals bij het koppelen van frontgewich- in het werk, geringe tijdsautonomie en
ten of verwisselen van wielen, is zeer een gebrekkige informatievoorziening.
zwaar. Veel andere bewerkingen zijn Deze problemen ontstaan vooral door
licht tot zwaar belastend, waaronder de werkdruk van de ondernemers. De
het (langdurig) trekkerrijden of rijden discrepantie tussen opleiding en werk
op een landbouwmachine (lichaamstril- is mogelijk een probleem vanwege de
lingen). technologische ontwikkelingen (de
Onjuiste instelling van rug- of armleu- machines worden steeds ingewikkel-
ningen op de machines. der) en de noodzaak met de klant te
Onjuist of te zwaar tillen. communiceren over de precieze uitvoe-
Onvoldoende lichaamsbeweging. ring van het werk en diens problemen
in verband met de bedrijfsvoering.
Veehouderij In de deelsectoren komen In de veehouderij zijn geen aanwij-
fysiek belastende bewerkingen voor. zingen gevonden voor werkdruk. Wel
De problematiek rond de lage rug en heeft men te maken met extra psycho-
de nek-schouderregio is relatief hoog, sociale belasting als gevolg van macro-
vooral in de varkenshouderij bij hand- economische maatregelen (onder
matig verplaatsen van biggen. andere het landbouwbeleid), recente
Melkveehouders kennen juist een ver- calamiteiten (zoals varkenspest, MKZ,
houdingsgewijs lager ziekteverzuim vogelgriep) en druk tot vergroting van
door deze problemen. Knelpunten zijn efficiency van de bedrijven (schaalver-
langdurig staan tijdens melken, hand- groting).
matig verstrekken van voer en ver- Soms is ook problematiek rond de
plaatsen van de voerkar, vrijmaken van positie van meewerkende echtgenotes
kuilvoer en het klauwbekappen. geconstateerd.
In de pluimveehouderij zijn het rapen De sector kent een relatief hoog klach-
van eieren en verplaatsen van eiertrays tenniveau wat betreft lichamelijke en
de knelpunten. psychosociale klachten.
Glastuinbouw De glastuinbouw schommelt rond het In deze deelsector komen veel eenzij-
gemiddelde van de agrarische sector. dige en kortcyclische taken voor. Deze
De sector kent meerdere bewerkingen stressrisico's, de inzet van meewer-
die tegen `zwaar belastend' aanhan- kende echtgenote met hun dubbele
gen, zoals grond stomen en diverse takenpakket en het aantrekken en
oogsthandelingen. vasthouden van tijdelijke arbeidskrach-
Eenzijdig en kortcyclisch werk, intern ten zijn belangrijke knelpunten. Ook
transport en handmatig oogsten in de de stijl van leidinggeven is een belang-
snijbloementeelt, de potplantenteelt, rijk knelpunt. Dit uit zich in een slechte
de eenmalig oogstbare gewassen, de planning, waardoor werkdruk en een
meermalig oogstbare gewassen. beperkte communicatie en informatie-
voorziening in het bedrijf ontstaat.
Bloembollensector De bloembollensector schommelt rond Er is sprake van een relatief hoge
het gemiddelde van de agrarische sec- werkdruk in piekperiodes.
tor. Voor ondernemers lijkt dit zelfs Ook is er sprake van de inzet van veel
lager dan gemiddeld te zijn. Behalve tijdelijk/wisselend personeel op veelal
het in- en uithalen in de kas (in de eenzijdige en onvolledige functies.
broeierij) zijn de meeste bewerkingen Eenzijdig en kortcyclisch werk bij pel-
nauwelijks zwaarder dan `licht belas- len, schubben, planten, rooien en sor-
tend'. teren van bollen met beperkte regel-
mogelijkheden. Druk bij de onderne-
mers door wet- en regelgeving en het
imago van de sector.
99 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Fysieke belasting Psychische belasting
Fruit-enboomteelt Fruit- en boomteelt kennen meer/veel Deze deelsector wordt gekenmerkt
klachten van het bewegingsapparaat, door werkdruk in piekperiodes, kortcy-
vooral voor de bovenste lichaamsregio. clisch en eenzijdig werk met beperkte
Er zijn veel bewerkingen en taken die regelmogelijkheden, wisselend tijdelijk
als `zwaar belastend' worden ervaren, personeel en druk op ondernemers
zoals oogsten/sorteren van pitvruch- door wet- en regelgeving, locale
ten, planten en rooien. overheden en kleine orders met korte
deadlines.
Hoveniers,groenvoorziening Hoveniers, groenvoorziening en bos- In deze deelsectoren ligt de psychi-
enbosbouw bouw kennen meer/veel klachten van sche belasting vooral in de afstem-
het houding- en bewegingsapparaat, mingsproblemen tussen werknemers
vooral van de lage rug en bovenste en management, lange werkweken in
extremiteiten. De meeste bewerkingen piekperiodes, veranderende taakeisen
zijn `zwaar belastend', onder andere in het hoveniersvak, een te taakge-
transport, grondbewerking, maaien, richte stijl van leidinggeven en de emo-
rooien, bestraten of het uitslepen tionele belasting door commentaar van
van boomstammen. Chauffeurswerk publiek.
(lichaamstrillingen).
Paddestoelenteelt De paddestoelenteelt kent veel klach- In deze deelsector zijn de belangrijkste
ten door langdurig werken in dezelfde psychische knelpunten het kortcycli-
ongunstige, belastende werkhouding. sche en eenzijdige werk, de beperkte
Vooral de rug- en nek/schouderpro- regelmogelijkheden, de taakgerichte
blematiek zijn sterk verhoogd. Onder- stijl van leidinggeven en de beperkte
nemers hebben een verhoogde uitval doorgroeimogelijkheden.
door rugproblemen. De klachten kun- De sector scoort relatief hoog op psy-
nen niet worden verklaard door zware chosomatische klachten en arbeidson-
werkmethoden en repeterend werk. tevredenheid.
1 ulmeting en onderzoek stand der techniek fysieke en psychische belasting arboconvenant agrarische sectoren;
N
oktober 2002 ISBN 90 5901 174 0
Nulmeting Arboconvenant Agrarische Sectoren Lichamelijke Belasting, Relan Arbo oktober 2001
Psychische Belasting in de Agrarische Sector, overzicht van oorzaken en oplossingsrichtingen, TNO Arbeid, oktober 2001,
J. Klein Hesselink, J. van Schie
nderzoek Arboconvenant Agrarische Sectoren, Onderzoek naar `Stand der Techniek' met betrekking tot de fysieke
O
belasting in de agrarische sector, oktober 2001; IMAG, P.F.M.M. Roelofs, A.A.J. Looije, A.T.M. Hendrix, H.H.E. Oude Vrielink
Twee hoofdoorzaken arbeidsongeschiktheid (Bron; Eindrapportage nulmeting en onderzoek stand der techniek fysieke
en psychische belasting arboconvenant agrarische sectoren; okt 2001; Relan Arbo,IMAG, TNO Arbeid ).
Agrariërs die van oudsher een beroepsgroep vormen die gewend is zijn
eigen boontjes te doppen, willen nu vaker over hun gevoelens praten. Een
groeiende groep agrariërs vindt hulp voor mentale problemen via maat-
schappelijke hulpverlening en de (LTO) landbouworganisaties.
Aandoeningen van het houding- en bewegingsapparaat
Voor de agrarische deelsectoren is een top-10 opgesteld van de belangrijk-
ste risico's/knelpunten voor fysieke belasting en bijbehorende verbetermo-
gelijkheden, oplossingen, aandachtspunten en aanbevelingen. Daarnaast is
er via Stigas begeleiding en een `arboverklaring' voor bedrijven in verband
met het doorlopen van een verbetertraject gericht op vermindering van
klachten door fysieke en psychische belasting. Ook worden trainingen en
voorlichting gegeven over de balans tussen belasting en belastbaarheid
van werkenden. Op initiatief van de sector zijn in samenwerking met onder
meer de universiteit Wageningen verschillende onderzoeken gedaan naar
vermindering van fysieke belasting, ergonomische verbeteringen, taakrou-
latie, maatregelen tegen piekarbeid en vermindering van blootstelling aan
trillingen (vaak deelsector specifiek).
100 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Bedrijfsongevallen
Het blijkt dat naast de bouw vooral in de landbouw meer ernstige ongeval-
len voorkomen (ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2004).
Elk jaar gebeuren veel ongevallen op agrarische bedrijven, waarvan vijftien
tot twintig met dodelijke afloop. In ongeveer een kwart van de gevallen zijn
er kinderen bij betrokken (Stigas, 2005).
Als belangrijkste oorzaken van de dodelijke ongevallen komen uit de statis-
tieken:
· het werken met zwaar rijdend materiaal, met risico om overreden te wor-
den, te kantelen, etc.
· het gebruik van machines met draaiende delen, zoals rooimachines en trek-
kers met aftakassen, met het risico om door deze draaiende delen gegre-
pen te worden
· het werken met dieren, zoals stieren
Veel ongevallen zijn niet het gevolg van het ontbreken van veiligheidsvoor-
zieningen, maar vooral van het ontbreken van goede afspraken, van routi-
nematig werken en van onachtzaamheid.
Via voorlichting (Stigas Veiligheidskranten) en regionale voorlichtingsbijeen-
komsten voor agrarische gezinnen in het hele land wil men meer aandacht
vragen voor veiligheid.
Driekwart van de ongevallen zijn bedrijfsongevallen, die daarmee belangrijke
oorzaken zijn van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid in de sector. De
meeste bedrijfsongevallen gebeuren in de diergebonden sectoren. De kans
op een ongeluk is in de veehouderij hoger dan in de tuinbouw, boomteelt en
akkerbouw. Ten opzichte van de tuinbouw komen er in de melkveehouderij
2,6 keer en in de varkenshouderij 2,7 keer meer bedrijfsongevallen voor. De
duur van de arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van de diagnose én leeftijd.
De hersteltijd van agrariërs boven de 45 jaar is aanzienlijk langer dan die van
hun jongere collega's, zowel bij aandoeningen als na een ongeval. Oudere
agrariërs hebben een verhoogd risico op arbeidsongeschiktheid: de kans
neemt per jaar toe met 4 (Hartman, 2004; Arbomagazine, 2004).
%
Beroepshuidaandoeningen
In alle agrarische sectoren is er kans op irritatie contactdermatitis door
nat en vuil werk (de Cock en Bruynzeel, 2001). Het gebruik van gewas-
beschermingsmiddelen kan allergische contactdermatitis veroorzaken. In
de veehouderij komen verschillende huidaandoeningen voor: irritatie of
allergische contactdermatitis (bijvoorbeeld door uierzalf met antibiotica),
contacturticaria (netelroos), proteïne (eiwit) contactdermatitis en infecties.
Contacturticaria kunnen ontstaan door blootstelling aan stoffen van dier-
lijke oorsprong zoals vruchtwater, speeksel, haar, huidschilfers en urine.
Ook worden veel huidaandoeningen aangetroffen in de bloembollensector
(tulpenvingers), door direct contact met bollen (speciaal hyacinten) en in de
bloemen/plantenteelt. Planten die dit vaak veroorzaken zijn bijvoorbeeld
Compositae, Alstroemeria, Ficus benjamina, Hedera helix en Primula obco-
nica. In het ADS-project zijn in de periode 2002-2004 74 meldingen gedaan
van arbeidsdermatosen door planten en 2 door carbamaten.
Preventie van handeczeem vereist een actieve benadering bij huidbelas-
tend werk. Naast vroegdiagnostiek betekent dit aandacht voor goede
voorlichting en instructie en het nemen van preventieve maatregelen. Type-
rende huidaandoeningen in de agrarische sector zijn onder meer zoönosen
als Erysipeloïd (in de branche bekend als Varkensvlekziekte) en wratten
bij varkenshouders en andere beroepen in de dierhouderij. Sap/bestand-
101 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
delen (furocumarines) van schermbloemigen (berenklauw, bleekselderij, St.
Janskruid) worden door uV-licht omgezet in stoffen die bij blootstelling een
chemische verbranding van de huid kunnen veroorzaken. Dit komt regelma-
tig voor bij oogsten en verwerken van bleekselderij en in de hoveniersbran-
che. Onzorgvuldig werken met vloeibare meststoffen zuren en basen in
onverdunde vorm kan chemische brandwonden veroorzaken. Blootstelling
aan zonlicht (ultraviolet licht) is een risico voor een ieder die in de buiten-
lucht werkt, dus ook in agrarische beroepen. Hoe minder pigment de huid
bevat, hoe groter de kans op een flinke verbranding en/of huidkanker.
Beroepslong- en luchtwegaandoeningen
Klachten aan de luchtwegen/ademhalingsklachten veroorzaken ongeveer
4 tot 5 % van het verzuim. De klachten worden voor een aanzienlijk deel
veroorzaakt door agrarisch stof. Daarbij gaat het onder meer om zeer fijne
deeltjes als kwartsstof (afkomstig van zand of klei) en endotoxinen (en/of
mycotoxinen). Andere voorkomende aandoeningen zijn: beroepsastma,
allergische rhinitis, extrinsieke allergische alveolitis (Boerenlong, Tuinders-
long, Luchtbevochtigerslong, Champignonkwekerslong), Toxisch Organisch
Stof Syndroom (ODTS), etc. Bij beroepsastma in de agrarische sector gaat
het in de diverse deelsectoren om een breed scala aan factoren zoals agra-
risch stof, luchtwegprikkelende stoffen, allergenen, etc.
In de sectoren Akkerbouw, Tuinbouw, Vee, Vlees en Eieren is een project
uitgevoerd gericht op de beheersing van `Agrarisch Stof'. De product-
schappen vonden een integrale ketenaanpak voor de beheersing van agra-
risch stof noodzakelijk. Op 15 maart 2006 is een website over preventie van
agrarisch stof gelanceerd (www.pakstofaan.nl).
Onder werkers in de paprikateelt is beroepsallergie een omvangrijk pro-
bleem. De belangrijkste oorzaak is de chronische en intensieve expositie
aan paprikapollen en roofmijten (de Groot, 2003). uit recent onderzoek
blijkt dat er dankzij de inzet van bijen minder allergieklachten in de paprika-
teelt voorkomen (Blacquière et al., 2004).
Beroepsinfectieziekten
Infectieziekten zijn aandoeningen die worden veroorzaakt door parasie-
ten, schimmels, bacteriën of virussen. Als de infectie plaatsvindt tijdens de
arbeid spreekt men van beroepsinfectieziekten. Werkenden in de agra-
rische sector moeten weten welke infectieziekten ze kunnen oplopen en
wanneer ze contact met de huisarts en/of bedrijfsarts moeten opnemen.
Sommige ziekten kunnen overgaan van dier op mens. Deze zoönosen staan
sterk in de belangstelling sinds de vogelgriep (aviaire influenza) en de
MSRA bij varkens.
Aviaire influenza en griep bij de mens worden beiden veroorzaakt door
virussen van dezelfde familie. Van sommige aviaire influenza virusstammen
is bekend dat ze kunnen overgaan op de mens en dan griep (soms dodelijk)
of oogontsteking kunnen veroorzaken. Van het vogelgriepvirus dat in 2003
in Nederland is vastgesteld (type H7N7) werd aangenomen dat het niet
gevaarlijk was voor mensen. Wel was bekend dat het een oogontsteking
(conjunctivitis) bij de mens kan veroorzaken. In Nederland werden in 2003
circa 100 gevallen van deze oogaandoening vastgesteld, vrijwel steeds
bij mensen die intensief en langdurig betrokken waren bij het ruimen van
besmette pluimveebedrijven. Drie mensen hebben via anderen eenzelfde
oogaandoening opgelopen. Hieruit blijkt dat het virus overdraagbaar is
van mens op mens. Eén Nederlandse veearts overleed aan een pneumonie
(longontsteking) door besmetting met het vogelgriepvirus.
102 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
13.3 Conclusies
A Agrarischesector,bronvanberoepsziekten
In de agrarische sector komen door de grote verscheidenheid aan speci-
fieke belastende factoren bepaalde typen beroepsziekten voor, vooral met
een allergische of biologische oorsprong. Beroepshuidaandoeningen door
bleekselderij, luchtwegaandoeningen van paprikatelers en varkenshouders
en verschillende zoönosen zijn hiervan voorbeelden. Het gaat om beroeps-
ziekten waar al veel onderzoek naar is gedaan en waartegen goede preven-
tiemaatregelen zijn gevonden.
A Agrarischstofbeterbeheersen
Inademing van agrarisch stof met hoge concentraties microbiële agen-
tia kan beroepslongaandoeningen veroorzaken. Om de blootstelling aan
ndotoxinen en kwartshoudend stof te beperken zijn betere beheersmaat-
e
regelen nodig. Een integrale ketenaanpak is daartoe opgezet
(www.pakstofaan.nl).
103 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
14 Samenvatting en conclusies
In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt het Nederlands Centrum voor
Beroepsziekten jaarlijks het Signaleringsrapport Beroepsziekten op. Het rapport heeft als doel relevante
informatie te bieden voor beleid en praktijk.
Het Signaleringsrapport geeft een overzicht van het vóórkomen van beroepsziekten en de verspreiding
binnen sectoren en beroepen. Waar mogelijk worden sociaal-demografische kenmerken van de
verspreiding van beroepsziekten weergegeven. Ook worden trends beschreven.
Het Signaleringsrapport heeft eveneens een alert functie. Het rapport geeft signalen waarvan het NCvB
het belangrijk vindt dat beleidsmakers en professionals in het arbopraktijkveld ervan op de hoogte zijn,
zodat deze in staat zijn erop in te spelen. De signalen bieden aangrijpingspunten voor de preventie van
en zorg voor beroepsziekten of geven aandachtspunten voor nader onderzoek. De belangrijkste signalen
worden vermeld aan het eind van deze samenvatting als zogenaamde `Alerts'.
104 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
14.1 Rapport in het kort
Op weg naar betere signalering van beroepsziekten
In de nieuwe Arbowet komt de verantwoordelijkheid voor preventie van
beroepsziekten meer dan voorheen te liggen bij werkgevers en werkne-
mers. In dit licht is een optimale monitoring en signalering van beroepsziek-
ten in sectoren en beroepen van groot belang. Het NCvB bereidt zich voor
op een meer branchegerichte signalering.
Laagdrempelige toegang tot bedrijfsarts is belangrijk
Met de daling van het verzuim worden het arbeidsomstandighedenspreek-
uur ofwel open spreekuur en het periodiek medisch onderzoek belangrijker
als bron voor de opsporing van beroepsziekten.
Bedrijfsartsen constateren de meeste beroepsziekten tijdens het verzuim-
spreekuur (39% van de geaccepteerde meldingen in 2005) en het perio-
diek onderzoek (38%). Zeventien procent wordt gesignaleerd tijdens het
arbeidsomstandighedenspreekuur. Een laagdrempelige toegang tot de
bedrijfsarts voor werknemers die niet verzuimen, is belangrijk voor de sig-
nalering en preventie van beroepsziekten.
Aspecifieke lage rugklachten beter in beeld
Dit is het eerste jaar dat aspecifieke lage rugklachten als beroepsziekte
kunnen worden gemeld. De invoering van de registratierichtlijn `aspecifieke
lage rugklachten' (D004) heeft geleid tot een beter zicht op het vóórkomen
van deze klacht als beroepsziekte. Aspecifieke lage rugklachten zijn de op
één na meest gemelde beroepsziekte van het houding- en bewegingsap-
paraat.
Verdere daling RSI als beroepsziekte
Hoewel geen recente, goede cijfers beschikbaar zijn over incidentie en
prevalentie van aandoeningen van de bovenste ledematen, is het aantal
beroepsziektemeldingen in de afgelopen 5 jaar sterk gedaald van 3011
in 2000 naar 1257 in 2005. Niettemin zijn aandoeningen van de bovenste
ledematen nog steeds de meest gemelde beroepsziekten en bovendien
een belangrijke reden van verzuim en verlies van productiviteit.
zero tolerance voor geweld in de gezondheidszorg
Werknemers in de gezondheidszorg lopen een aanzienlijk risico om in aan-
raking te komen met verbaal en fysiek geweld. Duidelijk beleid is essentieel
voor de preventie van geweld en intimidatie. De Arbeidsinspectie heeft
geconstateerd dat het hieraan in de geestelijke gezondheidszorg en de
gehandicaptenzorg nog ontbreekt. Zero tolerance beleid en duidelijkheid
over welke gedragingen precies verboden zijn, kunnen succesvol ingezet
worden om de situatie te verbeteren.
Naar een beter zicht op werkgebonden depressie
De laatste jaren verschijnen er steeds meer publicaties over de rol van
werkfactoren bij het ontstaan van depressie. Depressie is na burn-out/over-
spanning de meest gemelde psychische aandoening, maar het absolute
aantal meldingen is nog laag. De in 2006 verschenen registratierichtlijn
voor het melden van werkgebonden depressie moet de bedrijfsarts onder-
steunen in zijn of haar besluitvorming omtrent de werkgerelateerdheid van
depressieve klachten.
105 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Daling van het aantal meldingen van beroepshuidaandoeningen
De daling in het aantal meldingen van beroepshuidaandoeningen heeft zich
in 2005 voortgezet. Gezien de resultaten elders in Europa lijkt het aanne-
melijk dat een deel hiervan te danken is aan succesvolle interventies in de
kappersbranche en in de ziekenhuizen waar het gaat om latexallergie en
wellicht ook nat werk.
Scholing als succesfactor voor preventie
uit successen van projecten en studies in eigen land (latexallergie, kappers)
en Duitsland (metaalbewerkers, autobranche, tandtechnici, nat werk) blijkt
dat systematische scholing en interventies op branche- of bedrijfsniveau
zeer succesvol kunnen zijn wanneer de verschillende partners (werkgevers,
arbodiensten en universitaire klinieken) hun rol goed kunnen spelen.
Arbozorg begint al tijdens de beroepsopleiding
In diverse studies zijn relatief hoge incidentiecijfers van werkgerelateerde
luchtwegklachten waargenomen tijdens het praktische deel van diverse
beroepsopleidingen. Deze bevindingen onderstrepen het belang van het
geven van goede voorlichting en van een start met gerichte gezondheids-
bewaking tijdens de opleidingsperiode.
Meer meldingen van beroepslong- en luchtwegaandoeningen via het arbeidsomstandighedenspreekuur
Het aantal meldingen van beroepslong- en luchtwegaandoeningen dat tot
stand komt via signalering op het arbeidsomstandighedenspreekuur is in
2005 toegenomen en is voor het eerst hoger dan het aantal meldingen via
het verzuimspreekuur. Werkgerelateerde luchtwegklachten gaan vaak niet
gepaard met verzuim. Het bestaan van een laagdrempelig arbeidsomstan-
dighedenspreekuur kan een belangrijke rol vervullen in vroegtijdige signa-
lering en daarmee de prognose van de aandoening verbeteren.
Bronchiolitis obliterans door boteraromadamp: een zeldzame, ernstige, verborgen beroepsziekte
Bedrijfsartsen van bedrijven waar inademing van boteraromadamp mogelijk
is, moeten alert zijn op de aanwezigheid van niet als zodanig onderkende
gevallen van bronchiolitis obliterans. De recente signalering van patiënten
met deze aandoening, die tot op dat moment een andere diagnose hadden
gekregen en waarbij het verband niet gelegd was, duidt erop dat het hier
om een verborgen beroepsziekte gaat.
Voorlichting en instructie over de preventie van lawaaislechthorendheid blijkt vooral bij
jongeren effectief
De wetenschappelijke literatuur over de effectiviteit van gehoorbescher-
mingsprogramma's laat zien dat intensieve voorlichting bij jeugdigen effect
heeft en dat de frequentie van dergelijke activiteiten in feite niet hoog
genoeg kan zijn.
Gebrek aan samenhang remt effect gehoorbeschermingsprogramma's
Hoewel beroepsslechthorendheid al decennia lang onder de aandacht
wordt gebracht, zijn de maatregelen om werknemers te beschermen tegen
schadelijk geluid blijkbaar niet voldoende geweest. uit wetenschappelijk
onderzoek blijkt dat naarmate gehoorbeschermingsmaatregelen meer
geïntegreerd worden uitgevoerd, het gebruik van gehoorbeschermingsmid-
delen toeneemt.
106 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Chronische toxische encefalopathie (Cte) door recente blootstelling aan oplosmiddelen
Door de Solvent Teams worden geleidelijk minder gevallen van chronische
toxische encefalopathie vastgesteld als gevolg van verbeterde arbeidsom-
standigheden. Incidenteel presenteren zich echter nog gevallen waarbij de
blootstelling aan oplosmiddelen recent heeft plaatsgevonden. Het betreft
vooral werk als industrieel schoonmaker/classificeerder en als industrieel
spuiter.
Meer protocollen over beroepsinfectieziekten
Hoewel er gewerkt wordt aan verschillende richtlijnen en protocollen blijkt
er behoefte te bestaan aan protocollen over beroepsinfectieziekten voor
speciale groepen als zwanger personeel van kinderdagverblijven.
Leerlingen hebben geen bescherming tegen hepatitis B
Hoewel vaccinatie tegen hepatitis B voor gezondheidswerkers verplicht is,
blijkt dit om financiële redenen niet geregeld te zijn voor leerling-verpleeg-
kundigen en -kraamverzorgsters.
Vroege opsporing van asbestkanker vooralsnog niet zinvol
Door de ontwikkeling van biomarkers en verfijnde imaging-technieken is
vroege opsporing van asbestkanker technisch goed mogelijk. Het behan-
delingsperspectief is echter nog te beperkt om vroege opsporing aan te
bevelen.
Beroepsmatige blootstelling van de vader beïnvloedt zwangerschap
uit oriënterend literatuuronderzoek blijkt dat er negatieve effecten op de
zwangerschapsuitkomst of de vruchtbaarheid kunnen optreden bij bloot-
stelling van de vader vóór de conceptie of tijdens de zwangerschap aan
oplosmiddelen, pesticiden en bepaalde metalen. Bij het bespreken van de
risico's bij een zwangerschapswens op het spreekuur van de huisarts of de
bedrijfsarts moet dan ook niet alleen gekeken worden naar het werk van de
vrouw, maar evenzeer naar dat van de man.
Lager geboortegewicht bij fysieke en psychomentale belasting tijdens de zwangerschap
uit de eerste resultaten van de ABCD-studie blijkt dat de combinatie van
een hoge werkdruk en weinig regelmogelijkheden en een werkweek van 32
uur of langer tijdens het eerste trimester van de zwangerschap gerelateerd
is aan een vermindering van het geboortegewicht van ongeveer 150 gram.
Naast de reeds langer bekende invloed van chemische factoren wordt nu
duidelijk dat de waarschijnlijk veel vaker in het werk voorkomende fysieke
en psychomentale belasting ook kunnen leiden tot een negatieve zwanger-
schapsuitkomst.
Bij preventie van hart- en vaataandoeningen ook kijken naar werkgebonden risicofactoren
Het aantal meldingen van door het werk veroorzaakte hart- en vaataandoe-
ningen is gering omdat het moeilijk is in individuele gevallen een goede
afweging te maken. Op basis van arbeidsepidemiologisch onderzoek mag
echter worden aangenomen dat het absolute aantal arbeidsgerelateerde
gevallen veel groter zal zijn. De preventie van hart- en vaataandoeningen,
een belangrijke volksziekte, is dan ook niet alleen gebaat bij aandacht voor
persoonsgeboden risicofactoren, maar ook bij signalering en bestrijding
van werkgebonden risicofactoren.
107 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Ouderdomsziekten van het oog soms beroepsziekte
Door de vergrijzing zullen ouderdomsziekten van het oog zoals netvlies-
degeneratie en staar vaker voorkomen. Arbeidsgebonden factoren zoals
bepaalde vormen van straling en chemische belasting (bestrijdingsmid-
delen) kunnen een rol spelen bij het ontstaan van deze aandoeningen en
verdienen dan ook aandacht in het kader van preventie.
Reumatoïde artritis door minerale olie
Minerale oliën kunnen bij proefdieren gewrichtsontsteking veroorzaken.
Er zijn nu ook bij de mens aanwijzingen dat beroepsmatige blootstelling
aan minerale oliën geassocieerd is met een verhoogde kans op reumatoïde
artritis.
Agrarische sector, bron van beroepsziekten
In de agrarische sector komen door de grote verscheidenheid aan speci-
fieke belastende factoren bepaalde typen beroepsziekten voor, vooral met
een allergische of biologische oorsprong. Beroepshuidaandoeningen door
bleekselderij, luchtwegaandoeningen van paprikatelers en varkenshouders
en verschillende zoönosen zijn hiervan voorbeelden. Het gaat om beroeps-
ziekten waar al veel onderzoek naar is gedaan en waartegen goede preven-
tiemaatregelen zijn gevonden.
Agrarisch stof beter beheersen
Inademing van agrarisch stof met hoge concentraties microbiële agentia
kan beroepslongaandoeningen veroorzaken. Om de blootstelling aan endo-
toxinen en kwartshoudend stof te beperken zijn betere beheersmaatrege-
len nodig. Een integrale ketenaanpak is daartoe
opgezet (www.pakstofaan.nl).
108 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
14.2 Alerts
AAA Arbozorgbegintaltijdensdeberoepsopleiding
Leerlingen, studenten en stagiaires staan vaak bloot aan dezelfde risico's
als werkenden. Waarschijnlijk bestaat er in diverse situaties zelfs een hoger
risico door onervarenheid. Toch geniet deze kwetsbare groep vaak onvol-
doende arbeidsbescherming. Zo is het aantal werkgerelateerde luchtweg-
klachten in beroepsopleidingen relatief hoog en is voor leerlingen in de ver-
zorging en verpleging vaccinatie voor hepatitis B lang niet altijd geregeld.
AAA Wetenschappelijkeonderbouwingvoorzerotolerancevoorintimidatie
engeweld
Werknemers in bijvoorbeeld de gezondheidszorg lopen een aanzienlijk
risico om in aanraking te komen met verbaal en fysiek geweld. Geweld en
intimidatie kunnen leiden tot psychische klachten bij medewerkers, (langdu-
rig) ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Er is inmiddels wetenschappe-
lijk bewijs dat een zero tolerance beleid en duidelijkheid over welke gedra-
gingen niet getolereerd worden, essentieel zijn voor succesvolle preventie
van geweld en intimidatie. In veel bedrijven en organisaties ontbreekt het
echter nog aan een dergelijk beleid.
AAA Arbozorg rond zwangerschap en conceptie richten op zowel man
als vrouw
Naast risico's voor de moeder kan ook blootstelling van de vader vóór de
conceptie aan bijvoorbeeld oplosmiddelen, pesticiden, metalen of stra-
ling negatieve effecten hebben voor de vruchtbaarheid en de zwanger-
schapsuitkomst. Absoluut gezien zijn fysieke en psychomentale factoren in
het werk vaker de oorzaak van negatieve zwangerschapsuitkomsten dan
chemische. De gevolgen van de laatste kunnen echter wel ernstiger zijn.
Zowel het werk van de man als van de vrouw verdient aandacht bij de advi-
sering rond zwangerschap en conceptie.
AAA Slechtearbeidsomstandighedenaandeonderkantvandearbeidsmarkt
De dalende trend die waarneembaar is in het aantal meldingen van bepaal-
de beroepsziekten kan toegeschreven worden aan verbeteringen van de
arbeidsomstandigheden. Dit geldt echter niet voor de gehele arbeids-
markt. Het NCvB wordt ook nu nog geconfronteerd met ernstige gevallen
van beroepsziekten door arbeidsomstandigheden, die gelet op de huidige
regelgeving niet meer voor zouden mogen komen. Zij doen zich voor aan
de `onderkant' van de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld bij bepaalde schoon-
maak-en spuitwerkzaamheden), die zich onttrekt aan het zicht van de
arbozorg.
109 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
15 Summary and conclusions
Every year, the Netherlands Center for Occupational Diseases (Nederlands Centrum voor Beroepsziekten
or NCvB) is commissioned by the Dutch Ministry of Social Affairs and Employment to draw up an Alert
Report outlining the incidence of occupational diseases. The report is intended to supply information
relevant to policy-making and the situation on the work floor.
The Alert Report aims to provide an overview of the incidence of occupational diseases and the
distribution within particular sectors and occupations. Wherever possible, the report also shows the socio-
demographic features relating to the distribution of occupational diseases, as well as details of various
trends.
Another function of the Alert Report is to issue warnings. The report alerts policy-makers and
professionals in the area of Health & Safety to signals considered to be important by the NCvB, so that
the necessary measures can be taken. These signals provide points of reference when considering the
prevention and treatment of occupational diseases, and they indicate areas for special attention. The
most important signals are listed at the end of this summary under the heading Alerts.
110 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
15.1 Report in brief
A step towards better signalling of occupational diseases
In the new Occupational Health and Safety Act (Arbowet), more of the
responsibility for preventing occupational diseases has been shifted onto
employers and employees. Viewed from that perspective, a good system
for monitoring and signalling occupational diseases in the specific sectors
and occupations has become of utmost importance. The NCvB is making
preparations for a more sector-based method of signalling.
Low threshold for occupational physicians' surgeries is important
The drop in absenteeism has made surgeries held to discuss working
conditions, open surgeries and periodical medical examinations even more
important as means of detecting occupational diseases. Occupational
physicians diagnose most occupational diseases during surgeries held to
monitor absenteeism (39% of the accepted reports in 2005) and during
periodical examinations (38%). Seventeen percent is being detected during
the surgery held to discuss working conditions. Making occupational
physicians more easily accessible to employees who do not take sick leave
is an important factor in signalling and preventing occupational diseases.
Improved insight into work-related a-specific lower back complaints
This is the first year in which non-specific lower back complaints can be
reported as an occupational disease. The introduction of the registration
guideline on non-specific lower back complaints (D004) has made it
possible to gain more insight into the incidence of this problem as an
occupational disease. Non-specific lower back complaints constitute the
second most commonly reported occupational disease relating to the
musculoskeletal system.
Further decrease in RSI as an occupational disease
Although there are no recent, reliable figures about the incidence and
prevalence of upper limb disorders, the number of reports of occupational
diseases affecting the upper limbs has dropped sharply during the past 5
years from 3011 in 2000 to 1257 in 2005. Nevertheless, disorders affecting
the upper limbs are still the most commonly reported occupational
diseases and moreover, they are a major cause of absenteeism and loss of
productive capacity.
zero tolerance for violence in the healthcare sector
Employees in the healthcare sector are at considerable risk of being
subjected to verbal and physical violence. A clear line must be taken to
prevent violence and intimidation. The Dutch Health & Safety Inspectorate
has concluded that in this respect, too few measures have been taken in
the mental healthcare and care for the disabled sectors. The introduction
of a zero tolerance policy and clarity about the boundaries of unacceptable
behaviour can be used to improve the situation.
Moving towards a greater understanding of work-related depression
During the last few years, increasingly more articles have been published
concerning the role of work-related factors in the development of
depression. Although the absolute number of reports is still low, depression
is the most commonly reported mental disorder after burn-out syndrome
and nervous exhaustion. The registration guidelines on reporting work-
related depression that appeared in 2006 should help occupational
111 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
physicians to determine to what extent symptoms of depression are related
to the work situation.
Drop in the number of reports of occupational skin disorders
The number of reports of occupational skin disorders continued to drop
in 2005. In view of the results elsewhere in Europe, it would seem likely
that, with respect to latex allergies and possibly skin disorders caused
by working with water and other fluids, this decrease is partly thanks to
successful intervention in the hairdressing sector and in hospitals.
Instruction is a success factor in terms of prevention
The success of various projects and investigations in the Netherlands
(latex allergy, hairdressers) and Germany (metalworkers, car branch,
dentistry, work involving water and other fluids), would seem to indicate
that systematic instruction and intervention at sector or company level can
achieve good results as long as the various partners (employers, Health &
Safety services and university clinics) fulfil their roles well.
Awareness of Health & Safety begins during occupational training
Various studies have shown a relatively high incidence of work-related
respiratory disorders during the practical part of a number of vocational
training programmes. These findings highlight the importance of providing
good information and initiating targeted healthcare monitoring during the
training period.
More reports of work-related lung and respiratory disorders via surgeries on working conditions
The number of reports of work-related lung and respiratory disorders
coming about through detecting via surgeries held to discuss working
conditions rose in 2005, and for the first time it has exceeded the number
of reports received via surgeries monitoring absenteeism. Work-related
respiratory disorders do not often lead to absenteeism. Making it easier for
employees to visit surgeries held to discuss working conditions could help
to detect early warning signs, and thereby improve the prognosis for these
disorders.
Bronchiolitis obliterans from butter flavoring fumes: a rare, serious, hidden occupational disease
Occupational physicians in companies where butter flavoring fumes can
be inhaled should be alert to the presence of as yet unrecognised cases
of bronchiolitis obliterans. A number of patients who had previously been
diagnosed with another disorder have recently been diagnosed with this
disease. This would seem to point towards a hidden occupational disease.
Information and instruction about preventing noise-related hearing disorders is particularly effective
amongst young people
Scientific literature on the effectiveness of hearing protection programmes
has shown that intensive information campaigns have a positive effect on
young people, and that activities of this kind cannot be repeated too often.
Lack of systematic approach could explain the continuing high rate of occupational hearing disorders
Despite the decades of attention paid to occupational hearing disorders,
the measures taken to protect employees from dangerous noise levels
112 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
have apparently been inadequate. Scientific research has shown that
enforcing integrated measures to protect hearing encourages the use of
ear protection equipment.
Chronic toxic encephalopathy (Cte) from recent exposure to solvents
Improved working conditions have shown that the Solvent Teams have seen
a gradual drop in the number of cases of chronic toxic encephalopathy.
However, there are still occasional cases involving recent exposure to
solvents. These mainly concern people working as industrial cleaners/ship's
cleaners and industrial sprayers.
More protocols on occupational infectious diseases
Although a number of new guidelines and protocols are already in the
pipeline, there appears to be a need for protocols on occupational
infectious diseases for special groups such as pregnant employees working
in day nurseries.
No protection against hepatitis B for students
Vaccination against hepatitis B is compulsory for all healthcare workers.
However, financial restraints mean that student nurses and maternity
assistants are not offered this protection.
early detection of asbestos-related cancer not worthwhile for the time being
The development of biomarkers and refined imaging techniques has ena-
bled the early detection of asbestos-related cancer. However, the treatment
possibilities are still too limited to recommend early detection.
Work-related exposure to certain substances of the father can influence pregnancy
An exploratory review of the literature indicates that exposure to solvents,
pesticides and certain metals of the father before conception or during
pregnancy can have a negative effect on the outcome of pregnancy or
fertility. Preconceptional consultations with the general practitioner or
occupational physician about the factors that could affect the pregnancy
should not only focus on the woman's occupation but also on that of the
man.
Lower birth weight as a result of physical and pyscho-mental strain during pregnancy
The initial findings of the ABCD study show that the combination of a
heavy workload with little possibility of making special arrangements and a
working week of 32 hours or more during the first trimester of pregnancy
can be linked to a reduced birth weight of approximately 150 grams. The
influence of chemical factors is well-known, but it is now becoming clear
that more common factors such as physical and psycho-mental strain can
also have a negative effect on the outcome of pregnancy.
Consider work-related risk factors to prevent coronary and vascular disorders
The number of reports of work-related coronary and vascular disorders are
small due to difficulty in assessing individual cases. However, occupational
epidemiological research indicates that the absolute number of work-
related cases is much higher than it may seem. Signalling and dealing with
work-related risk factors alongside the personal risk factors would help to
prevent coronary and vascular disease, which is one of the most common
disorders of our time.
113 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Geriatric eye disease is sometimes an occupational disease
The general ageing of the population will mean an increase in the incidence
of geriatric eye disease, including retina degeneration and cataracts. Work-
related factors such as certain forms of radiation and exposure to chemicals
(pesticides) can also play a role in the development of these disorders and
should be taken into account when considering preventive measures.
Rheumatoid arthritis from mineral oil
Mineral oils can cause inflammation of the joints in laboratory animals.
There is also evidence that occupational exposure to mineral oils may be
associated with an increased risk of rheumatoid arthritis amongst humans.
Agricultural sector is a source of occupational disease
The diversity of specific aggravating factors in the agricultural sector
leads to certain types of occupational diseases, particularly diseases
with an allergic or biological origin. Occupational skin disorders caused
by celery, respiratory complaints amongst pepper and pig farmers and
various zoonoses are just a few examples. Much research has already
been conducted into these occupational diseases and effective preventive
measures have been developed.
More control of agricultural dust particles
Inhaling agricultural dust particles with a high concentration of microbial
agents can cause work-related lung disorders. Better control measures
are needed to limit exposure to endotoxins and dust containing quartz.
A comprehensive campaign has been set up to help tackle this problem
(www.pakstofaan.nl).
114 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
15.2 Alerts
AAA Health&Safetyawarenessbeginsduringvocationaltraining
Pupils, students and trainees are often exposed to the same risks as regular
employees. In certain situations, their inexperience might even expose
them to greater risks; yet, little protection is provided for this vulnerable
group. For example, the incidence of work-related respiratory disorders
during vocational training is relatively high and there are no adequate
provisions for vaccination against hepatitis B for healthcare students.
AAA Scientificevidencetosupportzerotoleranceforintimidationand
violence
Employees in the healthcare sector, for example, are at considerable risk of
being subjected to verbal and physical violence. Violence and intimidation
can lead to psychological problems, (long-term) absenteeism and incapacity
for work. It has now been scientifically proven that a zero tolerance policy
and a clear line on unacceptable behaviour are essential if violence and
intimidation are to be prevented successfully. Policy of this kind is still
lacking in many companies and organisations.
AAA Health&Safetyconsultationonpregnancyandconceptionshouldfocus
onbothmenandwomen
Alongside the risks for women, exposure to solvents, pesticides, certain
metals or radiation on the part of the father prior to conception can also
have a negative effect on fertility and the outcome of a pregnancy. In
absolute terms, work-related physical and psycho-mental factors are more
frequently to blame for negative outcomes of pregnancies than chemical
factors. However, the consequences of the latter (factors) can be more
serious. The work situation of both the man and the woman should be
taken into account when advising couples about pregnancy and conception.
AAA Poorworkingconditionsatthebottomendofthelabourmarket
The noticeable downward trend in the number of reports of certain
occupational diseases can be put down to improvements in working
conditions. However, this is not true of every sector of the labour market.
Despite current legislation, the NCvB still encounters serious cases of
occupational diseases that can be directly linked to working conditions.
These cases mainly arise at the `bottom end' of the labour market (in
relation to cleaning and spraying activities, for example), which hides from
view of the Health & Safety care.
115 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Literatuur
116 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Agervold M, Mikkelsen EG. Relationship between Blacquière T, Groot H de, Jong NW de. Bijen helpen
bullying, psychosocial work environment and individual het arbeidsklimaat te verbeteren in paprikakassen.
stress reactions. Work & Stress 2004; 18(4):336-351. Zoetermeer: Productschap Tuinbouw, 2004. http://
www.tuinbouw.nl/website/PTcontent.nsf/vwAllOnID/
Al-Chalabi A, Leigh PN. Trouble on the pitch: are 5A89694B2E27FF13C1256E8B00541DD9/$File/
professional football players at increased risk of SamenvattingAllergieBijen.pdf
developing amyotrophic lateral sclerosis? Brain 2005;
128(Pt 3):451-453. Blatter B, Houtman I, Bossche S van den, Kraan K,
Heuvel S van den. Gezondheidsschade en kosten als
Andrea H, Bultmann u, Beurskens AJ, Swaen GM, gevolg van RSI en psychosociale arbeidsbelasting in
Schayck CP van, Kant IJ. Anxiety and depression in the Nederland. : TNO, 2005. Onderzoek verricht
working population using the HAD Scale-psychometrics, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en
prevalence and relationships with psychosocial work Werkgelegenheid. http://docs.szw.nl/pdf/129/2006/129_
characteristics. Social Psychiatry and Psychiatric 2006_3_8656.pdf
Epidemioly 2004; 39(8):637-646.
Brant A, Nightingale S, Berriman J, Sharp C, Welch J,
Arbeidsinspectie. Projectrapportage inspectierapport Newman Taylor AJ, Cullinan P. Supermarket baker's
Geestelijke Gezondheidszorg 2004. Den Haag: asthma: how accurate is routine health surveillance?
Arbeidsinspectie, 2005. http://www.ggzbeleid.nl/pdfggz/ Occup Environ Med 2005; 62(6):395-399.
ai_ggz2004_agressie.pdf
Bretveld RW. Fertility among greenhouse workers. [S.l. :
Arbeidsinspectie. Projectverslag inspectieproject s.n.] Proefschrift Radboud universiteit Nijmegen, 2006.
Gehandicaptenzorg. Den Haag: Arbeidsinspectie, 2005;
Projectnummer A 651. http://arbeidsinspectie.szw.nl/ Bruggen T van der, Kaan JA, Meinders AJ, Mager
index.cfm?fuseaction=dsp_document&link_id=74147 J, Heddema ER, Hannen E van, Jongh BM de. Outbreak
of three related cases of psittacosis detected by real-time
Arbomagazine. En de boer, hij ploegt voort. PCR. Nederlands Tijdschrift voor Medische Microbiologie
Arbomagazine : veiligheid, gezondheid en kwaliteit van Supplement 2006; 14(april 2006):S81.
werk en organisatie 2004; 20(12):25-26.
Burstyn I, Kromhout H, Partanen T, Svane O, Langard S,
Archambault S, Malo JL, Infante-Rivard C, Ghezzo H, Ahrens W, Kauppinen T, Stucker I, Shaham J, Heederik
Gautrin D. Incidence of sensitization, symptoms, and D, Ferro G, Heikkila P, Hooiveld M, Johansen C, Randem
probable occupational rhinoconjunctivitis and asthma BG, Boffetta P. Polycyclic aromatic hydrocarbons and fatal
in apprentices starting exposure to latex. J Allergy Clin ischemic heart disease. Epidemiology 2005; 16(6):
Immunol 2001; 107(5):921-923. 744-750.
Axmon A, Rylander L, Lillienberg L, Albin M, Hagmar Burton AK, Balague F, Cardon G, Eriksen HR, Henrotin
L. Fertility among female hairdressers. Scand J Work Y, Lahad A, Leclerc A, Muller G, Beek A van der. How to
Environ Health 2006; 32(1):51-60. prevent low back pain. Best Pract Res Clin Rheumatol
2005; 19(4):541-555.
Baars AJ, Pelgrom SMGJ, Hoeymans FHGM, Raaij MTM
van. Gezondheidseffecten en ziektelast door blootstelling Carlier IV, Lamberts RD, Gersons BP. Risk factors for
aan stoffen op de werkplek een verkennend onderzoek. posttraumatic stress symptomatology in police officers: a
Bilthoven: RIVM, 2005; RIVM rapport 320100001/2005. prospective analysis. J Nerv Ment Dis 1997; 185(8):498-
506.
Bernaards CM, Jans MP, Heuvel SG van den, Hendriksen
IJ, Houtman IL, Bongers PM. Can strenuous leisure time Chandola T, Brunner E, Marmot M. Chronic stress at work
physical activity prevent psychological complaints in a and the metabolic syndrome: prospective study.
working population? Occup Environ Med 2006; BMJ 2006; 332(7540):521-525.
63(1):10-16.
Chio A, Benzi G, Dossena M, Mutani R, Mora G. Severely
Berndt u, Hinnen u, Iliev D, Elsner P. Hand eczema in increased risk of amyotrophic lateral sclerosis among
metalworker trainees--an analysis of risk factors. Contact Italian professional football players. Brain 2005;
Dermatitis 2000; 43(6):327-332. 128(Pt 3):472-476.
117 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Cock P de, Bruynzeel DP. Berufsdermatosen in der Driscoll T, Takala J, Steenland K, Corvalan C, Fingerhut
Landwirtschaft Teil 1. Dermatosen in Beruf und umwelt M. Review of estimates of the global burden of injury
2001; 49(4):178-184. and illness due to occupational exposures. Am J Ind Med
2005a; 48(6):491-502.
Cock P de, Bruynzeel DP. Berufsdermatosen in der
Landwirtschaft Teil 2. Dermatosen in Beruf und umwelt Driscoll T, Nelson DI, Steenland K, Leigh J, Concha-
2001; 49(5):218-227. Barrientos M, Fingerhut M, Prüss-Üstün A. The global
burden of disease due to occupational carcinogens. Am J
Collins SM, Karasek RA, Costas K. Job strain and Ind Med 2005b; 48(6):419-431.
autonomic indices of cardiovascular disease risk. Am J Ind
Med 2005; 48(3):182-193. Duijkeren E van, Jansen M, Wannet WJB, Heck ME, Fluit
AC. Increasing prevalence of infections with methicillin-
Coppieters Y, Piette D. Targeting pupils at risk of resistant Staphylococci in animals. Nederlands Tijdschrift
occupational asthma. Patient Educ Couns 2004; 55(1): voor Medische Microbiologie Supplement 2006; 14(april
136-141. 2006):S24.
Cordier S, Multigner L. Occupational exposure to glycol Edman B. Palmar eczema: a pathogenetic role for
ethers and ovarian function. Occup Environ Med 2005; acetylsalicylic acid, contraceptives and smoking? Acta
62(8):507-508. Derm Venereol 1988; 68(5):402-407.
Croteau A, Marcoux S, Brisson C. Risks of preterm Ege MJ, Bieli C, Frei R, Strien RT van, Riedler J, Üblagger
delivery and small-for-gestational-age birth, effects E, Schram-Bijkerk D, Brunekreef B, Hage M van,
of working conditions and preventive measures. Scheynius A, Pershagen G, Benz MR, Lauener R, Mutius
International Conference on Occupational Health E von, Braun-Fahrländer C. Prenatal farm exposure is
Services. 25-26-27 January 2005, Helsinki, Finland. related to the expression of receptors of the innate
immunity and to atopic sensitization in school-age
Croteau A, Marcoux S, Brisson C. Work activity in children. J Allergy Clin Immunol 2006; 117(4):817-823.
pregnancy, preventive measures, and the risk of
delivering a small-for-gestational-age infant. Am J Public Eifan AO, Derman O, Kanbur N, Sekerel BE, Kutluk
Health 2006; 96(5):846-855. T. Occupational asthma in apprentice adolescent car
painters. Pediatr Allergy Immunol 2005; 16(8):662-668.
Cvetkovski RS. Occupational hand eczema: A survey
and identification of prognostic risk factors. Proefschrift Eijkemans GJ, Takala J. Moving knowledge of global
universiteit van Kopenhagen, 2005. burden into preventive action. Am J Ind Med 2005;
48(6):395-399.
Daniell WE, Swan SS, McDaniel MM, Camp JE, Cohen
MA, Stebbins JG. Noise exposure and hearing loss El-Zein M, Malo JL, Infante-Rivard C, Gautrin D. Incidence
prevention programmes after 20 years of regulations in of probable occupational asthma and changes in airway
the united States. Occup Environ Med 2006; 63(5): calibre and responsiveness in apprentice welders. Eur
343-351. Respir J 2003; 22(3):513-518.
Dave SK, Beckett WS. Occupational asbestos exposure Elberling J, Linneberg A, Mosbech H, Dirksen A, Frolund
and predictable asbestos-related diseases in India. Am J L, Madsen F, Nielsen NH, Johansen JD. A link between
Ind Med 2005; 48(2):137-143. skin and airways regarding sensitivity to fragrance
products? Br J Dermatol 2004; 151(6):1197-1203.
Diepgen T. Epidemiology and job-related problems for
the eczema patient. Acta Derm Venereol Suppl (Stockh) Elberling J, Linneberg A, Mosbech H, Dirksen A, Menne T,
2005a; (215):41-44. Nielsen NH, Madsen F, Frolund L, Johansen JD. Airborne
chemicals cause respiratory symptoms in individuals with
Diepgen TL, Radulescu M, Bock M, Weisshaar E. contact allergy. Contact Dermatitis 2005a; 52(2):65-72.
. Hautarzt
2005b; 56(7):637-643.
118 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Elberling J, Linneberg A, Dirksen A, Johansen JD, Frolund Hagemeyer O, Otten H, Kraus T. Asbestos consumption,
L, Madsen F, Nielsen NH, Mosbech H. Mucosal symptoms asbestos exposure and asbestos-related occupational
elicited by fragrance products in a population-based diseases in Germany. Int Arch Occup Environ Health
sample in relation to atopy and bronchial hyper-reactivity. 2006. .
Clin Exp Allergy 2005b; 35(1):75-81.
Hartman E. Risk analysis of sick leave among Dutch
European Communities. Work and health in the Eu : A farmers. Proefschrift Wageningen universiteit,
statistical portrait. Data 1994-2002. Luxembourg: Office 2004.
for Official Publications of the European Communities,
2004. Heuvel SG van den, Boshuizen HC, Hildebrandt VH,
Blatter BM, Ariens GA, Bongers PM. Effect of sporting
Flyvholm MA, Mygind K, Sell L, Jensen A, Jepsen KF. A activity on absenteeism in a working population. Br J
randomised controlled intervention study on prevention Sports Med 2005; 39(3):e15.
of work related skin problems among gut cleaners
in swine slaughterhouses. Occup Environ Med 2005; Heymans MW, Beek AJ van, Zwart BCH de, Mechelen
62(9):642-649. W van. Relaties tussen functie-eisen en klachten aan
het bewegingsapparaat: een literatuurstudie ter
Forster JA, Petty MT, Schleiger C, Walters HC. kNOw onderbouwing van de Leidraad aanstellingskeuringen.
workplace violence: developing programs for managing Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde
the risk of aggression in the health care setting. Med J 2005; 13(8):236-240.
Aust 2005; 183(7):357-361.
Hoeymans N, Lindert H van, Westert GP. The health
Galea S, Nandi A, Vlahov D. The epidemiology of post- status of the Dutch population as assessed by the EQ-6D.
traumatic stress disorder after disasters. Epidemiol Rev Qual Life Res 2005; 14(3):655-663.
2005; 27:78-91.
Houtman I, Smulders P, Bossche S van den. Arbobalans
Gautrin D, Infante-Rivard C, Ghezzo H, Malo JL. Incidence 2005: Arbeidsrisico's, effecten en maatregelen in
and host determinants of probable occupational asthma Nederland. Hoofddorp: TNO, 2006. In opdracht van
in apprentices exposed to laboratory animals. Am J ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. http://
Respir Crit Care Med 2001; 163(4):899-904. docs.szw.nl/pdf/129/2006/129_2006_3_9189.pdf
Gezondheidsraad. Nachtwerk en borstkanker: een HSE. Stress-related and psychological disorders, 2006.
oorzakelijk verband? Den Haag: Gezondheidsraad, 2006; http://www.hse.gov.uk/statistics/causdis/stress.htm
publicatie nr 2006/15.
Hsieh GY, Wang JD, Cheng TJ, Chen PC. Prolonged
Gezondheidsraad. Protocollen asbestziekten: longkanker. menstrual cycles in female workers exposed to ethylene
Den Haag: Gezondheidsraad, 2005; publicatie nr 2005/09. glycol ethers in the semiconductor manufacturing
industry. Occup Environ Med 2005; 62(8):510-516.
Giessen JWB van der, Vries A de, Chu ML, Mulder J,
Teunis P, Takumi K. update of Echinococcus multilocularis Huisstede BM, Bierma-Zeinstra SM, Koes BW, Verhaar
in the Netherlands: evidence of increasing presence in JA. Incidence and prevalence of upper-extremity
the southern border area in the Netherlands. Nederlands musculoskeletal disorders. A systematic appraisal of the
Tijdschrift voor Medische Microbiologie Supplement literature. BMC Musculoskelet Disord 2006; 7:7.
2006; 14(april 2006):S59.
Hupkens C; CBS. Burn-out en psychische belasting.
Groot H de. De prevalentie van beroepsallergie bij Webmagazine 25 juli 2005. http://www.cbs.nl/nl-nl/
werkers in de paprikateelt. Tijdschrift voor Bedrijfs- en menu/themas/mens-maatschappij/gezondheid-welzijn/
Verzekeringsgeneeskunde 2003; 11(2):38-42. publicaties/artikelen/2005-1738-wm.htm
Gupta A, Rosenman KD. Hypersensitivity pneumonitis
due to metal working fluids: Sporadic or under reported?
Am J Ind Med 2006; 49(6):423-433.
119 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Huijsdens XW, Spalburg E, Santen-Verheuvel MG van, Knudsen LB, Olsen J. The Danish Medical Birth Registry.
Heck MEOC, Pluister GN, Dijke BJ van, Voss A, Wannet Dan Med Bull 1998; 45(3):320-323.
WJB, Neeling AJ de. Non-typeable methicillin-resistant
Staphylococcus aureus form a clonal cluster which seems Krakowiak AM, Dudek W, Ruta u, Palczynski C.
to be related to pig farmers and pigs. Nederlands Occupational eosinophilic bronchitis without asthma
Tijdschrift voor Medische Microbiologie Supplement due to chloramine exposure. Occup Med (Lond) 2005;
2006; 14(april 2006):S49. 55(5):396-398.
Jacobs J, Spaan S, Rooy F, Meliefste K, Zaat V, Kuijer PPFM, Sorgdrager B, Schop A, Braam ITJ,
Rooijackers J, Heederik D. Invloed van luchtkwaliteit Spreeuwers D. Diagnose, incidentie en verzuimduur van
op het voorkomen van klachten bij personeel van gemelde beroepsziekten bij de politie. Tijdschrift voor
zwemgelegenheden. Een onderzoek in opdracht van Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2005; 13(11):
het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 328-332.
uitgevoerd door het Institute for Risk Assessment
Sciences van de universiteit van utrecht. utrecht: Laitinen-Krispijn S, Bijl RV. Mental disorders and
Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen employee sickness absence: the NEMESIS study.
(NKAL), . Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study.
Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol 2000; 35(2):71-77.
Jappe u, Hennies F, uter W. [Dental personnel and
nail designers: contact dermatitis to acrylates and Latza u, Baur X. Occupational obstructive airway diseases
methacrylates]. J Dtsch Dermatol Ges 2005; 3(12): in Germany: Frequency and causes in an international
990-993. comparison. Am J Ind Med 2005; 48(2):144-152.
Jurewicz J, Hanke W, Makowiec-Dabrowska T, Sobala W. Lauwere CC de, Schoorlemmer HB, Smit AB, Roelofs
Exposure to pesticides and heavy work in greenhouses PFMM, Poelman AAM. Onderzoek naar verbeterpunten in
during pregnancy: does it effect birth weight? Int Arch het ondernemerschap van geïntegreerde en biologische
Occup Environ Health 2005; 78(5):418-426. telers: vertrekpunt voor verdere professionalisering.
Wageningen: Agrotechnology and Food Innovations
Kant IJ, Jansen NWH, Amelsvoort LGRM van, Mohren B.V., 2004; Rapport 002. http://www.groenkennisnet.nl/
DCL, Swaen GMH. Burnout in de werkende bevolking. platformarbeid/pdf/Rapport2004Ondernemerschap.pdf
Resultaten van de Maastrichtse Cohort Studie. Gedrag
en Organisatie : tijdschrift voor sociale, economische, LCI. Protocol Aviaire influenza (vogelgriep). Bilthoven:
arbeids-en organisatie-psychologie 2004; 17(1):5-17. Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektenbestrijding,
2005. http://www.infectieziekten.info/bestanden/
Kapperspoli. Jaarverslag april 2004 pril 2005.
-a protocollen/Aviaire_influenza_protocol_05_met_
Arnhem: Kapperspoli Centrum voor werkgerelateerde wijzigingen_GR.pdf
huidaandoeningen bij kappers, 2005.
Leeuw JRJ de; IvP. Invallen bij loonbedrijven:
Kazan-Allen L. Asbestos and mesothelioma: worldwide Psychosociale gevolgen voor medewerkers. Instituut voor
trends. Lung Cancer 2005; 49 Suppl 1:S3-S8. Psychotrauma (IvP), 2005. http://dms.cumela.nl/getdoc.
rxml?id=1990&no=5
Kersemaekers WM, Roeleveld N, Zielhuis GA.
Reproductive disorders among hairdressers. Leigh J, Macaskill P, Kuosma E, Mandryk J. Global
Epidemiology 1997; 8(4):396-401. burden of disease and injury due to occupational factors.
Epidemiology 1999; 10(5):626-631.
Kersemaekers WM. Reproductive disorders among
hairdressers. Proefschrift Katholieke Leira HL, Bratt u, Slastad S. Notified cases of
universiteit Nijmegen, 1998. occupational asthma in Norway: exposure and
consequences for health and income. Am J Ind Med 2005;
Kirrane EF, Hoppin JA, Kamel F, umbach DM, Boyes WK, 48(5):359-364.
Deroos AJ, Alavanja M, Sandler DP. Retinal degeneration
and other eye disorders in wives of farmer pesticide Lesage M. Work-related diseases and occupational
applicators enrolled in the agricultural health study. Am J diseases: the ILO international list. In: Encyclopaedia
Epidemiol 2005; 161(11):1020-1029. of occupational health and safety / JM Stellman (ed.).
Geneva: International Labour Office, 1998.
120 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Linneberg A, Nielsen NH, Menne T, Madsen F, Jorgensen Massaut-Panis MM, Wit WJGP de, Sluiter JK,
T. Smoking might be a risk factor for contact allergy. J Kuijer PPFM, Frings-Dresen MHW. Overbelasting
Allergy Clin Immunol 2003; 111(5):980-984. aan de strekzijde van de knie als beroepsziekte:
diagnostische criteria. Tijdschrift voor Bedrijfs- en
Löffler H, Bruckner T, Diepgen T, Effendy I. Primary Verzekeringsgeneeskunde 2006; 14(5):203-209.
prevention in health care employees: a prospective
intervention study with a 3-year training period. Contact McDonald JC, Chen Y, Zekveld C, Cherry NM. Incidence
Dermatitis 2006; 54(4):202-209. by occupation and industry of acute work related
respiratory diseases in the uK, 1992-2001. Occup Environ
Lönnroth EC, Ruyter IE. Permeability of medical gloves Med 2005; 62(12):836-842.
to mono- and dimethacrylate monomers in dental
restorative materials. Int J Occup Saf Ergon 2002; Medina-Ramon M, Zock JP, Kogevinas M, Sunyer J,
8(4):497-509. Torralba Y, Borrell A, Burgos F, Anto JM. Asthma, chronic
bronchitis, and exposure to irritant agents in occupational
Lucchini R, Albini E, Benedetti L, Borghesi S, Alessio L. domestic cleaning: a nested case-control study. Occup
Manganese induced Parkinsonism: New evidence and Environ Med 2005; 62(9):598-606.
hypothesis for a complex neurodegenerative illness. 9th
International Symposium on Neurobehavioral Methods Meding B, Lantto R, Lindahl G, Wrangsjo K, Bengtsson B.
and Effects in Occupational and Environmental Health. Occupational skin disease in Sweden--a 12-year follow-up.
Gyeongju, Korea, september 26-29, 2005. Abstract Book, Contact Dermatitis 2005; 53(6):308-313.
2005.
Megdal SP, Kroenke CH, Laden F, Pukkala E,
Luderer u, Bushley A, Stover BD, Bremner WJ, Faustman Schernhammer ES. Night work and breast cancer risk: a
EM, Takaro TK, Checkoway H, Brodkin CA. Effects of systematic review and meta-analysis. Eur J Cancer 2005;
occupational solvent exposure on reproductive hormone 41(13):2023-2032.
concentrations and fecundability in men. Am J Ind Med
2004; 46(6):614-626. Meijer EM, Sluiter JK, Heyma A, Sadiraj K, Frings-Dresen
MH. Cost-effectiveness of multidisciplinary treatment in
Magann EF, Evans SF, Chauhan SP, Nolan TE, Henderson sick-listed patients with upper extremity musculoskeletal
J, Klausen JH, Newnham JP, Morrison JC. The effects of disorders: a randomized, controlled trial with one-year
standing, lifting and noise exposure on preterm birth, follow-up. Int Arch Occup Environ Health 2006. [Epub
growth restriction, and perinatal death in healthy low-risk ahead of print].
working military women. J Matern Fetal Neonatal Med
2005; 18(3):155-162. Ming EE, Adler GK, Kessler RC, Fogg LF, Matthews KA,
Herd JA, Rose RM. Cardiovascular reactivity to work
Maier R, Heilig P, Winker R, Neudorfer B, Hoeranter stress predicts subsequent onset of hypertension: the Air
R, Ruediger H. Welder's maculopathy? Int Arch Occup Traffic Controller Health Change Study. Psychosom Med
Environ Health 2005; 78(8):681-685. 2004; 66(4):459-465
Manser RL, Irving LB, Stone C, Byrnes G, Abramson Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
M, Campbell D. Screening for lung cancer. Cochrane Feiten en cijfers van de Nederlandse agrosector
Database Syst Rev 2004;(1):CD001991. 2005/2006. Den Haag: ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit, 2005a. http://www9.minlnv.nl/pls/
Marsman I; Commit. Pesten op het werk (kwantitatief portal30/docs/FOLDER/MINLNV/LNV/BELEID/BELEID_
onderzoek). Commit afdeling Communicatie & PR, IENH/FCBWNL.PDF
2006. http://www.commit.nl/content/over_Commit/
nieuws/pesten_op_werk.asp Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Kiezen voor landbouw: Een visie op de toekomst van de
Marsman I; Commit. Ratten op het werk Nederlandse agrarische sector. Den Haag: ministerie van
(literatuuronderzoek). Commit afdeling Communicatie & Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005b. http://
PR, 2006. www9.minlnv.nl/pls/portal30/docs/FOLDER/MINLNV/
LNV/STAF/STAF_DV/DOSSIERS/MLV_GOIK/DuuRZAAM_
ONDERNEMEN/MLV_GOIK_DON_KVL/VISIENOTALNV2.
PDF
121 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. NIOSH. Violence: Occupational hazards in hospitals.
Arbobalans 2004: arbeidsrisico's, effecten en maatregelen Cincinnati: National Institute for Occupational Safety and
in Nederland. 's-Gravenhage: ministerie van Sociale Zaken Health, 2002; DHHS (NIOSH) Publication No. 2002-101.
en Werkgelegenheid, 2004. http://www.cdc.gov/niosh/pdfs/2002-101.pdf
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. NIP; LVE. Werk en pychische klachten. Richtlijn voor
Veiligheid personeel ziekenhuis onder de loep. psychologen. Amsterdam: Nederlands Instituut voor
Persbericht 01 mei 2006; Nr. 06/66. http://home.szw.nl/ Psychologen (NIP) ; Amsterdam: Landelijke Vereniging
actueel/dsp_persbericht.cfm?jaar=2006&link_id=93326 van Eerstelijnspsychologen (LVE), 2005. http://www.
psynip.nl/upload2/projecten/richtlijn.pdf
Moed H. Allergic contact dermatitis: T cells on the move.
Proefschrift Vrije universiteit Amsterdam, 2005. Olff M, Vries G-J de. Prevalence of Trauma and PTSD
in the Netherlands. Proceedings of the 20th Annual
Montnémery P, Nihlen u, Lofdahl CG, Nyberg P, Svensson Meeting of the International Society for Traumatic Stress
A. Prevalence of hand eczema in an adult Swedish Studies.14-18 november 2004, New Orleans, uSA.
population and the relationship to risk occupation and
smoking. Acta Derm Venereol 2005; 85(5):429-432. Orriols R, Costa R, Albanell M, Alberti C, Castejon
J, Monso E, Panades R, Rubira N, Zock JP. Reported
Mozurkewich EL, Luke B, Avni M, Wolf FM. Working occupational respiratory diseases in Catalonia. Occup
conditions and adverse pregnancy outcome: a meta- Environ Med 2006; 63(4):255-260.
analysis. Obstet Gynecol 2000; 95(4):623-635.
Paice E, Aitken M, Houghton A, Firth-Cozens J. Bullying
Munksgaard EC. Permeability of protective gloves by among doctors in training: cross sectional questionnaire
HEMA and TEGDMA in the presence of solvents. Acta survey. BMJ 2004; 329(7467):658-659.
Odontol Scand 2000; 58(2):57-62.
Pal TM. Ziektelast door beroepsziekten. Tijdschrift voor
Nachreiner NM, Gerberich SG, McGovern PM, Church Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2006; 14(2): 86-87.
TR, Hansen HE, Geisser MS, Ryan AD. Relation between
policies and work related assault: Minnesota Nurses` Paoli P, Merllié D. Third European survey on working
Study. Occup Environ Med 2005; 62(10):675-681. conditions 2000. Dublin: European Foundation for the
Improvement of Living and Working Conditions, 2001.
NCvB. Registratierichtlijn beroepsgebonden http://www.eurofound.eu.int/publications/EF0121.htm.
depressie. Amsterdam: Nederlands Centrum voor
Beroepsziekten, Coronel Instituut voor Arbeid en Paramei GV, Meyer-Baron M, Seeber A. Impairments of
Gezondheid, Academisch Medisch Centrum, 2006. http:// colour vision induced by organic solvents: a meta-analysis
beroepsziekten.nl/datafiles/E003%20beroepsgebonden% study. Neurotoxicology 2004; 25(5):803-816.
20depressie.pdf
Parks CG, Cooper GS. Occupational exposures and risk
Nelson DI, Nelson RY, Concha-Barrientos M, Fingerhut M. of systemic lupus erythematosus. Autoimmunity 2005;
The global burden of occupational noise-induced hearing 38(7):497-506.
loss. Am J Ind Med 2005b; 48(6):446-458.
Pass HI, Lott D, Lonardo F, Harbut M, Liu Z, Tang N,
Nelson DI, Concha-Barrientos M, Driscoll T, Steenland K, Carbone M, Webb C, Wali A. Asbestos exposure, pleural
Fingerhut M, Punnett L, Prüss-Üstün A, Leigh J, Corvalan mesothelioma, and serum osteopontin levels. N Engl J
C. The global burden of selected occupational diseases Med 2005; 353(15):1564-1573.
and injury risks: Methodology and summary. Am J Ind
Med 2005a; 48(6):400-418. Pearson ML, Bridges CB, Harper SA. Influenza vaccination
of health-care personnel. MMWR 2006; 55(Early
Nelson R. IDSA releases `hit list'. Lancet Infect Dis 2006; Release):1-16. http://www.cdc.gov/mmwr/preview/
6(5):265. mmwrhtml/rr55e209a1.htm
122 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Pelt W van, Visser G. Zoonoses and zoonotic agents RIVM; Duijnhoven YTHP van. Infectieziekten van het
in humans, food, animals and feed in the Netherlands maagdarmkanaal samengevat. In: Volksgezondheid
2002. : VWA Dutch food and consumer Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas
product safety authority, 2005. http://www2.vwa.nl/CDL/ Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
by moulds from moisture-damaged buildings. Clin Exp RIVM; Plas SM, Gageldonk-Lafeber AB van, Gijsen R,
Allergy 2005; 35(12):1632-1637. Poos MJJC. Hoe vaak komen infecties van de onderste
luchtwegen voor en hoeveel mensen sterven eraan?
Pompeii LA, Savitz DA, Evenson KR, Rogers B, McMahon In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
M. Physical exertion at work and the risk of preterm Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
T, Tarlo SM. Barriers to diagnosis of occupational asthma RIVM; Gageldonk-Lafeber AB van, Wilbrink B, Gijsen R,
in Ontario. Can J Public Health 2005; 96(3): 230-233. Poos MJJC. Hoe vaak komen infecties van de bovenste
luchtwegen voor? In: Volksgezondheid Toekomst
Proper KI, Bakker I, Overbeek K van, Bergstra B, Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid.
Verheijden MW, Hopman-Rock M, Mechelen W van. Bilthoven: RIVM,
660. Robinson BW, Lake RA. Advances in malignant
mesothelioma. N Engl J Med 2005; 353(15):1591-1603.
Rafnsson V, Olafsdottir E, Hrafnkelsson J, Sasaki H,
Arnarsson A, Jonasson F. Cosmic radiation increases the Rugulies R, Bultmann u, Aust B, Burr H. Psychosocial
risk of nuclear cataract in airline pilots: a population- work environment and incidence of severe depressive
based case-control study. Arch Ophthalmol 2005; symptoms: prospective findings from a 5-year follow-
123(8)1102-1105. up of the Danish work environment cohort study. Am J
Epidemiol 2006; 163(10):877-887.
Rahamat-Langendoen JC, Vliet JA van, Suijkerbuijk
AWM. Signalering van bedreigingen door infectieziekten Rustemeyer T. Immunological aspects of environmental
in Nederland in 2002 en 2003 door het wekelijkse and occupational contact allergies. Proefschrift
signaleringsoverleg. Ned Tijdschr Geneeskd 2005; Vrije universiteit Amsterdam, 2004.
149(40):2238-2242.
Rylander L, Kallen B. Reproductive outcomes among
Richards J. Management of workplace violence victims. hairdressers. Scand J Work Environ Health 2005;
Geneva, 2003; An ILO/ICN/WHO/PSI Joint Programme 31(3):212-217.
Working Paper. http://www.icn.ch/SewWorkplace/WPV_
HS_VictimManagement.pdf
123 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Scherpereel A, Grigoriu B, Conti M, Gey T, Gregoire Stigas. Jaarverslag Stigas 2004: Preventiezorg agrarische
M, Copin MC, Devos P, Chahine B, Porte H, Lassalle P. sectoren. De Meern: Stichting Gezondheidszorg
Soluble Mesothelin-related Peptides in the Diagnosis of Agrarische Sectoren (Stigas), 2005. http://dms.cumela.
Malignant Pleural Mesothelioma. Am J Respir Crit Care nl/getdoc.rxml?id=1729&no=5
Med 2006; 173(10):1155-1160.
Stolt P, Källberg H, Lundberg I, Sjögren B, Klareskog L,
Sluiter JK, Rest KM, Frings-Dresen MHW. Criteria Alfredsson L. Silica exposure is associated with increased
document for evaluating the work-relatedness of upper- risk of developing rheumatoid arthritis: results from the
extremity musculoskeletal disorders. Scand J Work Swedish EIRA study. Ann Rheum Dis 2005; 64(4):582-586.
Environ Health 2001; 27 (Suppl 1):1-102.
Sverdrup B, Källberg H, Bengtsson C, Lundberg I,
Sluiter JK, Rest KM, Frings-Dresen M. Het Saltsa rapport: Padyukov L, Alfredsson L, Klareskog L. Association
Richtlijnen voor de vaststelling van de arbeidsrelatie between occupational exposure to mineral oil and
van Aandoeningen aan het Bewegingsapparaat in de rheumatoid arthritis: results from the Swedish EIRA case-
Bovenste Extremiteit (ABBE's). Amsterdam: Coronel control study. Arthritis Res Ther 2005; 7(6):R1296-R1303.
Instituut voor Arbeid, Milieu en Gezondheid, Academisch
Medisch Centrum, 2000; Rapport nr. 00-05. http:// Thomas RE, Jefferson TO, Demicheli V, Rivetti D.
www.beroepsziekten.demodomein.com/datafiles/ Influenza vaccination for health-care workers who work
saltsa%20rapport%202000.pdf with elderly people in institutions: a systematic review.
Lancet Infect Dis 2006; 6(5):273-279.
Sluiter JK, Frings-Dresen MHW. RSI patienten
gehoord anno 2005: ervaren klachten, beperkingen en uchiyama S, Kurasawa T, Sekizawa T, Nakatsuka H.
functioneren, participatie in arbeid, en zorggebruik en Job strain and risk of cardiovascular events in treated
-evaluatie. Amsterdam: Coronel Instituut voor Arbeid en hypertensive Japanese workers: hypertension follow-up
Gezondheid, Academisch Medisch Centrum, 2005. group study. J Occup Health 2005; 47(2):102-111.
Smulders P, Bossche S van den. Nationale Enquete Verbeek JHAM, Broekkamp CW, Cuilenburg LC van,
Arbeidsomstandigheden 2003. Hoofddorp: TNO Heijst AJP van, Kramer E, Kremer EAJM, Rutten
Arbeid, 2004. http://www.rsi-vereniging.nl/download/ RGHM, Tellekamp JJ, Verhoeven ACLP. Handelen van
NEA%202003.pdf de bedrijfsarts bij werknemers met klachten aan arm,
schouder of nek. Amsterdam: NVAB, 2003.
Sorgdrager B, Kramer SE, Dreschler WA. Project Gehoor
en Arbeid. Eindrapport van project richtlijnen voor Verheijden MW, Heinrich J, Bossche SNJ van den,
arbocuratieve samenwerking. Rapport aan Stichting Smulders PGW, Blatter BM. Verzuim door RSI-klachten
Instituut GAK. Amsterdam: Expertisecentrum Gehoor & in de Nederlandse beroepsbevolking. Tijdschrift voor
Arbeid, 2005. Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2006; 14(2):62-68.
Spreeuwers D, Boer AGEM de, Verbeek JHAM, Wilde NS Virkkunen H, Kauppinen T, Tenkanen L. Long-term effect
de, Braam I, Willemse Y, Pal TM, Dijk FJH van. Intensively of occupational noise on the risk of coronary heart
guided notification of occupational diseases: a quality disease. Scand J Work Environ Health 2005; 31(4):
improvement project. (2006 submitted). 291-299.
Staton I, Ma R, Evans N, Hutchinson RW, McLeod CW, Visser I, Lavini C, Booij J, Reneman L, Majoie C, Boer
Gawkrodger DJ. Dermal nickel exposure associated A de, Wekking E, Joode E de, Laan G van der, Dijk F
with coin handling and in various occupational settings: van, Schene A, Heeten G den. Reduced integrity of
assessment using a newly developed finger immersion frontal grey matter and striatum in patients with chronic
method. Br J Dermatol 2006; 154(4):658-664. solvent induced encephalopathy (CSE). 9th International
Symposium on Neurobehavioral Methods and Effects
Stelma FF, Smismans A, Goosens V, Bruggeman CA, in Occupational and Environmental Health. Gyeongju,
Hoebe C. Occupational risk of cytomegalovirus infections Korea, september 26-29, 2005. Abstract Book, 2005.
in female day-care personnel in the Netherlands.
Nederlands Tijdschrift voor Medische Microbiologie
Supplement 2006; 14(april 2006):S68.
124 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Walsh L, Turner S, Lines S, Hussey L, Chen Y, Agius R. The Zhu JL, Vestergaard M, Hjollund NH, Olsen J. Pregnancy
incidence of work-related illness in the uK health and outcomes among female hairdressers who participated in
social work sector: The Health and Occupation Reporting the Danish National Birth Cohort. Scand J Work Environ
network 2002-2003. Occup Med (Lond) 2005; 55(4): Health 2006b; 32(1):61-66.
262-267.
Ziemssen F, Freudenthaler N, Regnery K, Schlote T.
Walusiak J, Hanke W, Gorski P, Palczynski C. Respiratory [Blinking activity during visual display terminal work.
allergy in apprentice bakers: do occupational allergies 2: reduced blinking and therapeutic approaches].
follow the allergic march? Allergy 2004; 59(4):442-450. Ophthalmologe 2005; 102(9):895-901.
Wieclaw J, Agerbo E, Mortensen PB, Bonde JP. Risk of
affective and stress related disorders among employees
in human service professions. Occup Environ Med 2006;
63(5):314-319.
Wild DM, Redlich CA, Paltiel AD. Surveillance for
isocyanate asthma: a model based cost effectiveness
analysis. Occup Environ Med 2005; 62(11):743-749.
Wit MA de, Koopmans MP, Kortbeek LM, Wannet WJ,
Vinje J, Leusden F van et al. Sensor, a population-based
cohort study on gastroenteritis in the Netherlands:
incidence and etiology. American Journal of
Epidemiology 2001; 154(7):666-674.
Wolkoff P, Nojgaard JK, Troiano P, Piccoli B. Eye
complaints in the office environment: precorneal tear
film integrity influenced by eye blinking efficiency. Occup
Environ Med 2005; 62(1):4-12.
Wulf MWH, Nes A van, Eikelenboom-Boskamp A, Vries
J de, Melchers WMG, Klaassen C, Voss A. Prevalence
of methilcillin-resistant Staphylococcus aureus in Dutch
veterinarians and veterinary students. Nederlands
Tijdschrift voor Medische Microbiologie Supplement
2006; 14(april 2006):S108.
Yacoub MR, Malo JL, Labrecque M, Cartier A, Lemiere
C. Occupational eosinophilic bronchitis. Allergy 2005;
60(12):1542-1544.
Zhu JL, Knudsen LE, Andersen AM, Hjollund NH, Olsen J.
Time to pregnancy among Danish laboratory technicians
who were a part of the National Birth Cohort. Scand J
Work Environ Health 2005; 31(2):108-114.
Zhu JL, Knudsen LE, Andersen AM, Hjollund NH, Olsen J.
Laboratory work and pregnancy outcomes: a study within
the National Birth Cohort in Denmark. Occup Environ
Med 2006a; 63(1):53-58.
125 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Bijlagen
126 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Referenten
Dr. A.J. van der Beek Drs. T. Rejda
EMGO-Instituut, Vrije universiteit medisch centrum, Arbo Groep Academisch Medisch Centrum,
Amsterdam universiteit van Amsterdam
Mw. Dr. B.M. Blatter Prof.Dr. A.H. Schene
TNO Kwaliteit van Leven Arbeid, Hoofddorp Afdeling Psychiatrie, Academisch Medisch Centrum,
universiteit van Amsterdam
Prof.Dr. D.P. Bruynzeel
Nederlands Kenniscentrum ArbeidsDermatosen-NECOD, Dr. J.E. van Steenbergen
Afdeling Dermato-allergologie & Arbeidsdermatologie, Landelijk Coördinatiecentrum Infectieziektebestrijding,
Vrije universiteit medisch centrum, utrecht
Amsterdam
Dr.Ir. A.J. Burdorf
Instituut voor Maatschappelijke Gezondheidszorg,
Erasmus Medisch Centrum,
universiteit van Rotterdam
Prof.Dr. F.J.H. van Dijk
Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid,
Academisch Medisch Centrum,
universiteit van Amsterdam
Prof.Dr.Ir. W.A. Dreschler
Afdeling Audiologie, Academisch Medisch Centrum,
universiteit van Amsterdam
Mw. Prof.Dr. M.H.W. Frings-Dresen
Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid,
Academisch Medisch Centrum,
universiteit van Amsterdam
Mw. Dr. I.L.D. Houtman
TNO Kwaliteit van Leven Arbeid, Hoofddorp
Drs. H.J. de Jager
Arbodienst Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
Dr. J.J. van der Klink
Netherlands School of Public and Occupational Health,
Amsterdam
Drs. H.S. Miedema
Kenniscentrum voor Arbeid en Klachten
Bewegingsapparaat, Erasmus Medisch Centrum,
universiteit van Rotterdam
Mw. Dr. H.S.J. Picavet
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,
Bilthoven
127 SIGNALeRINGSRAPPORt BeROePSzIeKteN '06
Verantwoording gebruikte cijfers
Geaccepteerde meldingen Beroepsbevolking
Er is een aantal criteria opgesteld waaraan een melding Voor de cijfers van de beroepsbevolking per sector wordt
moet voldoen om opgenomen te worden als een geac- gebruikgemaakt van de database STATLINE van het CBS
cepteerde melding (melding mag geen klacht, geen (www.cbs.nl). Van de beroepsbevolking wordt alleen de
bedrijfsongeval zijn, diagnose moet ingevuld zijn en 1 categorie werknemers genomen, en niet de zelfstan-
van de vragen 3 t/m 5 van het meldingsformulier moet digen. Dit omdat de populatie van de arbodiensten en
minimaal beantwoord zijn). Per 1 januari 2005 is er bedrijfsartsen die aan het NCvB melden hoofdzakelijk
een registratierichtlijn verschenen over werkgebonden bestaat uit werknemers.
aspecifieke rugklachten. Daarom worden meldingen van Omdat de cijfers van de beroepsbevolking 1 jaar achter-
rugklachten die voldoen aan deze registratierichtlijn vanaf lopen worden voor de tabellen in dit signaleringsrapport
2005 wel geaccepteerd. In de gepresenteerde hoofdstuk- de cijfers uit 2004 gebruikt. Omdat vorig jaar voor de
ken worden alleen de geaccepteerde meldingen gebruikt meldingen uit 2004 de beroepsbevolkingcijfers van 2002
voor de tabellen. Als dit niet zo is, wordt daar expliciet zijn gebruikt is er in dit signaleringsrapport een nieuwe
melding van gemaakt. berekening gemaakt met de cijfers van 2003 en 2004.
Dit betekent dat er dus ten opzichte van tabellen uit
Diagnose indeling het vorige signaleringsrapport verschillen kunnen zijn in
Voor de codering van diagnoses wordt in het melding en gegevens over het aantal meldingen per 100.000 werkne-
registratiesysteem gebruikgemaakt van de CAS (Clas- mers per sector.
sificatie voor Arbo en Sociale verzekering) codering.
Binnen deze CAS-codering wordt gebruikgemaakt van
een indeling in aandoeningcategorieën. Voor de hoofd-
stukken houding- en bewegingsapparaat, huidaandoe-
ningen, longaandoeningen, wordt afgeweken van het
indelingsprincipe van de CAS-codering. In de betreffende
hoofdstukken wordt daarvan melding gemaakt. Voor
infectieziekten is er geen categorie-indeling binnen de
CAS-codering. Hiervoor zijn alle meldingen van 2005
bekeken en indien relevant toegekend aan de categorie
infectieziekten. Op basis van deze indeling zijn de tabel-
len uit het betreffende hoofdstuk samengesteld.
Peilstation ArbeidsDermatosen
Surveillance (ADS)
Bij dit peilstation wordt de datum van melding gehan-
teerd om het meldingsjaar te bepalen. Dit betekent dat
het afsluiten van jaren niet aan het begin van een volgend
meldingsjaar kan. Hierdoor kan het aantal meldingen
per jaar dat in de verschillende signaleringsrapporten
en andere rapportages van het NECOD en het NCvB
gebruikt wordt afwijken.
Peilstation Arbeidsgebonden
Longaandoeningen (PAL)
Bij dit peilstation wordt de datum van melding gehan-
teerd om het meldingsjaar te bepalen. Dit betekent dat
het afsluiten van jaren niet aan het begin van een volgend
meldingsjaar kan. Hierdoor kan het aantal meldingen
per jaar dat in de verschillende signaleringsrapporten en
andere rapportages gebruikt wordt afwijken.
128 NEDERLANDS CENTRuM VOOR BEROEPSZIEKTEN
Internetadressen
www.arbeidsinspectie.nl Arbeidsinspectie
www.arbobondgenoten.nl/ Arbo- en milieusite FNV Bondgenoten
www.arbozw.nl Arbo Kenniscentrum voor Zorg en Welzijn
www.arbo.nl Arbo Platform Nederland
www.arboconvenanten.szw.nl Arboconvenanten
www.arbouw.nl Arbouw
www.asbestkaart.nl/ Asbestkaart
www.boneandjointdecade.org Bone and Joint Decade 2000-2010
www.bbzfnv.nl Bureau Beroepsziekten FNV
www.cbs.nl Centraal Bureau voor de Statistiek
www.cnv.net CNV BedrijvenBond
www.eurogip.fr Eurogip
www.europa.eu.int Europa: de portaalsite van de Europese unie
www.backpaineurope.org European Commission Research Directorate General
www.eurofound.eu.int European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions
www.agency.osha.eu.int Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk
www.be.osha.europa.eu Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk- België
www.fi.osha.europa.eu Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk- Finland
www.europa.eu.int/comm/eurostat/ Eurostat: your key to European statistics
www.gehoorenarbeid.nl Expertisecentrum Gehoor en Arbeid
www.occuphealth.fi Finnish Institute of Occupational Health
www.osha.eu.int Focal Point
www.gr.nl Gezondheidsraad
www.hvbg.de Hauptverband der gewerblichen Berufsgenossenschaften
www.hse.gov.uk Health and Safety Executive
www.vibrisks.soton.ac.uk HumanVibration.com
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin Infectieziekten Bulletin
www.ilo.org International Labour Organization
www.beroepsrisico.nl Kennissysteem Bedrijfs- en Beroepsrisico's
www.kiza.nl Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid (lancering in november 2006)
www.kvgo.nl Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen
www.cbo.nl Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO
www.lcr.nl Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering
www.infectieziekten.info Landelijk Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding
www.minszw.nl ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
www.minvws.nl ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
www.hepatitis.nl Nationaal Hepatitis Centrum
www.rivm.nl/vtv/home/Kompas Nationaal Kompas Volksgezondheid
www.hoorstichting.nl/ Nationale Hoorstichting
www.hoortest.nl/hoortest.html Nationale Hoortest
www.beroepsziekten.nl Nederlands Centrum voor Beroepsziekten
www.necod.nl Nederlands Kenniscentrum ArbeidsDermatosen
www.overheid.nl Nederlandse Overheid
www.nvab-online.nl Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
www.nspoh.nl Netherlands School of Public & Occupational Health
www.orkestengehoor.nl Orkest en gehoor
www.mensenarbeid.nl Polikliniek Mens en Arbeid
www.tuinbouw.nl Productschap Tuinbouw
www.vast.szw.nl Programma Versterking Arbobeleid Stoffen van het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid
www.isditproductveilig.nl Project van overheid, industrie en andere partijen
www.psychischenwerk.nl Psychisch & Werk
www.rgo.nl Raad voor Gezondheidsonderzoek
www.rivm.nl Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
www.pakstofaan.nl Samenwerkingsverband tussen verschillende productschappen
www.ser.nl Sociaal-Economische Raad
www.stigas.nl Stichting Gezondheidszorg Agrarische Sectoren
www.arbeid.tno.nl TNO Kwaliteit van Leven Arbeid
www.uwv.nl uWV
www.kapperscosmetica.nl Veilig werken met cosmetica in de kapsalon
www.who.ch World Health Organization
Nederlands Centrum voor Beroepsziekten Netherlands Center for Occupational Diseases
Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid Coronel Institute of Occupational Health
Divisie Klinische Methoden en Public Health Division Clinical Methods and Public Health
Academisch Medisch Centrum Academic Medical Center
Universiteit van Amsterdam University of Amsterdam
Telefoon: (020) 566 53 87 Telephone: +31 (0)20 566 53 87
Fax: (020) 566 92 88 Fax: +31 (0)20 566 92 88
ncvb@amc.uva.nl ncvb@amc.uva.nl
www.beroepsziekten.nl www.occupationaldiseases.nl
Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten stelt jaarlijks
het Signaleringsrapport Beroepsziekten op in opdracht van
het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het
rapport heeft als doel relevante informatie over beroeps-
ziekten te bieden voor beleid en praktijk. Er worden trends
beschreven en signalen, zgn. `alerts' afgegeven. Deze kunnen
betrekking hebben op het optreden van nieuwe ziekten en
nieuwe risico's of op knelpunten in de zorg voor beroepsziek-
ten. De alerts vindt u voorin in dit rapport en in hoofdstuk
14 Samenvatting en conclusies. De conclusies uit het rapport
vindt u hieronder op een rij:
Op weg naar betere signalering van beroepsziekten Chronische Toxische Encefalopathie (CTE) door recente
blootstelling aan oplosmiddelen
Laagdrempelige toegang tot bedrijfsarts is belangrijk
Meer protocollen over beroepsinfectieziekten
Aspecifieke lage rugklachten door het werk
beter in beeld Leerlingen hebben geen bescherming tegen hepatitis B
Verdere daling RSI als beroepsziekte Vroege opsporing van asbestkanker vooralsnog
niet zinvol
Zero tolerance voor geweld in de gezondheidszorg
Beroepsmatige blootstelling van de vader beïnvloedt
Naar een beter zicht op werkgebonden depressie zwangerschap
Daling van het aantal meldingen van beroeps- Lager geboortegewicht bij fysieke en psychomentale
huidaandoeningen belasting tijdens de zwangerschap
Scholing als succesfactor voor preventie Bij preventie van hart- en vaataandoeningen ook kijken
naar werkgebonden risicofactoren
Arbozorg begint al tijdens de beroepsopleiding
Ouderdomsziekten van het oog soms beroepsziekte
Meer meldingen van beroepslong- en luchtweg-
aandoeningen via het arbeidsomstandighedenspreekuur Reumatoïde artritis door minerale olie
Bronchiolitis obliterans door boteraromadamp: Agrarische sector, bron van beroepsziekten
een zeldzame, ernstige, verborgen beroepsziekte
Agrarisch stof beter beheersen
Voorlichting en instructie over de preventie van lawaai-
slechthorendheid blijkt vooral bij jongeren effectief
Gebrek aan samenhang remt effect gehoorbeschermings-
programma's
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid