FNV

Marcolina richt vakbond dienstmeisjes Peru op

Heel lang voelden ze zich door alles en iedereen onbegrepen: de dienstmeisjes van deze wereld. Vorige week kwamen ze samen op het hoofdkantoor van de FNV in Amsterdam. Uit niet minder dan 23 landen ter wereld waar duizenden kinderen in huizen van vreemden en familieleden aan het werk worden gezet. De FNV en IRENE boden hen een platform om ervaringen uit te wisselen. Maar ook om een gezamenlijk plan te maken. Hoe stel je eisen aan de werkgevers, zodat de dienstmeisjes in ieder geval een schoolopleiding afmaken? Hoe kunnen de meisjes zich verweren? FNV Mondiaal sprak met een van de deelneemsters, die haar schokkende levensverhaal vertelde.

Door Jan Bom

Haar naam is prachtig: Marcolina de los Milagros Infante Ramirez. Haar levensgeschiedenis is dat niet. Haar donkere ogen schieten vol tranen, als ze over haar verloren jeugd vertelt. Hoe oud was ze nou, toen die auto met die mevrouw uit de grote stad haar dorpje binnenreed? Negen jaar. Een kind nog, ook al verkocht ze snoepjes op straat. Haar moeder moest twaalf kinderen onderhouden en wist niet meer hoe. In die omstandigheden kwam de afspraak tot stand. Marcolina zou meegaan met de mevrouw, drie uur reizen verderop.

Dienstmeisje zou ze worden, ook al had ze toen nog geen idee wat dat zou inhouden. Haar moeder kreeg alvast twee maanden salaris vooruit betaald, twee maal dertig dollar. Weggerukt werd ze, dat snapte ze wel. "Je verkoopt me", riep ze tegen haar moeder. Later, pas tientallen jaren later, spraken ze er nog over. Nu ze 39 jaar is en haar moeder vorig jaar is overleden, zegt ze berustend: "Ze kon niet anders, ze zag geen uitweg meer."

De mevrouw in de auto had niet bepaald een mooie kamer voor haar klaar staan. Het eerste wat ze deed? De diepzwarte lokken van Marcolina afknippen. "Ze wilde niet dat ik lang haar had." Ze sliep op een dun matras op de grond. En het was zwaar, heel zwaar. Het huis poetsen, met het eten meehelpen, afwassen, kleren wassen. De lijst met eisen aan dienstmeisjes is lang, de plichten van de werkgever kort.

Twee jaar na haar aanstelling riep een van de zonen van de mevrouw haar. Hij was in de tuin aan het oefenen, zij was aan het schoonmaken. "Je moet mijn benen masseren", zei hij. Toen ze dat in haar onschuld deed, pakte hij haar bij haar bloesje. Marcolina rende weg en sloot zich op in haar kamer. "Ik heb het verhaal tegen mijn bazin verteld, maar ze geloofde me niet. Misschien had ik het zelf laten gebeuren, zei ze. Ik kreeg het gevoel dat ze het niet erg vond. Dat ze het zelfs wel wilde, dat haar zoon zijn eerste seksuele ervaringen had met een dienstmeisje. Iemand van elf jaar is nog maagd, heeft geen ziektes. Ik ben op zoek gegaan naar een andere mevrouw."

Marcolina had weinig geluk. Dit keer kwam ze terecht bij een senora in de hoofdstad Lima die nog niet eens een kamer voor haar had. Onder de trap moest ze slapen. Ze werd er uitgelachen, want ze snapte niet meteen hoe alle elektrische apparaten in dat huis werkten. "Ik werd gediscrimineerd", zegt ze nu. "Ik was een plattelandsmeisje." En daar bleef het niet bij. Toen ze achttien jaar was, zocht de heer des huizes haar op, onder haar trap. "Hij heeft me daar verkracht." Haar ogen schieten vol tranen. "Ik heb dit nooit eerder verteld." En de senora? "Daar heb ik het niet tegen verteld. Die zou ook zeggen:'je hebt het zelf uitgelokt'. Maar ik kon daar niet blijven."

Ze zocht net zo lang tot ze huizen vond waar geen mannen aanwezig waren. Daar vond ze ook een liefde. Dacht ze. Het bleek een verloofde die haar achter liet met haar kind, een zoon, de enige man die zij daarna nog een plaats in haar leven toestond. "Het was moeilijk. Hij was zwak, had last van bronchitis. Hij was ook ondervoed, want ik moest eerst de zoon van de nieuwe mevrouw eten geven en kon alleen krijgen wat er over bleef."

Toen hoorde ze over een crèche, waar werkende moeders hun kinderen konden achterlaten. Het was een kinderdagverblijf van de organisatie IPROFOTH. Daar vond ze eindelijk het thuis dat ze in haar jeugd zo had gezocht. Daar trof ze nog veel meer dienstmeisjes, die net als zij psychisch beschadigd waren. Op zondagen, als ze vrij waren, kookten ze samen. Dan konden ze telefoneren, naar huis. Dan kwamen soms de verhalen naar boven. Eerst de emotionele drama's.

Marcolina: "Niet iedereen durft daarover te praten. Er is een grote schaamte. En wie het wel durft te zeggen, schiet er ook nog niet veel mee op. Wie aangifte doet bij de politie, wordt uitgescholden. Je wordt niet geloofd. Het zal je eigen schuld wel zijn." Zulke ervaringen leidden tot gesprekken over de rechten die ze op papier wel hebben, maar in werkelijkheid niet krijgen. Leerplicht... Het is nog een wonder hoe mooi het handschrift van Marcolina nu is, dat ze überhaupt kan lezen en schrijven.

Dertig jaar nadat de auto haar dorpje binnen reed, ontmoet ze vrouwen net als zijzelf, bijna vijftig bij elkaar. Ze zijn naar Amsterdam gekomen en praten drie dagen lang met elkaar. Ze kijken naar films over dienstmeisjes. Een illustrator vat hun ervaringen samen in goed getroffen cartoons. Marcolina: "Dit is heel belangrijk voor mij. Dat ik nu hier in dit grote gebouw van de FNV ben. Bij die mensen met dat grote hart."

Ze staat versteld: "Wat mij is overkomen, overkomt ook meisjes uit Sri Lanka die naar Libanon gaan. Filippijnse meisjes. Zuid-Afrikaanse meisjes. Dienstmeisjes over de hele wereld worden weggehaald uit hun huis, hun school, om te schrobben en te worden misbruikt. Soms bij familie, maar soms ook in verre landen. Het mooie is dat wij hier met elkaar afspreken dat we onze stem gaan laten horen. Wijzelf, niemand anders. Dat hoeft voortaan niemand meer voor ons te doen."

Wat wel bijzonder is: niet iedereen heeft net als zij een eigen vakbond voor dienstmeisjes. De organisatie is nog jong: pas opgericht op 15 oktober 2006. Marcolina: "De FNV steunt al drie jaar het project IPROFOTH. Met dat geld hebben we voorlichting en scholing gegeven over de Peruaanse wet van 30 juni 2003 voor Domestic Workers (huishoudelijk personeel), waar ook dienstmeisjes onder vallen. Daardoor zijn we ook gaan nadenken over het organiseren van deze groep. Het zijn er zoveel in Peru. Ik denk dat het er wel 600 duizend zijn, misschien wel 10 procent van de beroepsbevolking. Niemand kent de echte getallen, want de laatste volkstelling was niet erg goed. Met een eigen organisatie kunnen we onze relatie met het ministerie van Werkgelegenheid formaliseren. Er zijn 160 arbeidsinspecteurs in Peru, maar die hebben geen aandacht voor onze problemen. We willen zelf controleren, als we klachten horen. We willen ook helpen als er meisjes ontslagen worden, of als meisjes hun salaris niet hebben gekregen. Ook jongens trouwens, want er zijn ook jongetjes die in huizen van rijke mensen, als tuinman en zo. We willen conflicten formeel kunnen aandragen."

En dat gaat lukken?

Marcolina kijkt bezorgd: "De nieuwe regering probeert ons af te schilderen als terroristen. Alsof we aanhangers zijn van het Lichtend Pad (een Peruaanse guerrillabeweging die weer actiever is in de bergen), om mensen angst voor ons aan te jagen."

Waar woon je nu?

"Mijn zuster heeft een huis gehuurd. Daarin hebben mijn zoon en ik nu een kamertje."

En werk je ook nog steeds als dienstmeisje?

"Ja, ik heb een mevrouw gevonden die het goed vindt dat ik tijd besteed aan de problemen van dienstmeisjes en probeer te helpen. Ze geeft mij daar de ruimte voor."

10 november 2006