datum: 25-11-2006 / bericht: 1 van 26
Toekomst bondsafdelingen: tussen idealisme en realisme
"We willen als bond aan de basis werken. En er is geen staking gewonnen zonder de plaatselijke afdelingen. Maar we moeten ook eerlijk de problemen benoemen. Er zijn minder afdelingen actief. De gemiddelde leeftijd van het afdelingskader stijgt, want jongeren zetten zich liever in voor een kortlopende activiteit dan voor een bestuur." Zo kenschetst algemeen secretaris Ruud Baars van FNV Bouw de dilemma's van het plaatselijke vakbondswerk. Idealisme: in elke plaats moet de bond zichtbaar vertegenwoordigd zijn. Realisme: dat redden we niet, op termijn zeker niet. Het gaat veel kaderleden ter harte: 190 mensen kwamen op zaterdag 25 november naar de conferentie 'Toekomst van de A-lijn' in Nieuwegein. De discussie draagt bij aan de besluiten die de jaarvergadering van de bondsraad in juni 2007 moet nemen.
Plaatselijk vakbondswerk moet goed van kwaliteit zijn. Het omvat zowel individuele hulp aan leden als collectieve belangenbehartiging, bijvoorbeeld als de afdeling van FNV Bouw de gemeente om een leerlingbouwplaats vraagt. Niet minder belangrijk is 'binding': vriendschappelijk contact met collega's.
Afdelingen bereiken uitkeringsgerechtigde en oudere leden het best. Bij jongeren is dat veel moeilijker, al slagen sommige afdelingen daar uitstekend in. Vrouwen en medelanders worden niet bereikt. Ook andere sectoren dan de bouw hangen er een beetje bij: woningcorporaties, schilders en stukadoors, meubel en hout. Vaak houden afdelingen themabijeenkomsten, zoals loonstrookjes lezen, informatie over levensloopregeling en spaarloon, over pensioenen of erfrecht, ww en vorstverlet. Afdelingsbesturen stellen echter vast dat ze soms moeite met de organisatie hebben, maar dat er vaak ook te weinig mensen op af komen. Ze slaan dus de handen ineen en organiseren dit soort activiteiten met meerdere afdelingen gezamenlijk, op een centrale plek. Of ze tillen dit werk meteen naar het niveau van het district. 'De belangstelling hangt van het onderwerp af', waarschuwt iemand; anderen menen juist 'dat mensen niet te mobiliseren zijn'.
Zijn afdelingen in staat om voldoende kaderleden te werven? Nee, is het antwoord: 'We kunnen wel mensen vragen voor concrete afgebakende taken, maar niet voor een bestuursfunctie.' Een mogelijke oplossing draagt bestuurder Margreet Jansen van FNV Bondgenoten aan: "Houd op met zoeken naar afdelingsbestuurders en zoek mensen die het interessant vinden om een themabijeenkomst te organiseren. Die vind je wél." Tweede punt van Margreet Jansen, ook door veel afdelingsbestuurders van FNV Bouw aangedragen: "Over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning houden de Vakcentrale FNV, Bondgenoten, AbvaKabo én Bouw allemaal eigen bijeenkomsten. Liefst in één week. Bundel dat!"
Lastig vinden de plaatselijke hulpverleners, de vraagbaken, het dat sommige leden ook met eenvoudige vragen meteen naar de vakbondsconsulent gaan, een kantoor op districtsniveau. 'Stuur je ze terug naar de vraagbaak?', wil een afdeling weten. 'Nee', zegt een andere afdeling, 'wij helpen de vakbondsconsulent. Daar steken we zelf veel van op.' Iemand merkt op dat leden zelf bepalen bij wie ze hun vragen stellen. Ook op de steiger heeft iedereen een mobieltje, dus een telefoontje naar de Vakbondstelefoon 0900 FNV Bouw is vaak gemakkelijker dan de gang naar de plaatselijke afdeling. Jongeren maken ook steeds meer gebruik van internet. Dat soort ontwikkelingen gaat alleen maar door. Afdelingen vragen zelf om meer en betere informatie van de bond op internet. En ze willen goede ondersteuning vanuit het werkapparaat: opleiding en begeleiding. Regiobestuurders moeten tijd en aandacht aan hun district besteden. "Maar het moet geen folklore worden", zegt Ruud Baars tot slot. "De afdelingen moeten moderniseren, op een andere manier gaan werken en mensen werven voor klussen." Maar gestaag gaat het in de richting van dertig vakbondscentra.
a.p.
Binnenkort meer beeld en verslag op
FNV Bouw