Partij van de Arbeid


Den Haag, 17 januari 2007


Bijdrage van het lid Van der Veen(PvdA) aan de begrotingsbehandeling van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


(30 800 XVI) 1e TK


(GESPROKEN WOORD GELDT)


1.Visie Zorg Terug naar de spreekkamer en het bed


In de gezondheidszorg gaat het uiteindelijk over drie zaken. Krijgt de patiënt de hulp die hij of zij nodig heeft op tijd tegen een aanvaardbare prijs en van goede kwaliteit. Daarvoor is geld nodig regelgeving maar vooral hulpverleners die deskundig en gemotiveerd die zorg leveren. Ik zeg dat zo nadrukkelijk omdat het de laatste jaren vooral is gegaan over twee grote veranderingstrajecten in zorg. Cure: stelselwijziging, Care: modernisering AWBZ. Daarnaast de sector rakend, de invoering van de WMO.
Wij pleiten wat betreft stelselwijzigingen voor rust aan het front. Dat geldt met name ook de AWBZ. Wacht eerst af hoe de WMO en de geplande overgang van de GGZ zich ontwikkelen. Leg in de komende periode vooral de nadruk op kwaliteit en motivatie.


2.Kwaliteit

De afgelopen jaren is te weinig aandacht besteed aan de kwaliteit van de zorg en de motivatie van hulpverleners.
En dat wreekt zich. Hulpverleners laten in toenemende mate weten dat zij zich onvoldoende gewaardeerd en gerespecteerd voelen. Zij hebben het gevoel dat alle veranderingen los staan van de zaken waar zij mee bezig zijn.
In de verkiezingstijd heeft de PvdA onderzoek gedaan in een groot aantal verpleeghuizen onder de verpleegkundigen en verzorgenden. Een ding is daarbij heel duidelijk geworden men vindt dat men te weinig tijd heeft om aandacht aan de patiënten te besteden. Dat is van invloed op de kwaliteit en dat wordt bevestigd door het rapport van IGZ wat kortgeleden is verschenen. Uit dit rapport blijkt dat de zorg bij veel instellingen nog steeds niet op het gewenste niveau is. Cynische bijkomstigheid is dat op het gebied van de administratie goed gefunctioneerd wordt.
In het gisteren verschenen interview met de IG in NRC geeft hij aan dat het toezicht van de inspectie op de zorg te kort schiet. En hoewel hij aangeeft dat markt tot betere zorg kan leiden geeft hij ook aan dat met name bij de huishoudelijke zorg risico's optreden bij openbare aanbestedingen.
Wij juichen de ontwikkelingen bij de inspectie zoals geschetst door de IG zeer toe. Wij zijn ervan overtuigd dat versterking van het geneeskundig toezicht een absolute voorwaarde is voor de verbetering van de kwaliteit van de zorg. Vindt de minister dat de Inspectie op dit moment voldoende capaciteit heeft voor een volwaardig en goed toezicht? En zo nee, waarom is daar dan niet op geanticipeerd? Ik ga er van uit dat de minister zijn IG volgt en de capaciteit van de IGZ gaat uitbreiden. Kan de minister aangeven hoe, met hoeveel en wanneer hij dat gaat doen? Graag een reactie van de minister.


3.Sociaal economische gezondheidszorg verschillen en preventie
Naast de kwaliteit is ook nauwelijks aangegeven welke doelstellingen nu met de stelselwijzigingen op het gebied van de gezondheidszorg behaald moeten worden. Er is dan ook nauwelijks aandacht voor sociaal-economische gezondheidsverschillen en ook preventie is een ondergeschoven kindje van dit kabinet. Ook de rekenkamer heeft gezegd dat de aanpak van de minister het risico heeft dat de doelstelling niet wordt gehaald. Is de minister tevreden over zijn preventieaanpak of ligt er een berg achterstallig onderhoud voor het volgende kabinet? Snel moet worden onderzocht of het mogelijk is preventie op recept binnen het basispakket te vergoeden. Een voorbeeld is obesitas bij kinderen. Convenanten op het gebied van overgewicht moeten een stevigere basis krijgen. Samen met zorgverzekeraars moeten verder bekeken worden op welke wijze zorgverzekeraars invulling geven aan preventie. Voor dementie geldt : óf we anticiperen óf we gaan zitten afwachten tot het probleem te groot wordt nog goed aan te kunnen pakken.. Het is aan het nieuwe kabinet gezondheidsdoelen te formuleren en preventie te stimuleren.


4.Regelgeving

Voorzitter al deze bestuurlijke drukte rond stelselwijzigingen is voor een groot deel losgezongen van de praktijk van alle dag en heeft geleid tot een regelgeving die voor een groot deel is gebaseerd op wantrouwen tussen partijen wat uiteindelijk zijn negatieve neerslag heeft op de uitvoering.
Een voorbeeld daarvan binnen de AWBZ

Binnen de AWBZ worstelen we met de vraag hoe we binnen het budgettaire kader toch de zorg kunnen leveren die nodig is. Daartoe wordt onafhankelijk geïndiceerd. Daarmee wordt het recht op zorg en de omvang van die zorg vastgelegd. Vervolgens verlenen de zorgverleners de zorg. De discussies gaan nu over de vraag is een onafhankelijke indicatiestelling niet te bureaucratisch en de vraag werken de instellingen wel efficiënt. Om, de zaak onder controle te krijgen is er een woud van regelgeving ontstaan die waarde in zichzelf heeft gekregen . Het middel is doel geworden. En voor dat we het weten zijn we een beleid aan het bouwen op schijnzekerheden.
In het spoeddebat op 20 december zijn een tweetal moties aan de orde geweest die aandacht vragen voor dit probleem.
Voorzitter wij verzoeken de staatssecretaris invulling te geven aan beide moties door een onderzoek in te laten stellen naar:
- de gang van zaken rond de indicatiestelling. Hoe gaat dat in de praktijk. Onafhankelijkheid, invulling van de indicatiestelling door de zorgaanbieders.
- De effectiviteit van de huidige regelgeving rond dit thema
Waarbij aangesloten kan worden bij de motie Kant. Wat gebeurd er in de periode tussen de indicatiestelling en het tijdstip waarop zorg wordt verleend.
- wat maakt dat de ene een AWBZ instelling beter werkt dan de andere.
Doel van het onderzoek moet zijn bouwstenen aan te dragen voor een eenvoudiger regelgeving die uitgaat van vertrouwen en die cliënten het doorzicht verschaft om op basis van keuzevrijheid daadwerkelijk te kiezen voor kwalitatieve en doelmatige zorg en de hulpverleners hulpverleners laat zijn m.a.w deskundigheid respecteert en motivatie stimuleert. Naar onze mening voorwaarde voor kwaliteit en doelmatigheid. Wacht overigens niet met het verder invullen van het voorgenomen beleid


5. WMO

Mijn fractie staat achter de invoering van de WMO. Wij zien de WMO als een belangrijke buurtwet. Steeds meer burgers voelen zich niet meer betrokken bij de samenleving. Met alle gevolgen van dien. Een wet die de nadruk legt op maatschappelijke participatie van burgers en daarvoor samenhang en binding aanbrengt op buurt en wijkniveau verdient alle steun. Wij hopen werkelijk dat de gemeentes met voortvarendheid de mogelijkheden die de wet biedt op dit terrein uitnut.
Toch passen een paar kritische kanttekeningen.
De WMO is niet bedoeld als een bezuiniging. Wij steunen de evaluatie. In recente brief heeft de staatssecretaris deze evaluatie toegezegd. Het SCP zal daar voor worden ingeschakeld. Waarom het SCP? Wij gaan er vanuit dat toezeggingen uit brief Ross worden verwezenlijkt.
Aparte aandacht voor overheveling huishoudelijke hulp vanuit AWBZ naar WMO. Ons bereiken berichten dat met name de wijze waarop een aantal gemeentes met het zogenaamde tenderen omgaan tot veel onrust leidt bij patiënten en hulpverleners. Ik verwijs ook naar wat ik daar eerder over heb opgemerkt nav het interview van de IG. Evaluatie moet voor 1 mei inzicht geven.
Discussie over al dan niet toereikende financiering over 2006 van de huishoudelijke zorg. Financiering van de huishoudelijke zorg dient gegarandeerd te worden en niet ten koste te gaan van de welzijnscomponent. Staatssecretaris wekt in haar brief de indruk dat door slim tenderen zelfs nog geld gevonden kan worden bij de huishoudelijke zorg wat kan worden aangewend voor andere onderdelen van de WMO. Wij gaan er vanuit dat er voldoende geld is voor huishoudelijke zorg. Ook dit vragen wij te monitoren en ons voor 1 mei daar uitsluitsel over te geven. Lukt het op gemeentelijk niveau om tot 1 loket te komen?


6. Jeugdzorg

De staatssecretaris heeft in 2006 incidenteel geïnvesteerd in het wegwerken van de wachtlijsten bij de zorgaanbieders en bij de AMK's. Deze ingreep is gefinancierd met een zorgbudget van één jaar. Als jeugdigen langer dan één jaar in zorg blijven, zal daar onvoldoende budget voor zijn. De PvdA wil dat uiterlijk juni 2007 is onderzocht of het budget 2007 voldoende toereikend is voor zowel de autonome groei als het na- ijleffect van de wachtlijstaanpak. De PvdA pleit er verder voor dat het Elektronisch Kinddossier en de Verwijsindex er zo snel mogelijk komen, evenals de Centrum voor Ouder en Kind.


Motie Timmer 2005?: uitbreiding ontmoetingsplaatsen in omgangshuizen voor ouder en kind. Stass heeft aangegeven dat zij de motie niet uitvoert omdat ze vooral vindt dat er op lokaal niveau zelf gekeken moet worden hoe (en of) men dit wil regelen. Graag ontvangen wij van de stass voor de behandeling van de wijziging van de begroting naar aanleiding van de voorjaarsnota een brief waarin zij aangeeft, na overleg met de gemeente, hoe zij dit met de gemeenten gaat oplossen.


7.Clienten- en consumentenorganisaties

Cliënten- en consumentenorganisaties zijn onmisbaar in het stelsel. De regelingen als de Wet Medezeggenschap Cliëntenraden en de subsidieregeling PGO fonds (patiëntenorganisaties, gehandicaptenorganisaties en ouderenbonden) moeten worden verbeterd. We verzoeken de minister zorg te dragen voor de verbetering van de (financieel) onafhankelijke positionering van de cliëntenraden.


Voor een adequate bedrijfsvoering van PGO-organisaties vindt de PvdA het noodzakelijk dat tijdig duidelijk wordt wat de consequenties zijn van de nieuwe financieringssystematiek voor het jaar 2008. Dit is nog steeds niet het geval. Daarom vindt de PvdA het tijdsbestek nu te kort om de nieuwe subsidieregeling zoals gepland op 1 januari 2008 in te laten gaan. We verzoeken de minister zorg te dragen voor het opstellen van een plan van aanpak voor de subsidieregeling PGO fonds zodat dit met ingang van 1 januari 2009 ingevoerd kan worden.


8. Tot slot

Onduidelijkheid over de extra productie van ziekenhuizen.
Hoe zit het met de extra productie van de ziekenhuizen? Wat zijn de effecten van de extra productie op de begroting van 2007? Met andere woorden wat laat deze minister eigenlijk achter?


Terugkomend op het beleid van de minister waarbij de nadruk vooral heeft gelegen op kostenbeheersing, wil ik de minster nog het volgende vragen: de PvdA hoort geluiden dat tussenpersonen zorgverzekeringen afsluiten waarvoor zij provisie ontvangen. Deze bedragen lopen van 100 tot 200 miljoen. Is de minster hiermee bekend en wat vindt hij hiervan? Wat is de ratio hierachter?


Met vriendelijke groet,


Chantal Linnemann

Secretaresse Voorlichting


Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid

Plein 2

K 104

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Tel: 070 318 2694

Fax: 070 318 2800

c.linnemann@tweedekamer.nl