abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
5 maart 2007 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
DGW2007/WV 248 30080-22
Onderwerp
Kamervragen
Geachte voorzitter,
Mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zend ik u hierbij de
antwoorden op de vragen van de vaste kamercommissie Verkeer en Waterstaat naar
aanleiding van de vijfde voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier.
1. Krijgt de Kamer in de volgende voortgangsrapportage inzicht in het toetskader
voor vastgoedaankoop?
Ja.
2. Waarom is het risico-element `tijdsdruk', waarvan in eerdere rapportage sprake
was, volledig weggevallen? Zijn alle vertragingsfactoren verdwenen?
In zevende en achtste voortgangsrapportage is gemeld dat planningsrisico's met name
voorkomen in de risicocategorie Bestuurlijke Keuzen. Dit betrof o.a. de noodzaak van
tijdige compensatie in het kader van de VHR en de uitvoeringsvolgorde. Deze risico's
bestaan nog steeds en zijn opgenomen in het risicoregister. Nu de PKB definitief is
vastgesteld kan geconstateerd worden dat de parlementaire behandeling langer heeft
geduurd dan waarin de oorspronkelijke planning van uit is gegaan. Voor een aantal
maatregelen betekent dit dat de tijdsdruk is toegenomen.
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
DGW2007/WV 248
3. Wanneer komt er duidelijkheid over de doorwerking van de EU-richtlijn met
betrekking tot grondwater?
Richtlijn 2006/118/EG (Grondwaterrichtlijn) is op 19 januari jl. in werking getreden.
Lidstaten moeten de richtlijn binnen twee jaar in nationale wetgeving hebben
omgezet. Inmiddels is in Nederland het implementatieproces in gang gezet. De
juridische omzetting zal voornamelijk gebeuren via de Wet milieubeheer (AmvB
Kwaliteitseisen en monitoring water). Daarbij zal dan ook duidelijkheid komen over de
Nederlandse invulling van de uitzonderingsbepaling in de richtlijn voor werken in het
kader van rivierruiming.
4. Wat wordt verstaan onder: "Het optimaliseren van maatschappelijk draagvlak
voor de alternatieven?" Welke alternatieven worden hier bedoeld?
Tijdens het ontwerpproces zijn ongeveer 600 alternatieve maatregelen bekeken en
onderzocht. Bij de uiteindelijke selectie van 39 maatregelen uit deze 600 alternatieven
heeft ook het maatschappelijk draagvlak een belangrijke rol gespeeld.
5. In hoeverre vindt er hier ook afstemming plaats met de overheidsprogramma's
Kaderrichtlijn Water (KRW) en WB21? Hoe krijgt deze afstemming in de praktijk
vorm?
Bij zowel de aanpak van de WB21-opgave, de implementatie van de KRW als het
ontwerp en uitvoering van de PKB Ruimte voor de Rivier wordt voortdurend de
samenhang en interactie in ogenschouw genomen. De samenhang tussen WB21 en de
PKB is beperkt. WB21 richt zich namelijk op de beschikbaarheid van water (niet te veel
en niet te weinig). Bij het bepalen van de WB21-opgave is ook gekeken naar de
mogelijkheden van het hoofdwatersysteem (waaronder de rivieren) om de
beschikbaarheid van water te optimaliseren. Verder wordt via maatregelen in het
regionale systeem op basis van de trits vasthouden-bergen-afvoeren afwenteling op
het hoofdwatersysteem voorkomen.
De samenhang tussen de implementatie van de KRW en de PKB is veel groter. Over
de KRW is in de PKB o.a. opgenomen: "In het algemeen kan worden gesteld, dat het
geven van meer ruimte aan de rivier in belangrijke mate bijdraagt aan het ecologische
herstel van rivieren. Bij de uitwerking van de morfologische maatregelen in het
stroomgebiedbeheersplan 2009-2015 is de besluitvorming in het kader van deze PKB
voor de Rijntakken het uitgangspunt. Binnen de randvoorwaarden van de PKB zal er
bij de nadere uitwerking en de uitvoering van de verschillende projecten wel moeten
worden gestreefd naar verdere optimalisatie van de bijdrage die aan de KRW-doelen
kan worden geleverd."
Dit betekent dus dat tijdens de planstudiefase door de verschillende initiatiefnemers
nadrukkelijk moet worden gezocht naar de mogelijkheden om via het nadere ontwerp
per maatregel ook bij te dragen aan de implementatie van de KRW in het
rivierengebied. Het resultaat zal worden beoordeeld door de bewindspersoon van
V&W die verantwoordelijk is voor het nemen van de projectbesluiten per maatregel.
---
DGW2007/WV 248
6. Wanneer kan de tweede tranche, waarin het rivierengebied opgenomen is,
verwacht worden? Wat is de tijdsplanning?
De nadere afstemming over de ontwerp-aanwijzingsbesluiten voor het rivierengebied
moet nog worden afgerond. De planning is de ontwerp-aanwijzingsbesluiten in de
loop van 2007 te publiceren.
7. Waar ligt de eindverantwoordelijkheid voor het bewaken van de samenhang van
de communicatie? Ligt dit bij de Programmadirectie? Zo ja, wat is de beschikbare
capaciteit voor centrale communicatie? Wordt deze ook uitbesteed aan derden?
Hoe vindt de afstemming plaats tussen centrale en afzonderlijke projecten?
De eindverantwoordelijkheid voor de programmabrede communicatie over Ruimte
voor de Rivier en het bewaken van de onderlinge samenhang in alle communicatie-
uitingen ligt bij de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier. Voor de
communicatiefunctie is binnen de Programmadirectie 1,6 fte beschikbaar waarbij
gebruik gemaakt wordt van externe ondersteuning.
In de met initiatiefnemers afgesloten Bestuursovereenkomsten zijn afspraken gemaakt
over ondersteunen en kaders gesteld ten aanzien van de communicatie. De
Programmadirectie ziet o.a. via kwartaalrapportages, kwartaalgesprekken en audits
toe op de naleving van de gemaakte afspraken en levert desgevraagd advies.
8. Welke ontwikkelingen maken het noodzakelijk de structuur van communicatie aan
te passen? Op basis van welke lessen gebeurt dit? Op welke manier zal de
communicatiestructuur worden aangepast en vormgegeven en op welke termijn?
Omdat het programma Ruimte voor de Rivier in een andere fase is gekomen met de
vaststelling van de PKB, is aanpassing van de communicatiestrategie noodzakelijk.
In de PKB-fase werd de communicatie vanuit de Projectorganisatie voorbereid en
uitgevoerd. In de planstudiefase wordt de communicatie op programmaniveau
vormgegeven door de PDR en op maatregelniveau door de initiatiefnemer. Dit is in lijn
met de sturingsfilosofie van het programma. Het uitgangspunt daarbij is dat de
Initiatiefnemer binnen de gestelde kaders vrij is de communicatie zodanig (in) te
richten dat deze aansluit bij de lokale behoeften.
9. Kunt u in de volgende voortgangsrapportage nader ingaan op de overeenkomsten
van de diverse nieuwe koploperprojecten, die door de behandeling in de Kamer
waren opgeschort?
Ja.
---
DGW2007/WV 248
10. Kunt u nader ingaan op de inzet en ondersteuning van het zogenaamde
kwaliteitsteam? Op basis van welke kaders heeft dit team het project Noordwaard
getoetst? Gaat dit team voor meerdere projecten worden ingezet? Zo ja, welke?
Zo neen, waarom niet?
Het Ruimtelijk Kwaliteitsteam, onder voorzitterschap van de Rijksadviseur voor het
Landschap en lid van het College van Rijksadviseurs, Dirk Sijmons, is in oktober 2006
opgericht en heeft als taak het borgen van de ruimtelijke kwaliteit in de PKB-
planstudies.
Dit team zal op drie momenten in de planstudiefase een concept besluit voorzien van
een advies; bij het uitbrengen van de startnotitie, bij het SNIP2A besluit en bij het
SNIP3 besluit. Hierbij zal zij adviseren over het behoud en de versterking van de
ruimtelijke kwaliteit in relatie tot de veiligheid. In een vroegtijdig stadium is het advies
intercollegiaal en ondersteunend aan de planvorming, op het moment van de keuze
van het voorkeursalternatief heeft het advies het karakter van een vakmatige
beoordeling. Het eindadvies is toetsend. Vanuit de inhoud zal het advies zich
uitstrekken van het ontwerp tot de uitvoerbaarheid en de duurzaamheid van het plan.
Innovatieve en nieuwe ontwikkelingen krijgen hierbij bijzondere aandacht.
Het Ruimtelijk Kwaliteitsteam opereert binnen de kaders van de PKB en zal te zijner
tijd gebruiken maken van de Handreikingen Ruimtelijke Kwaliteit per riviertak.
Momenteel wordt onder leiding van de provincie Overijssel gewerkt aan de
Handreiking Ruimtelijk Kwaliteit voor de IJssel.
Het Ruimtelijk Kwaliteitsteam adviseert vanuit deze achtergrond op basis van haar
expertise.
Het project Noordwaard is één van de projecten waarover het Ruimtelijk
Kwaliteitsteam advies heeft uitgebracht. Het Ruimtelijk Kwaliteitsteam gaat naar
verwachting haar advies geven over alle PKB-maatregelen.
11. Is de strategie rond de aankoop van grond bij de Overdiepse Polder al afgerond?
Wat zijn de financiële afspraken tussen de provincie Noord-Brabant en het Rijk als
het gaat om de aankoop van grond ten behoeve van de Overdiepse Polder?
De aankoopstrategie van de Overdiepse Polder is in oktober 2006 in goed overleg
tussen provincie en Rijk vastgesteld. Daarmee zal het Rijk de volledige kosten van de
aankoop vergoeden conform de door de provincie Noord-Brabant opgestelde
aankoopstrategie en de daarin opgenomen uitgangspunten. Eventuele opbrengsten
zullen terugvloeien naar het Rijk.
---
DGW2007/WV 248
12. Wanneer dient er uiterlijk met de planstudie bij het Project `Ruimte voor de Rivier'
te zijn begonnen?
In de PKB Ruimte voor de Rivier is geen afspraak over de start van een planstudie
vastgelegd, wel is aangegeven wanneer een planstudie moet worden afgerond. Zie
"Bijlage, blad 1: Maatregelen Basispakket". In de kolom "projectbesluit uiterlijk" staat
wanneer een planstudie een projectbesluit opgeleverd moet hebben. Intentie is om
voor de meeste maatregelen in 2007 te starten met de planstudies.
13. Op welke wijze denkt de gemeente Gorinchem dat er koppeling mogelijk is, onder
andere met de aanpak van de A27? Hoe denkt u over deze koppelingen?
Gelijktijdig met de planstudie voor de Ruimte voor de Riviermaatregel
Uiterwaardvergraving Avelingen is de planstudie voor verbetering van de A27 van
gestart. De planstudies raken elkaar op twee manieren.
Ten eerste speelt dat beide projecten elkaar fysiek raken bij de Merwedebrug,
onderdeel van de A27. De uiterwaardvergraving loopt onder de Merwedebrug door,
met als gevolg dat enkele pijlers die nu nog op het voorland rusten straks in het water
staan. Om in de nieuwe situatie de huidige draagkracht te behouden zullen deze
pijlers moeten worden versterkt. In de planstudie voor de A27 zal worden onderzocht
welke aanpassingen aan de Merwedebrug moeten worden verricht met het oog op
een betere verkeersdoorstroming. Ambtelijk overleg tussen beide planstudies is erop
gericht om beide plannen op elkaar af te stemmen vanwege efficiëntie en het
vermijden van desinvesteringen.
Ten tweede speelt dat de gemeente Gorinchem in overleg is met VenW over een
afslag van de A27 aan de noordzijde van Gorinchem naar een toekomstig
bedrijventerrein. De door de Uiterwaardvergraving Avelingen vrijkomende grond kan
worden benut om het nieuwe bedrijventerrein bouwrijp te maken. Door de
uiterwaardvergraving te koppelen aan de aanleg van het bedrijventerrein kunnen
kosten in beide projecten worden bespaard.
In beide planstudies zullen de bovengenoemde raakvlakken tussen de projecten
worden onderzocht met nadrukkelijk aandacht voor mogelijkheden voor tijd en
kostenbesparing.
14. Wanneer wordt er een start gemaakt met de uiterwaardvergraving Meinerswijk?
Welke wensen van de gemeente Arnhem staan een start in de weg?
Ook voor de Uiterwaardvergraving Meinerswijk zal een planstudie gestart moeten
worden. Verwachting is dat de gemeente Arnhem daarbij het voortouw zal nemen. De
gesprekken hierover zijn gaande. De gemeente Arnhem beziet momenteel wat haar
---
DGW2007/WV 248
eigen plannen zijn met dit gebied en zal naar verwachting, afhankelijk van de te
maken keuze, daadwerkelijk het voortouw nemen bij planstudie.
15. Krijgt de Kamer ook inzicht in de haalbaarheidstudies van alternatieve maatregelen
zoals de hoogwatergeul bij Zutphen en Kampen? Zo neen, waarom niet?
Bij de parlementaire behandeling van de PKB in de 2e Kamer en de 1e Kamer heb ik
toegezegd om vanuit V&W de processen om te komen tot alternatieven bij Kampen
en Zutphen te ondersteunen. Ik vind het daarbij van belang dat het initiatief bij de
regionale partijen blijft. Vanuit die insteek wil ik in de halfjaarlijkse rapportages aan de
Kamer u ook op de hoogte houden van de stand van zaken van deze alternatieven.
Daarbij ben ik natuurlijk afhankelijk van de informatie die ik krijg aangeleverd vanuit
respectievelijk de provincie Overijssel voor het alternatief bij Kampen en provincie
Gelderland en de gemeente Zutphen voor het alternatief bij Zutphen.
16. Wanneer verwacht u meer duidelijkheid over het kasritme ná 2010?
Het kasritme wordt in belangrijke mate bepaald door de werkzaamheden in de
realisatiefase. Hier vinden de grote uitgaven plaats op het gebied van onder andere
grondverzet en de aanleg van kunstwerken. Over de start van de realisatie op
maatregelniveau ontstaat meer duidelijkheid aan het eind van het planstudiefase. Dat
laat onverlet dat te allen tijde fluctuaties zullen voorkomen die niet al jaren vooraf zijn
te voorzien. Daarom zal alleen voor de eerstkomende vijf jaar conform de bestaande
begrotingssystematiek (inclusief het lopende jaar) een precies bedrag in de begroting
worden opgenomen.
17. Wie is binnen de Nederlandse overheid verantwoordelijk voor de interpretatie en
de uitvoering van de vigerende EU grondwaterrichtlijn? Hoe ziet dit proces van
interpretatie er nu uit en wie hebben welke verantwoordelijkheden in dit proces?
De Minister van VROM is primair verantwoordelijk voor de implementatie van de
Grondwaterrichtlijn. De juridische omzetting en de praktische implementatie zullen in
overleg met het ministeries van V&W en LNV geschieden. Voorts worden het IPO, de
Unie van waterschappen en de VEWIN betrokken. Hierbij wordt zo veel mogelijk
aangesloten bij de proces- en werkstructuur van het Landelijk Bestuurlijk Overleg
Waterbeheer. In dit verband verwijs ik naar de Decembernota 2006.
18. Wanneer kunt u duidelijkheid geven over kostenbesparingen omtrent reeds
opgekochte staatgronden?
Ik ben in overleg met het ministerie van Financiën over deze kostenbesparingen. Ik
hoop hierover zo spoedig mogelijk duidelijkheid te kunnen geven.
---
DGW2007/WV 248
19. Waarom zijn de kosten voor de provinciale heffingen op stortplaatsen
toegenomen ten opzichte van de vorige rapportage?
De hoogte van de bedragen die onder de risicocategorie bestuurlijke keuzen zijn
opgenomen gaat in de achtste voortgangsrapportage uit van prijspeil 1e helft 2005.
Voor de zevende voortgangsrapportage is dit gedaan voor het prijspeil 2e helft 2003.
De verschillen zijn derhalve het gevolg van de indexering en niet van inhoudelijke
aard.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
mw. J.C. Huizinga-Heringa
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat