Maximering omvang maatmanuren. Onverbindendverklaring artikelen
Schatttingsbesluit 2004 voor zover het beginsel van feitelijke
inkomstenderving wordt verlaten
Utrecht, 5 maart 2007 - Maximering van de omvang van het aantal uren
van de maatman tot 38. Uit de tekst van artikel 18 van de WAO en de
geschiedenis van totstandkoming van die wet leidt de Raad af dat de
wetgever heeft beoogd dat de vaststelling van de mate van
arbeidsongeschiktheid zo veel als mogelijk geschiedt aan de hand van
het feitelijk verlies van de mogelijkheden inkomsten te verwerven als
gevolg van ziekten of gebreken. Hierbij dient een reële bepaling van
de resterende verdiencapaciteit plaats te vinden en dient recht gedaan
te worden aan de omvang van de maatmanfunctie. Nadere en afwijkende
regels in het Schattingsbesluit dienen te strekken tot vaststelling
van de feitelijke inkomensschade. In het Schattingsbesluit 2004 is
voor degenen die langer werkzaam waren dan 38 uur niet gekozen voor
een systematiek waarin de vaststelling van de feitelijke
inkomensschade centraal staat. De regelgever heeft in het
Schattingsbesluit het bepaalde in artikel 18, eerste lid, van de WAO
miskend en heeft een regeling getroffen die het uitgangspunt dat
aansluiting dient te worden gezocht bij het feitelijke (reële) verlies
aan verdienvermogen aantast. Voor zover in de artikelen 9 en 10 van
het Schattingsbesluit 2004 het beginsel van de feitelijke
inkomstenderving wordt verlaten wordt dit onverbindend verklaard.
LJ Nummer
AZ9652
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 5 maart 2007 Naar boven
Gerechtelijke organisatie